21.4.De voorzieningenrechter ziet verder in het betoog van eisers geen aanleiding voor het oordeel dat de hoogte van de dwangsom onredelijk is. Het college heeft de hoogte van € 15.000,- en het mogelijk ineens verbeuren van dat bedrag in overeenstemming met het beleid vastgesteld. Eisers hebben dat beleid niet betwist. Evenmin hebben eisers onderbouwd waarom het college in dit geval niet overeenkomstig dat beleid mocht handelen. Gesteld noch anderszins gebleken is dat handelen overeenkomstig het beleid voor eisers gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met het beleid te dienen doelen.
22. Deze beroepsgrond slaagt niet.
23. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de last onder dwangsom in stand blijft. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.
24. Wel ziet de voorzieningenrechter, gelet op het belang van eisers om niet direct na deze uitspraak geconfronteerd te worden met een mogelijke verbeurte van een dwangsom, aanleiding om op grond van artikel 8:72, vijfde lid, van de Awb een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter ziet aanleiding om de voorlopige voorziening te treffen dat de begunstigingstermijn genoemd in de brief van het college van 13 februari 2024 met terugwerkende kracht wordt verlengd tot veertien dagen na verzending van deze uitspraak.
25. Omdat het beroep ongegrond is en in de bodemprocedure al een voorlopige voorziening wordt getroffen, bestaat er geen aanleiding het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak met het nummer LEE 24/3683 toe te wijzen.
De voorzieningenrechter:
- verklaart het beroep ongegrond;
- treft de voorlopige voorziening dat de begunstigingstermijn voor de aan
eisers opgelegde last onder dwangsom met terugwerkende kracht wordt
verlengd tot veertien (14) dagen na verzending van deze uitspraak.
De voorzieningenrechte wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Hardenberg, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. R.A. Schaapsmeerders, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 4 oktober 2024.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen. Tegen deze uitspraak voor zover deze gaat over de voorlopige voorziening staat geen hoger beroep open.
Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving
Algemene wet bestuursrecht (Awb)Artikel 8:72
[…]
5. De bestuursrechter kan zo nodig een voorlopige voorziening treffen. Daarbij bepaalt hij het tijdstip waarop de voorlopige voorziening vervalt.
Bestemmingsplan “Rohel”
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
[…]