ECLI:NL:RBNNE:2024:3989

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
10 oktober 2024
Publicatiedatum
10 oktober 2024
Zaaknummer
18-293477-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan oplichting met aanzienlijke termijnoverschrijding in strafvervolging

Op 10 oktober 2024 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan medeplichtigheid aan oplichting. De zaak betreft een periode van 15 november 2016 tot en met 30 april 2018, waarin de verdachte samen met een medeverdachte en onbekende personen op internet goederen aanbood die zij niet konden leveren. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van een aanzienlijke termijnoverschrijding in de strafvervolging, maar dat dit niet leidde tot de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie. De verdachte, die op het moment van de feiten 17 jaar oud was, werd bijgestaan door haar advocaat en heeft tijdens de verhoren bij de politie volledig bekend. De rechtbank overwoog dat de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een verstandelijke beperking en een autismespectrumstoornis, in strafmatigende zin moesten worden meegewogen. Uiteindelijk besloot de rechtbank, met toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, dat er geen straf of maatregel opgelegd hoefde te worden, gezien het tijdsverloop en de omstandigheden van de verdachte. Daarnaast zijn er verschillende benadeelde partijen die schadevergoeding hebben gevorderd, waarvan een aantal vorderingen zijn toegewezen en andere niet-ontvankelijk zijn verklaard.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/293477-21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 10 oktober 2024 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1999 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 26 september 2024. Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.W. Bouwman, advocaat te Groningen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. T. Pitstra.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
[medeverdachte] en/of een of meer onbekende personen in of omstreeks de periode van 15 november 2016 tot en met 30 april 2018 te Groningen, althans in Nederland (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door één of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, hierna te noemen aangevers/gedupeerden, te weten:
a. a) [slachtoffer 1] ( 126,95,50 voor Kitchen Aid, aangifte 28)
[slachtoffer 2] ( 130,- voor een hoofdtelefoon Sony, aangifte 41)
[slachtoffer 3] ( 150,- voor een mobicool (koelbox), aangifte 49)
[slachtoffer 4] ( 157,- voor een Kitchen Aid, aangifte 53)
[slachtoffer 5] ( 156,95 voor een miele Complete C3 Cat & Dog, aangifte 61)
[slachtoffer 6] ( 120,- voor een robotstofzuiger, aangifte 68)
[slachtoffer 7] ( 322,- voor een Oculus rift, aangifte 82)
[slachtoffer 8] ( 176,95 voor een Wii, aangifte 86)
heeft/hebben bewogen tot de afgifte van bovengenoemde geldbedrag(en), in elk geval van enig goed, hebbende die [medeverdachte] en/of diens mededader(s) toen aldaar (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
  • zich voorgedaan als aanbieder(s) en/of verkoper(s) van bovengenoemde goederen, op de internetsite Marktplaats.nl en/of
  • gebruik gemaakt van de/een (valse) identiteit
  • zich voorgedaan als bonafide verkoper(s) en/of
  • de indruk gewekt dat die [medeverdachte] en/of die onbekende perso(o)n(en) bovengenoemde goederen in het bezit had(den) en/of kon(den) leveren
  • voornoemde aangevers/gedupeerde voorgehouden/beloofd dat die [medeverdachte] en/of die onbekende perso(o)n(en) bovengenoemde goederen zoud(en) leveren na betaling/overschrijving op het rekeningnummer van die [medeverdachte] en/of die onbekende perso(o)n(en)
terwijl die [medeverdachte] en/of die mededader(s) niet in het bezit was/waren van voornoemde goederen en/of die goederen niet kon(den) leveren, waardoor bovengenoemde aangever(s) (telkens) werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks 21 november 2016 tot en met 30 april 2018, te Groningen, althans in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door (een of meer) pinpasje(s) en/of (een of meer) bankrekening(en) te regelen en/of (door derden) beschikbaar te laten stellen.

Ontvankelijkheid van de officier van justitie

Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat er sprake is van een ernstige schending van de redelijke termijn ex artikel 6 EVRM. Volgens de raadsvrouw vangt de redelijke termijn aan op 17 oktober 2018, de dag dat verdachte is aangehouden en voor het eerst is verhoord. Gedurende het begin van de ten laste gelegde periode was verdachte nog minderjarig, waardoor de redelijke termijn nog korter is dan bij volwassenen. Onder verwijzing naar een vonnis van de
rechtbank Amsterdam (ECLI:NL:RBAMS:2022:4199) stelt de raadsvrouw dat er sprake is van een onherstelbare inbreuk op het recht op een eerlijk proces. Verdachte kan geen vragen meer beantwoorden, omdat ze vanwege het tijdsverloop zich de feiten niet goed meer kan herinneren. Dit brengt schade toe aan haar zaak. Er is een dusdanige inbreuk op het recht op een eerlijk proces door het tijdsverloop, dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de redelijke termijn aanvangt in november 2021, op het moment dat de strafbeschikking aan verdachte werd uitgevaardigd. Verdachte was van de ten laste gelegde periode slechts twee maanden minderjarig, voor het overgrote deel was verdachte meerderjarig. Verdachte heeft bij de politie een gave bekentenis afgelegd. De officier van justitie verwijst naar jurisprudentie van de Hoge Raad waaruit volgt dat indien sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn, dit niet leidt tot de niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in de strafvervolging, ook niet in uitzonderingsgevallen. De officier van justitie ziet geen onevenredige schade die aan verdachte is toegebracht door het tijdsverloop.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat volgens vaste rechtspraak een overschrijding van de redelijke termijn niet leidt tot de niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in de strafvervolging, ook niet in uitzonderingsgevallen. Dit uitgangspunt geldt ook bij jeugdigen. Naar het oordeel van de rechtbank is het feit dat verdachte zich nog weinig kan herinneren van de ten laste gelegde periode onvoldoende zwaarwegend om een schending van het recht op een eerlijk proces aan te nemen. De rechtbank acht daarbij van belang dat verdachte het ten laste gelegde tijdens de verhoren bij de politie volledig heeft bekend. Naar het oordeel van de rechtbank is de officier van justitie dan ook ontvankelijk in de strafvervolging.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het ten laste gelegde feit, met uitzondering van hetgeen is opgenomen onder h.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 10 juli 2018, opgenomen op pagina 28 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2018241181 d.d. 4 januari 2019, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 10 juli 2018, opgenomen op pagina 41 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 10 juli 2018, opgenomen op pagina 49 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 3] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 10 juli 2018, opgenomen op pagina 53 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 4] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 10 juli 2018, opgenomen op pagina 61 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 5] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 10 juli 2018, opgenomen op pagina 68 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 6] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 10 juli 2018, opgenomen op pagina 82 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 7] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 17 oktober 2018, opgenomen op pagina 132 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [verdachte] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 20 november 2018, opgenomen op pagina 138 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [verdachte] .

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
[medeverdachte] in de periode van 15 november 2016 tot en met 30 april 2018 in Nederland telkens met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen telkens door het aannemen van een valse hoedanigheid, hierna te noemen aangevers, te weten:
a. a) [slachtoffer 1] ( 126,95 voor Kitchen Aid)
[slachtoffer 2] ( 130,- voor een hoofdtelefoon Sony)
[slachtoffer 3] ( 150,- voor een mobicool (koelbox))
[slachtoffer 4] ( 157,- voor een Kitchen Aid)
[slachtoffer 5] ( 156,95 voor een Miele Complete C3 Cat & Dog)
[slachtoffer 6] ( 120,- voor een robotstofzuiger)
[slachtoffer 7] ( 322,- voor een Oculus rift)
heeft bewogen tot de afgifte van bovengenoemde geldbedragen, hebbende die [medeverdachte] toen aldaar telkens met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk
  • zich voorgedaan als aanbieder van bovengenoemde goederen, op de internetsite Marktplaats.nl en
  • gebruik gemaakt van een valse identiteit
  • zich voorgedaan als bonafide verkoper en
  • de indruk gewekt dat die [medeverdachte] bovengenoemde goederen in het bezit had en kon leveren
  • voornoemde aangevers voorgehouden dat die [medeverdachte] bovengenoemde goederen zou leveren na betaling op het rekeningnummer van die [medeverdachte]
terwijl die [medeverdachte] niet in het bezit was van voornoemde goederen en die goederen niet kon leveren, waardoor bovengenoemde aangevers telkens werden bewogen tot bovenomschreven afgifte,
bij het plegen van welk misdrijf verdachte in 21 november 2016 tot en met 30 april 2018 te Groningen, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door een pinpasje en een bankrekening beschikbaar te stellen.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
medeplichtigheid aan oplichting, meermalen gepleegd.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde feit schuldig wordt verklaard, zonder oplegging van straf.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor de toepassing van artikel 9a Sr.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de eventuele straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het reclasseringsrapport d.d. 29 juni 2023, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan medeplichtigheid aan oplichting, door haar bankgegevens ter beschikking te stellen aan haar beste vriend, terwijl ze wist dat hij daarmee fraude pleegde via Marktplaats. Verdachte heeft financieel geprofiteerd van de oplichting en heeft door haar handelen individuele kopers financieel benadeeld.
Verdachte heeft schade toegebracht aan het vertrouwen dat in het online handelsverkeer aan elkaar moet kunnen worden gesteld. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat zij hier geen oog voor heeft gehad en enkel heeft gehandeld uit eigen financieel gewin.
Verdachte was aan het begin van de bewezen verklaarde periode minderjarig, te weten 17 jaar oud. Het merendeel van de bewezen verklaarde periode was verdachte echter meerderjarig. Gelet hierop gaat de rechtbank bij de strafoplegging uit van de toepassing van het volwassenenstrafrecht.
Uit de justitiële documentatie van verdachte blijkt dat verdachte sinds het bewezenverklaarde feit niet meer in aanraking is gekomen met justitie voor soortgelijke feiten. Daarnaast is artikel 63 Sr van toepassing. De rechtbank betrekt dit in strafmatigende zin bij de strafbepaling. De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het reclasseringsrapport d.d. 29 juni 2023. Hieruit blijkt dat verdachte een verstandelijke beperking heeft en er bij haar sprake is van een autismespectrumstoornis.
De rechtbank kent daarnaast, in strafmatigende zin, bijzonder gewicht toe aan het forse tijdsverloop. Het begin van de bewezenverklaarde periode, te weten november 2016, is inmiddels bijna 8 jaar geleden. De rechtbank is van oordeel dat met het opleggen van een straf thans geen redelijk strafdoel meer is gediend.
Gezien de hiervoor geschetste omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat kan worden volstaan met de constatering dat de verdachte het strafbare feit heeft gepleegd en dat zij daarvoor strafbaar is. Gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de aanzienlijke termijnoverschrijding, is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte, met toepassing van artikel 9a Sr, geen straf of maatregel moet worden opgelegd.

Benadeelde partijen

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
[slachtoffer 1] , tot een bedrag van 132,50 ter zake van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan en 200,00 ter vergoeding van proceskosten;
[slachtoffer 2] , tot een bedrag van 130,- ter zake van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
[slachtoffer 3] , tot een bedrag van 150,- ter zake van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
[slachtoffer 4] , tot een bedrag van 160,- ter zake van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
[slachtoffer 5] , tot een bedrag van 150,- ter zake van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
[slachtoffer 7] , tot een bedrag van 322,- ter zake van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
7. [ [slachtoffer 8] , tot een bedrag van 176,95 ter zake van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
7. [ [slachtoffer 9] , tot een bedrag van 126,50 ter zake van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van benadeelde partijen [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 5] en [slachtoffer 7] integraal kunnen worden toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en met hoofdelijke veroordeling tot betaling. Volgens de officier van justitie kan de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 1] worden toegewezen tot een bedrag van 126,95 en moet de vordering voor het overige deel niet-ontvankelijk worden verklaard. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 4] kan worden toegewezen tot een bedrag van 157,- en voor het overige niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Volgens de officier van justitie moet de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 8] niet- ontvankelijk worden verklaard, vanwege vrijspraak voor dat deel van de tenlastelegging. Volgens de officier van justitie moet de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 9] niet-ontvankelijk moet worden verklaard, aangezien dit feit niet op de tenlastelegging staat.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partijen [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 5] en [slachtoffer 7] de gestelde schade hebben geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, telkens vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
De vordering van benadeelde partij [slachtoffer 1] zal worden toegewezen tot een bedrag van 126,95 en zal voor het overige deel niet-ontvankelijk worden verklaard. Het gevorderde bedrag aan verzendkosten is hoger dan de daadwerkelijk gemaakte kosten, zoals blijkt uit de bijlagen bij de aangifte. De gevorderde proceskosten zijn niet onderbouwd.
De vordering van benadeelde partij [slachtoffer 4] zal worden toegewezen tot een bedrag van
157,- en zal voor het overige deel niet-ontvankelijk worden verklaard. Uit de aangifte volgt dat het schadebedrag 157,- is en alleen dat komt voor toewijzing in aanmerking.
De toegewezen bedragen aan de benadeelde partijen zullen telkens worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
De rechtbank acht het onder h ten laste gelegde niet bewezen en zal daarom de benadeelde partij [slachtoffer 8] niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. Ook de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 9] zal niet-ontvankelijk worden verklaard, aangezien dit feit niet ten laste is gelegd en er dus niet gesproken kan worden van rechtstreekse schade.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partijen hoeft te betalen indien haar medeverdachte deze al heeft betaald, en andersom.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partijen tot aan deze uitspraak in verband met de vorderingen hebben gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partijen ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moeten maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 48, 49, 63 en 326 van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.

Bepaalt dat geen straf of maatregel zal worden opgelegd.

Ten aanzien van het feit onder 18/293477-21:

Benadeelde partij [slachtoffer 1]

Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan [slachtoffer
1] te betalen:
  • het bedrag van 126,95 (zegge: honderdzesentwintig euro en vijfennegentig eurocent);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 13 april 2018 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering van [slachtoffer 1] voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat te betalen een bedrag van 126,95 (zegge: honderdzesentwintig euro en vijfennegentig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 april 2018 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit 126,95 aan materiële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 2 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.

Benadeelde partij [slachtoffer 2]

Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan [slachtoffer 2] te betalen:
  • het bedrag van 130,- (zegge: honderddertig euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 10 maart 2018 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat te betalen een bedrag van 130,- (zegge: honderddertig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 maart 2018 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit 130,- aan materiële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 2 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Benadeelde partij [slachtoffer 3]
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan [slachtoffer 3] te betalen:
  • het bedrag van 150,- (zegge: honderdvijftig euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 26 februari 2018 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 3] aan de Staat te betalen een bedrag van 150,- (zegge: honderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 februari 2018 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit 150,- aan materiële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 3 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.

Benadeelde partij [slachtoffer 4]

Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan [slachtoffer 4] te betalen:
  • het bedrag van 157,- (zegge: honderdzevenenvijftig euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 10 maart 2018 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering van [slachtoffer 4] voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 4] aan de Staat te betalen een bedrag van 157,- (zegge: honderdzevenenvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 maart 2018 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit 157,- aan materiële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 3 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.

Benadeelde partij [slachtoffer 5]

Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan [slachtoffer 5] te betalen:
  • het bedrag van 150,- (zegge: honderdvijftig euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 10 maart 2018 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 5] aan de Staat te betalen een bedrag van 150,- (zegge: honderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 maart 2018 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit 150,- aan materiële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 3 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.

Benadeelde partij [slachtoffer 7]

Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan [slachtoffer 7] te betalen:
  • het bedrag van 322,- (zegge: driehonderdtweeëntwintig euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 28 februari 2018 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 7] aan de Staat te betalen een bedrag van 322,- (zegge: driehonderdtweeëntwintig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 februari 2018 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit 322,- aan materiële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 6 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.

Benadeelde partij [slachtoffer 8]

Verklaart de vordering van [slachtoffer 8] niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat [slachtoffer 8] haar eigen proceskosten draagt.

Benadeelde partij [slachtoffer 9]

Verklaart de vordering van [slachtoffer 9] niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat [slachtoffer 9] haar eigen proceskosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. O.J. Bosker, voorzitter, mr. H. Brouwer en
mr. A. Nieuwenhuis, rechters, bijgestaan door mr. M.M. Peters, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 10 oktober 2024.