Op 18 januari 2024 heeft verzoekster in een civiele zaak een mondeling verzoek tot wraking gedaan van mr. B.R. Tromp, de rechter die belast is met de behandeling van haar zaak. Dit verzoek volgde op de afwijzing van haar verzoek om haar advocaat telefonisch deel te laten nemen aan de zitting. Verzoekster voelde zich hierdoor benadeeld en meende dat de rechter geen moeite deed om haar recht op bijstand te waarborgen, wat leidde tot de indruk van vooringenomenheid. De wrakingskamer heeft het verzoek op dezelfde dag behandeld, waarbij verzoekster en haar begeleidster aanwezig waren, evenals een vertegenwoordiger van de GI. De advocaat van verzoekster was niet aanwezig, ondanks de mogelijkheid om digitaal deel te nemen.
De wrakingskamer heeft de argumenten van verzoekster overwogen, maar oordeelde dat de afwijzing van het verzoek om telefonische deelname een procedurele beslissing was, die in beginsel geen grond voor wraking kan vormen. De wrakingskamer benadrukte dat er geen bijzondere omstandigheden waren die de vrees voor partijdigheid van de rechter objectief gerechtvaardigd maakten. De beslissing van de rechter om de advocaat niet telefonisch of via videoverbinding deel te laten nemen, werd als een procedurele beslissing beschouwd, en de wrakingskamer ging niet in op de inhoud van deze beslissing.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek tot wraking afgewezen en bepaald dat de hoofdzaak voortgezet wordt in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het wrakingsverzoek. De beslissing is openbaar uitgesproken en schriftelijk vastgelegd, waarbij tegen deze beslissing geen rechtsmiddel openstaat.