ECLI:NL:RBNNE:2024:398

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
18 januari 2024
Publicatiedatum
13 februari 2024
Zaaknummer
C/18/230992 / KG RK 24-15
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsbeslissing inzake verzoek tot wraking van rechter in civiele zaak

Op 18 januari 2024 heeft verzoekster in een civiele zaak een mondeling verzoek tot wraking gedaan van mr. B.R. Tromp, de rechter die belast is met de behandeling van haar zaak. Dit verzoek volgde op de afwijzing van haar verzoek om haar advocaat telefonisch deel te laten nemen aan de zitting. Verzoekster voelde zich hierdoor benadeeld en meende dat de rechter geen moeite deed om haar recht op bijstand te waarborgen, wat leidde tot de indruk van vooringenomenheid. De wrakingskamer heeft het verzoek op dezelfde dag behandeld, waarbij verzoekster en haar begeleidster aanwezig waren, evenals een vertegenwoordiger van de GI. De advocaat van verzoekster was niet aanwezig, ondanks de mogelijkheid om digitaal deel te nemen.

De wrakingskamer heeft de argumenten van verzoekster overwogen, maar oordeelde dat de afwijzing van het verzoek om telefonische deelname een procedurele beslissing was, die in beginsel geen grond voor wraking kan vormen. De wrakingskamer benadrukte dat er geen bijzondere omstandigheden waren die de vrees voor partijdigheid van de rechter objectief gerechtvaardigd maakten. De beslissing van de rechter om de advocaat niet telefonisch of via videoverbinding deel te laten nemen, werd als een procedurele beslissing beschouwd, en de wrakingskamer ging niet in op de inhoud van deze beslissing.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek tot wraking afgewezen en bepaald dat de hoofdzaak voortgezet wordt in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het wrakingsverzoek. De beslissing is openbaar uitgesproken en schriftelijk vastgelegd, waarbij tegen deze beslissing geen rechtsmiddel openstaat.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Wrakingskamer
zaaknummer: C/18/230992 / KG RK 24-15
Beslissing van 18 januari 2024
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoekster],
wonende op een geheim adres,
hierna te noemen: verzoekster,
strekkende tot de wraking van
mr. B.R. Tromp,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

1.1.
Op 18 januari 2024 heeft verzoekster in de civiele zaak met zaaknummer C/18/230767 / JE RK 24-20 betreffende een verzoek tot (spoed)machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] , een mondeling verzoek tot wraking gedaan van de rechter belast met de behandeling van deze civiele zaak. De advocaat van verzoekster heeft op de dag van de zitting (om 11.20 uur) per e-mail aangekondigd dat verzoekster de rechter zal wraken als haar verzoek om telefonische aanwezigheid van de advocaat wordt afgewezen. De advocaat heeft daarbij verzocht om de inhoud van zijn e-mail te zien als aanvullende motivering van het wrakingsverzoek.
1.2.
Van het verhandelde ter zitting van 18 januari 2024, inhoudende het mondelinge wrakingsverzoek en de gronden daarvoor, is proces-verbaal opgemaakt.
1.3.
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft schriftelijk op het verzoek gereageerd.
1.4.
De wrakingskamer heeft het verzoek op 18 januari 2024 behandeld. Verschenen is verzoekster en haar persoonlijk begeleidster. Tevens was aanwezig mevrouw Dijkstra , namens de GI. De advocaat van verzoekster is in de gelegenheid gesteld digitaal aan te sluiten bij deze behandeling. Hij heeft daarvan geen gebruik gemaakt.
1.5.
De wrakingskamer heeft na schorsing en beraad mondeling uitspraak gedaan. Daarbij is aangegeven dat de schriftelijke uitwerking van de uitspraak later zal volgen. De onderhavige beslissing betreft die schriftelijke uitwerking.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Verzoekster heeft het volgende aan haar verzoek ten grondslag gelegd.
Verzoekster heeft ter zitting aan de rechter verzocht om haar advocaat via telefonische verbinding deel te laten nemen aan de zitting. Dit verzoek heeft de rechter afgewezen. Verzoekster heeft de kinderrechter vervolgens gewraakt omdat zij zonder advocaat geen eerlijk proces krijgt. Uit de toelichting die verzoekster ter zitting van de wrakingskamer heeft gegeven en de e-mail van de advocaat van 11.20 uur volgt dat verzoekster het gevoel heeft gekregen dat de rechter geen enkele moeite doet om ervoor te zorgen dat zij haar recht op bijstand en vrije advocaatkeuze kan gebruiken. Daardoor heeft zij de indruk dat de rechter bevooroordeeld is.
2.2.
In het proces-verbaal van de zitting staat dat de rechter ter zitting als reden voor de afwijzing van het verzoek heeft vermeld dat er wettelijk gezien geen mogelijkheid is om de advocaat aan de mondelinge behandeling via videoverbinding of telefonisch deel te laten nemen en voor zover het wettelijk gezien wel mogelijk is, de zittingszaal niet over technologische faciliteiten beschikt om dat mogelijk te maken.
2.3.
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft op het verzoek gereageerd. Hij heeft daartoe aangevoerd dat het door de advocaat ingediende verzoek tot aanhouding eerder is afgewezen in verband met de wettelijke beslistermijn (veertien dagen na piketbeslissing) in de civiele zaak.
Het verzoek om de advocaat via een videoverbinding deel te laten nemen, is door de rechter eveneens afgewezen Daarvoor was redengevend dat de wettelijke basis voor de mogelijkheid is vervallen, maar wat meer klemt, was dat er geen zittingszaal ter beschikking stond om dat te kunnen doen. Een herhaald verzoek, ter zitting door verzoekster gedaan, om de advocaat telefonisch deel te laten nemen, is door de rechter om dezelfde redenen afgewezen.
2.4.
Ter zitting van de wrakingskamer heeft verzoekster aangegeven dat de rechter het argument dat er geen geschikte zittingszaal beschikbaar was om de advocaat telefonisch te laten deelnemen, niet als reden bij zijn beslissing heeft genoemd. Het proces-verbaal klopt daarom volgens haar niet en zij heeft daardoor nog minder vertrouwen in de rechter.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem bekend zijn geworden.
3.2.
Het wrakingsverzoek is ingegeven door de (motivering van de) afwijzing van het door verzoekster (herhaald) gedane verzoek om de advocaat van verzoekster op andere wijze dan via fysieke aanwezigheid, namelijk telefonisch of via videoverbinding, aan de zitting te laten deelnemen.
3.3.
De beslissing op welke wijze een zitting wordt gehouden (fysiek, hybride of digitaal) is een procedurele beslissing. Procedurele beslissingen kunnen als zodanig in beginsel geen grond vormen voor wraking: wraking is geen verkapt rechtsmiddel. De wrakingskamer komt geen oordeel toe over de juistheid van een procedurele beslissing. Dat oordeel is voorbehouden aan de rechter die belast is met de behandeling van de zaak. Ook de motivering van een procedurele beslissing kan in beginsel geen grond vormen voor wraking, ook niet indien het zou gaan om een door de wrakingskamer onjuist, onbegrijpelijk, gebrekkig of te summier geachte motivering of om het ontbreken van een motivering. Dit is uitsluitend anders indien de motivering van de procedurele beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten – bijvoorbeeld door de in de motivering gebezigde bewoordingen – niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven (vergelijk Hoge Raad 25 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1413).
3.4.
Verzoekster is het niet eens met de procedurele beslissing van de rechter en ook niet met de argumenten die hij daaraan ten grondslag heeft gelegd, maar zij heeft geen concrete feiten of omstandigheden gesteld waaruit vooringenomenheid van de rechter of zwaarwegende aanwijzingen voor objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor, kunnen worden afgeleid.
Zoals hiervoor overwogen treedt de wrakingskamer niet in de motivering van de beslissing.
Dat neemt niet weg dat het alleszins begrijpelijk is dat verzoekster zich gelet op de aard van de zaak wenste te laten bijstaan door haar advocaat, die haar naar eigen zeggen vaker in familiezaken heeft bijgestaan. Niet gezegd kan echter worden dat de motivering van de beslissing zodanig is dat deze niet anders kan worden verstaan dan als blijk van (de schijn van) vooringenomenheid van de rechter. Daarbij zij nog opgemerkt dat de wrakingskamer het voor de beoordeling van het wrakingsverzoek niet van belang acht of de rechter ter zitting als mede-argument voor zijn beslissing heeft genoemd dat er geen geschikte zittingszaal beschikbaar was of dat hij enkel heeft meegedeeld dat voor digitale aansluiting of telefonisch deelnemen aan de zitting geen wettelijke basis bestaat. In beide gevallen valt zonder nadere toelichting, die niet is gegeven, niet in te zien dat in de motivering vooringenomenheid besloten ligt.
3.5.
Gelet op het vorenstaande is naar het oordeel van de rechtbank niet gebleken van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de rechter jegens verzoekster een vooringenomenheid koestert of waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
3.6. Het verzoek tot wraking wordt dan ook afgewezen.

4.De beslissing

De rechtbank
4.1.
wijst het verzoek tot wraking af;
4.2.
bepaalt dat de hoofdzaak (met zaaknummer C/18/230767 / JE RK 24-20) wordt voortgezet in de stand waarin het zich ten tijde van het indienen van het verzoek tot wraking, bevond;
4.3.
beveelt onverwijlde mededeling van deze beslissing aan verzoekster, de rechter en de GI.
Deze beslissing is gegeven door de mrs. Th.A. Wiersma, L.T. de Jonge en S. Zwarts in tegenwoordigheid van de griffier mr. J. Scholing en op 18 januari 2024 in het openbaar uitgesproken en op 22 januari 2024 schriftelijk vastgelegd
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.
js (319)