ECLI:NL:RBNNE:2024:3949

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
30 augustus 2024
Publicatiedatum
8 oktober 2024
Zaaknummer
LEE 23/2079
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de verlening van een omgevingsvergunning voor de bouw van een schuur in afwijking van het bestemmingsplan

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Noord-Nederland het beroep van eisers tegen de verlening van een omgevingsvergunning voor het bouwen van een schuur op een perceel in de gemeente Heerenveen. Het college van burgemeester en wethouders heeft op 28 maart 2023 de vergunning verleend, waarbij het zich baseerde op een positief welstandsadvies van Hûs en Hiem. De rechtbank overweegt dat het college in redelijkheid de vergunning heeft kunnen verlenen, ondanks de bezwaren van eisers over de ruimtelijke inpassing en het gebruik van materialen. De rechtbank stelt vast dat het college zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat de schuur ruimtelijk inpasbaar is, ook al is de schuur groter dan de bijgebouwen die vervangen worden. De rechtbank wijst erop dat de afstand tot de woning van eisers en de situering van de schuur in relatie tot de monumentale boerderij positief bijdragen aan de ruimtelijke ordening. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is, wat betekent dat de vergunning in stand blijft en eisers geen proceskostenvergoeding ontvangen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 23/2079

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 augustus 2024 in de zaak tussen

[eiser] en [eiseres] , uit [woonplaats] , eisers

(gemachtigde: mr. M.B. de Jong),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heerenveen

(gemachtigde: K. Tamminga).
Als derde-partij nemen aan de zaak deel: [vergunninghouders] uit [woonplaats] (vergunninghouders).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de verlening van een omgevingsvergunning voor het bouwen van een schuur op het perceel [adres] te [woonplaats] .
1.1.
Het college heeft deze vergunning met het bestreden besluit van 28 maart 2023 verleend.
1.2.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 27 juni 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers, de gemachtigde van eisers, de gemachtigde van het college en vergunninghouders.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of het college de vergunning voor het bouwen van de schuur in redelijkheid heeft kunnen verlenen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
3. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Als een aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet blijft op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt.
4.1.
De aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend op 6 januari 2021. Dat betekent dat in dit geval de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), zoals die gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.
5. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten.
5.1.
Vergunninghouders hebben op 6 januari 2021 een aanvraag gedaan voor het bouwen van een schuur van 482 m2 ter vervanging van een kapschuur en een zijbeuk aan de boerderijwoning aan de [adres] te [woonplaats] (het perceel).
5.2.
Op het perceel rust, volgens het ten tijde van het bestreden besluit geldende bestemmingsplan ‘De Knipe’ (hierna: het bestemmingsplan), de bestemming ‘Wonen – Voormalig boerderijpand’.
5.3.
De ontwerp-omgevingsvergunning is ter inzage gelegd. Naar aanleiding van de ingediende zienswijzen is op 17 november 2021 een hoorzitting gehouden. Het bouwplan is op grond van hetgeen tijdens de hoorzitting is besproken aangepast ten aanzien van de situering en de hoogte van de schuur.
5.4.
Voor het aangepaste bouwplan is op 21 maart 2022 een positief welstandsadvies gegeven door Hûs en Hiem.
5.5.
Het college heeft besloten medewerking te verlenen aan de bouw van de schuur in afwijking van het bestemmingsplan. Het college is volgens het bestreden besluit bereid aan de afwijking mee te werken omdat de beoogde vormgeving, vrijstaand van de monumentale woonboerderij, in dezelfde hoofdrichting als de woonboerderij de ruimtelijke en planologische voorkeur verdient boven de bestaande situatie, waarbij een zijbeuk is aangebouwd tegen de oorspronkelijke monumentale boerderij.
Omvang geding
6. Ter zitting hebben eisers de beroepsgronden over de aan te houden geurzone en de stikstofdepositie op omliggende Natura 2000-gebieden ingetrokken. De rechtbank zal dan ook alleen de beroepsgronden over de welstand en de ruimtelijke impact van het bouwplan beoordelen.
Welstand
7. Eisers stellen dat het college zich niet zonder nadere motivering heeft mogen baseren op het welstandsadvies van Hûs en Hiem van 21 maart 2022. Uit het advies en de besluitvorming blijkt niet hoe de gebiedsgerichte beoordelingscriteria uit de welstandsnota daarbij zijn betrokken. Het bouwplan is op meerdere punten in strijd met deze criteria. Zo voldoet de hoofdvorm van het gebouw niet aan de criteria, omdat deze niet uit één bouwlaag met een kap bestaat, maar een extra verdieping heeft. Ook het gebruik van materialen is niet in overeenstemming met de criteria, die vereisen dat de gebruikte materialen kwalitatief hoogwaardig zijn en dat het gebouw opgetrokken dient te zijn in baksteen. Het bouwplan gaat echter uit van sandwichpanelen als gevelbekleding, betonplint met een metselwerklook en aluminium voor de afdekker van de dakrand. De kleurstelling met een zwarte gevel, witte kozijnen en zwarte dakbedekking voor het hellende dak zijn ook niet in lijn met de voorgeschreven gedekte kleuren, zoals aardkleuren voor de steen en antraciet-zwart of oranje-rood voor de dakpannen, aldus eisers.
7.1.
Het college stelt zich op het standpunt dat het bouwplan aan de gebiedsgerichte criteria voldoet, en, voor zover dat niet het geval zou zijn, het bouwplan in overeenstemming is met algemene principes en beleidsintentie voor het betrokken gebied. Het gebouw bestaat, uitgaande van de definitie uit de welstandsnota, uit één bouwlaag met een kap. De uitvoering van de kap betreft een zadeldak. Er is bovendien gebruikgemaakt van hoogwaardige materialen, namelijk materialen die duurzaam zijn en bij veroudering het oorspronkelijk beeld behouden. De toe te passen sandwichpanelen zijn van hoogwaardige kwaliteit, hebben een lange levensduur en bieden een uitstekende isolatiewaarde en voldoen dus aan de definitie uit de welstandsnota. Dit geldt ook voor de betonplint met metsellook en de aluminium afdekker. Beide materialen kunnen aangemerkt worden als hoogwaardig materiaal.
Door het kleurgebruik, zwarte gevels en zwarte dakbedekking wordt het effect versterkt dat de schuur visueel op de achtergrond komt te staan. De welstandscommissie heeft het plan positief beoordeeld. Voor de volledigheid is het plan nogmaals voorgelegd aan de welstandscommissie. Dit heeft geleid tot het advies van 13 juli 2023, maar heeft niet tot een andere beoordeling geleid.
7.2.
De rechtbank overweegt dat het college op een welstandsadvies af mag gaan, nadat het is nagegaan of dit advies op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten. Deze verplichting is neergelegd in artikel 3:9 van de Awb voor de wettelijk adviseur en volgt uit artikel 3:2 van de Awb voor andere adviseurs. Het overnemen van een welstandsadvies behoeft in beginsel geen nadere toelichting. Dit is anders indien de aanvrager of een derde-belanghebbende een advies van een andere deskundig te achten persoon of instantie heeft overgelegd dan wel concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het advies, de begrijpelijkheid van de in het advies gevolgde redenering of het aansluiten van de conclusies daarop naar voren heeft gebracht. [1]
7.3.
In het welstandsadvies van 21 maart 2022 staat dat het plan voor de voorgevel van de schuur qua materialisatie is gewijzigd en dat dit vanuit welstandsoogpunt goed voorstelbaar is. Het bouwplan is positief beoordeeld. Naar aanleiding van het beroepschrift van eisers heeft het college het bouwplan nogmaals voorgelegd aan de welstandscommissie. In het nieuwe welstandsadvies wordt concreter op de materialisatie van de schuur ingegaan. Het advies zegt:
“Voor de nieuwe loods is van belang dat deze zich voldoende ondergeschikt verhoudt tot de boerderij. Daarvoor is naast aspecten als de terugliggende plaatsing, ook de materialisatie van belang. Ten opzichte van de boerderij draagt de toepassing van minder formele materialen bij aan het visueel op de achtergrond plaatsen van het bijgebouw. De gekozen plaat met plankprofilering brengt dit voldoende tot stand, zonder onder een benodigde kwaliteitsgrens te zakken. De afstand tot de weg zorgt er in deze situatie voor dat de plaat zich voldoende laat lezen als een (meer traditionele) houten gevel.”
7.4.
Ter zitting is aan de hand van de bouwtekeningen vastgesteld dat het plan wel in een bescheiden vliering voorziet, maar dat er niettemin sprake is van één bouwlaag met kap, waardoor het bouwplan op dit punt aan de gebiedsgerichte criteria voldoet. Eisers handhaven hun standpunt ten aanzien van de gebruikte materialen. De rechtbank overweegt dat, hoewel het oorspronkelijke advies en de daarop gegeven nadere toelichting niet concreet de gebiedsgerichte criteria benoemen en ook niet concreet benoemen dat het materiaalgebruik afwijkt van hetgeen de criteria voorschrijven, daaruit voldoende naar voren komt dat de welstandscommissie positief is over het gebruikte materiaal, en ook waarom. Het college heeft zich in zoverre bij de besluitvorming op het advies mogen baseren, aangezien niet gebleken is van gebreken in dit advies en eisers geen concrete aanknopingspunten voor twijfel over dit advies naar voren hebben gebracht. Het college heeft ook het standpunt mogen innemen dat het te gebruiken materiaal duurzaam is en bij veroudering het oorspronkelijke aanzien behoudt, en daarmee als hoogwaardig kan worden aangemerkt. De beroepsgrond van eisers slaagt dan ook niet.
Maten en ruimtelijke uitstraling
8. Eisers stellen voorts dat het college zich bij de beoordeling of sprake is van een goede ruimtelijke ordening, ten onrechte op het standpunt stelt dat het overgangsrecht de beoogde omvang rechtvaardigt. Het college is daarbij ten onrechte enkel uitgegaan van de grondoppervlakte van de beoogde schuur. Uit de bouwtekeningen volgt echter dat de schuur een extra verdiepingsvloer heeft. De gebruiksoppervlakte is daarom ca. 800 m2. Er is daarom sprake van een ruime overschrijding van hetgeen op grond van het overgangsrecht toegestaan is.
Ook bij de hoogte gaat het college uit van een verkeerd uitgangspunt. De hoogte is deels passend op grond van het bestemmingsplan, maar daarbij is geen rekening gehouden met de werkelijke oppervlakte van 482 m2. Een gebouw van die omvang en die hoogte heeft een heel andere ruimtelijke uitstraling dan een gebouw met een oppervlakte van maximaal 100 m2, zoals het bestemmingsplan toestaat. De goothoogte van de toegangspoort is bovendien wel hoger dan het bestemmingsplan toestaat. Hierdoor ontstaat een ruimtelijke uitstraling van een bedrijfsloods en niet van een boerenschuur. Dit heeft het college ten onrechte niet betrokken.
8.1.
Het college wijst op artikel 2 van het bestemmingsplan voor het bepalen van de oppervlakte van de schuur. Artikel 2 van het bestemmingsplan schrijft de wijze van meten van de oppervlakte van een bouwwerk voor. Op grond van deze bepaling kan worden geconcludeerd dat de oppervlakte van de bestaande en vergunde bijbehorende bouwwerken 510 m2 bedraagt en in de beoogde situatie de oppervlakte van schuur 482 m2 zal bedragen. Aangezien de nieuwe schuur een kleinere oppervlakte heeft dan de nu bestaande bijbehorende bouwwerken rechtvaardigt het overgangsrecht de omvang van de nieuwe schuur.
De voorgestelde vormgeving, vrijstaand van de monumentale boerderij, in dezelfde hoofdrichting als de woonboerderij past ruimtelijk beter dan de huidige bijbehorende bouwwerken. Door het verwijderen van de zijbeuk krijgt de woonboerderij zijn oorspronkelijke vorm terug, wat een positief effect heeft op de monumentale uitstraling van de woonboerderij. Schuur en zijbeuk zijn in slechte staat en bevatten asbest en staan bovendien haaks op de woonboerderij. Vervanging van deze bouwwerken door één nieuwe, kwalitatief betere schuur kan daarom aangemerkt worden als een kwaliteitsverbetering.
Ten aanzien van de goothoogte moet gekeken worden naar de verschijningsvorm van de schuur, waarbij de schuine dakvlakken een afwateringsfunctie hebben en dus geen onderdeel uitmaken van de gevel. Het bestemmingsplan geeft als definitie van de goothoogte: ‘vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.’ Ter plaatse van de toegang van de schuur is een ondergeschikte verhoging in het dakvlak aangebracht. Deze dakopbouw is veel lager dan (de nok van) de schuur en is slechts 8 meter breed op een gehele zijgevel van 26 meter lang. Door de constructie van het dak zal de afwatering ook hoofdzakelijk plaatsvinden aan de onderzijde van het schuine dakvlak. De bovenkant van de boeiplank is daarom geen goothoogte zoals in het bestemmingsplan bedoeld, aldus het college.
8.2.
De rechtbank is van oordeel dat het college voldoende gemotiveerd heeft waarom het bouwplan ruimtelijk aanvaardbaar is, ondanks de omvang van het gebouw. Daartoe heeft het college ter zitting toegelicht dat op het terrein op dit moment twee grote bijgebouwen aanwezig zijn, die in slechte staat zijn. Deze bijgebouwen worden verwijderd en hiervoor in de plaats komt de nieuwe schuur, zodat per saldo de bebouwde oppervlakte afneemt van 510 m² naar 482 m². De afname is ook vastgelegd in de vergunning, die de voorwaarde bevat dat pas met de bouw mag worden begonnen als een sloopvergunning is verleend voor de beide bijgebouwen. Het feit dat het bestemmingsplan maar 100 m2 aan bijgebouwen toestaat, doet aan het voorgaande niet af, omdat de vergunning is verleend met afwijking van het bestemmingsplan. Daargelaten de vraag in hoeverre het overgangsrecht in deze situatie rechtstreeks van toepassing is, omdat de aanwezige bijgebouwen op zijn minst grotendeels bij recht als zodanig zijn bestemd, heeft het college naar het oordeel van de rechtbank het standpunt kunnen innemen dat de vergunde oppervlakte voor de schuur ruimtelijk aanvaardbaar is. Daarbij heeft het college mogen uitgaan van de oppervlakte gemeten volgens de bepalingen van het bestemmingsplan, dat wil zeggen op het grondvlak. Ook heeft het college bij zijn besluit mogen betrekken dat de afstand van de schuur tot de woning van eisers ongeveer 50 m bedraagt, en dat de nieuw te bouwen schuur – anders dan de beide te verwijderen bijgebouwen maar net als het hoofdgebouw – met de korte kant naar de straat ligt. Ook wat de hoogte betreft heeft het college, met de hiervoor weergegeven motivering, zich op het standpunt mogen stellen dat deze ruimtelijk aanvaardbaar is. Eisers’ stelling dat het gebouw door de omvang en de hoogte meer op een loods lijkt dan op een schuur doet hier niet aan af. Het is immers niet verboden om een loods te plaatsen, zolang deze ruimtelijk inpasbaar is.
8.3.
Op grond van voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het college in redelijkheid heeft kunnen besluiten om mee te werken aan de realisering van de schuur, in afwijking van het bestemmingsplan.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eisers geen gelijk krijgen en het bestreden besluit in stand blijft. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.A. Oudenaarden, rechter, in aanwezigheid van
mr.M. Dijk, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 30 augustus 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Vgl. de uitspraak van de Afdeling van 13 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1032.