Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 augustus 2024 in de zaak tussen
[eiser] en [eiseres] , uit [woonplaats] , eisers
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heerenveen
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Door het kleurgebruik, zwarte gevels en zwarte dakbedekking wordt het effect versterkt dat de schuur visueel op de achtergrond komt te staan. De welstandscommissie heeft het plan positief beoordeeld. Voor de volledigheid is het plan nogmaals voorgelegd aan de welstandscommissie. Dit heeft geleid tot het advies van 13 juli 2023, maar heeft niet tot een andere beoordeling geleid.
“Voor de nieuwe loods is van belang dat deze zich voldoende ondergeschikt verhoudt tot de boerderij. Daarvoor is naast aspecten als de terugliggende plaatsing, ook de materialisatie van belang. Ten opzichte van de boerderij draagt de toepassing van minder formele materialen bij aan het visueel op de achtergrond plaatsen van het bijgebouw. De gekozen plaat met plankprofilering brengt dit voldoende tot stand, zonder onder een benodigde kwaliteitsgrens te zakken. De afstand tot de weg zorgt er in deze situatie voor dat de plaat zich voldoende laat lezen als een (meer traditionele) houten gevel.”
Ook bij de hoogte gaat het college uit van een verkeerd uitgangspunt. De hoogte is deels passend op grond van het bestemmingsplan, maar daarbij is geen rekening gehouden met de werkelijke oppervlakte van 482 m2. Een gebouw van die omvang en die hoogte heeft een heel andere ruimtelijke uitstraling dan een gebouw met een oppervlakte van maximaal 100 m2, zoals het bestemmingsplan toestaat. De goothoogte van de toegangspoort is bovendien wel hoger dan het bestemmingsplan toestaat. Hierdoor ontstaat een ruimtelijke uitstraling van een bedrijfsloods en niet van een boerenschuur. Dit heeft het college ten onrechte niet betrokken.
De voorgestelde vormgeving, vrijstaand van de monumentale boerderij, in dezelfde hoofdrichting als de woonboerderij past ruimtelijk beter dan de huidige bijbehorende bouwwerken. Door het verwijderen van de zijbeuk krijgt de woonboerderij zijn oorspronkelijke vorm terug, wat een positief effect heeft op de monumentale uitstraling van de woonboerderij. Schuur en zijbeuk zijn in slechte staat en bevatten asbest en staan bovendien haaks op de woonboerderij. Vervanging van deze bouwwerken door één nieuwe, kwalitatief betere schuur kan daarom aangemerkt worden als een kwaliteitsverbetering.
Ten aanzien van de goothoogte moet gekeken worden naar de verschijningsvorm van de schuur, waarbij de schuine dakvlakken een afwateringsfunctie hebben en dus geen onderdeel uitmaken van de gevel. Het bestemmingsplan geeft als definitie van de goothoogte: ‘vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.’ Ter plaatse van de toegang van de schuur is een ondergeschikte verhoging in het dakvlak aangebracht. Deze dakopbouw is veel lager dan (de nok van) de schuur en is slechts 8 meter breed op een gehele zijgevel van 26 meter lang. Door de constructie van het dak zal de afwatering ook hoofdzakelijk plaatsvinden aan de onderzijde van het schuine dakvlak. De bovenkant van de boeiplank is daarom geen goothoogte zoals in het bestemmingsplan bedoeld, aldus het college.
Conclusie en gevolgen
Beslissing
mr.M. Dijk, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 30 augustus 2024.