ECLI:NL:RBNNE:2024:3931

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
24 juli 2024
Publicatiedatum
7 oktober 2024
Zaaknummer
18-071136-22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voorhanden hebben vuurwapen en mishandeling met gevangenisstraf

De Rechtbank Noord-Nederland heeft op 24 juli 2024 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het voorhanden hebben van een vuurwapen en mishandeling. De verdachte, geboren in 2000 en woonachtig in [adres], was aanwezig bij de zitting op 9 juli 2024, bijgestaan door zijn advocaat mr. E. Albayrak. Het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. A.H.P. Poelstra. De tenlastelegging omvatte het voorhanden hebben van een pistool (merk Glock, 33, kaliber .357 Sig) op 21 augustus 2021 in Delfzijl, en het mishandelen van [slachtoffer] op 6 maart 2022 in Leeuwarden, wat resulteerde in een gebroken jukbeen.

De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en getuigen, alsook proces-verbalen van de politie, in overweging genomen. De officier van justitie vorderde veroordeling op basis van het bewijs dat het vuurwapen in de auto van de verdachte was aangetroffen en het DNA van de verdachte op het wapen was gevonden. De verdediging betoogde dat de verdachte niet verantwoordelijk was voor het vuurwapen en dat het letsel bij het slachtoffer niet als zwaar lichamelijk letsel gekwalificeerd kon worden.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte schuldig was aan het voorhanden hebben van het vuurwapen en mishandeling, maar sprak hem vrij van het onderdeel van de tenlastelegging dat betrekking had op zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 12 maanden op, rekening houdend met de ernst van de feiten en de recidive van de verdachte. Tevens werd de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf gelast. De benadeelde partij, [slachtoffer], kreeg gedeeltelijk gelijk in zijn vordering tot schadevergoeding, die werd toegewezen tot een bedrag van 385,00 euro, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18.071136.22
ter terechtzitting gevoegd parketnummer 18.190840.22
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 18.750083.19
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 23 juli 2024 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2000 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 9 juli 2024. Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. E. Albayrak, advocaat te Heerenveen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. A.H.P. Poelstra.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd in de zaak met parketnummer 18.071136.22 dat:
hij op of omstreeks 21 augustus 2021 te Delfzijl, in de gemeente Eemsdelta een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten pistool (merk Glock, 33, kaliber .357 Sig) zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool voorhanden heeft gehad;
en in de zaak met parketnummer 18.190840.22 dat:
hij op of omstreeks 6 maart 2022 te Leeuwarden, [slachtoffer] , heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer] in/tegen het gezicht te slaan en/of te stompen, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken jukbeen ten gevolge heeft gehad.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van parketnummer 18.071136.22
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het ten laste gelegde feit, gelet op het proces- verbaal van de politie over het aantreffen van het vuurwapen in de grijze VW Polo, de getuigenverklaring van [naam] dat iemand een vuurwapen in deze auto legt, de verklaring van de verdachte dat hij gebruik maakte van deze auto en dat hij op een foto te zien is nabij deze auto en tot slot het aantreffen van DNA van de verdachte op het vuurwapen.
Ten aanzien van parketnummer 18.190840.22
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het ten laste gelegde feit, gelet op de aangifte en de bekennende verklaring van verdachte. De officier van justitie heeft opgemerkt dat het letsel bij het slachtoffer niet gekwalificeerd kan worden als zwaar lichamelijk letsel, zodat verdachte van dat onderdeel van de tenlastelegging vrijgesproken dient te worden.
Standpunt van de verdediging
Ten aanzien van parketnummer 18.071136.22
De raadsman heeft betoogd dat verdachte vrijgesproken dient te worden van het tenlastegelegde feit. Hij daartoe aangevoerd dat de verdachte geen vuurwapen voorhanden heeft gehad. Getuige [naam] heeft het voorwerp wat de verdachte op de foto in zijn handen had onterecht aangeduid als vuurwapen. Daarnaast kan niet uitgesloten worden dat het DNA van de verdachte op een andere dag op het vuurwapen is gekomen.
Ten aanzien van parketnummer 18.190840.22
De raadsman heeft betoogd dat mishandeling wettig en overtuigend bewezen kan worden, met de opmerking dat het letsel bij het slachtoffer niet gekwalificeerd kan worden als zwaar lichamelijk letsel. De
raadsman heeft daartoe verwezen naar het overzichtsarrest van de Hoge Raad.1
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van parketnummer 18.071136.22
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 9 juli 2024 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Het klopt dat ik op 21 augustus 2021 in Delfzijl was en dat ik toen gebruik maakte van een grijze VW Polo. Ik had deze auto geleend. Het klopt dat ik de persoon ben die te zien is op de, door de politie aan mij getoonde, foto dat ik bij de grijze VW Polo sta.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 augustus 2021, opgenomen op pagina 29 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met zaaknummer 2022053845
d.d. 3 maart 2022, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant] :
In de grijze golf lag een pistool voorzien van scherpe munitie en deze was doorgeladen.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen (met bijlagen) d.d. 22 augustus 2021, opgenomen op pagina 21 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] :
Wij hoorden dat de getuige het volgende verklaarde:
Ik hoorde vervolgens drie knallen. Kort daarna hoorde ik nog twee knallen. Ik hoorde mensen roepen dat er geschoten was. Ik hoorde allemaal mensen schreeuwen en rennen.
Ik ben vervolgens mijn tuin in gelopen. Aan de zijkant van mijn tuin zit een hek, ik ben via dit hek naar buiten gelopen. Ik zag even later een andere man de parkeerplaats op lopen. Hij liep eerst naar de zwarte Volkswagen Polo op de parkeerplaats. Daarna liep hij naar de grijze Volkswagen Polo op dezelfde parkeerplaats. Ik zag dat hij een pistool in zijn handen had. Ik zag dat hij het bestuurdersportier opende. Ik zag dat hij daarna naar de linker achterdeur liep en deze opende. Ik zag dat hij het pistool ergens in de auto neer legde. Ik zag dat hij daarvoor de auto in moest leunen.
Ik heb foto's gemaakt van de bovengenoemde persoon.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal onderzoek wapen (met bijlagen) d.d. 7 september 2021, opgenomen op pagina 98 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant] :
Wapenomschrijving
Goednummer: PL0100-2021227525-1413005
Object : Vuurwapen (Pistool) Merk/type: Glock, 33
Kaliber : .357 Sig
Het inbeslaggenomen voorwerp is een semiautomatisch centraalvuur pistool geschikt om
projectielen door een loop af te schieten. De werking van het voorwerp berust op het teweegbrengen van een scheikundige ontploffing of een andere scheikundige reactie.
Derhalve is dit pistool een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op
artikel 2, lid I categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie.
5. Een schriftelijk stuk zijnde een kennisgeving van inbeslagneming d.d. 22 augustus 2021, opgenomen op pagina 14 e.v. van voornoemd dossier:
Goednummer: PL0100-2021227525-1413005
Object: Vuurwapen (Pistool)
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van vooronderzoek lab d.d. 20 februari 2023, opgenomen op pagina 106 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant] :
Sporendrager
Goednummer : PL0100-2021227525-1413005 SIN : AALN8520NL
Object : Vuurwapen (Pistool)
Veiliggesteld spoorSIN : AA0V6236NL
Relatie met SIN : AALN8520NL
Plaats veiligstellen : Bemonstering ruwe delen pistool + nb dacty
7. Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2021.09.21.142 (aanvraag 001) (met bijlage) d.d. 10 november 2021, opgenomen op pagina 144 e.v. van voornoemd dossier, opgemaakt door [naam] :

Tabel 3 Resultaten, interpretatie en conclusie van het vergelijkend DNA-onderzoek

SIN en omschrijving
DNA kan afkomstig zijn
van
Bewijskracht
AA0V6236NL#01
(ruwe delen pistool + nb dacty)
[verdachte]
Meer dan 1 miljard
Bewijsverweer
De rechtbank is van oordeel dat de bepleite vrijspraak van het ten laste gelegde feit wordt weersproken door de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen, zodat de rechtbank bewezen acht dat de verdachte op 21 augustus 2021 in Delfzijl een vuurwapen voorhanden heeft gehad.
Ten aanzien van parketnummer 18.190840.22
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat het letsel bij het slachtoffer niet gekwalificeerd kan worden als zwaar lichamelijk letsel. Het dossier bevat daartoe onvoldoende aanwijzingen. De rechtbank zal de verdachte vrijspreken van dit onderdeel van de tenlastelegging.
De rechtbank acht mishandeling wel wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het
Wetboek van Strafvordering. Deze opgave luidt als volgt:
De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 9 juli 2024;
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 7 maart 2022, opgenomen op pagina 11 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2022057848 d.d. 19 juli 2022, inhoudend de verklaring van [slachtoffer] .

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 18.071136.22 en het ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 18.190840.22 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
Ten aanzien van parketnummer 18.071136.22
hij op 21 augustus 2021 te Delfzijl een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool (merk Glock, 33, kaliber .357 Sig) zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool voorhanden heeft gehad.
Ten aanzien van parketnummer 18.190840.22
hij op 6 maart 2022 te Leeuwarden, [slachtoffer] , heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer] tegen het gezicht te stompen.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van parketnummer 18.071136.22
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.
Ten aanzien van parketnummer 18.190840.22
Mishandeling.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor beide feiten - rekening houdend met een overschrijding van de redelijke termijn van berechting - wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de verdachte een doorgeladen vuurwapen in het publieke domein aanwezig heeft gehad. Dit is een ernstig feit waar doorgaans hoge straffen voor worden opgelegd.
Ook heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan een ernstige mishandeling op straat, waardoor het veiligheidsgevoel van mensen wordt aangetast. Het is extra kwalijk dat het toegepaste geweld lijkt te zijn ingegeven door een conflict over een geldbedrag dat het slachtoffer verschuldigde zou zijn. Dit lijkt op eigenrichting. De verdachte is bovendien niet bereid hulp aan te nemen en gelet op zijn houding is er geen aanleiding om een voorwaardelijke straf te eisen. Tot slot is er ten aanzien van beide zaken sprake van recidive.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair verzocht om een taakstraf aan de verdachte op te leggen, met daarnaast eventueel een voorwaardelijke gevangenisstraf. Hij heeft daartoe aangevoerd dat er ten aanzien van beide zaken rekening gehouden moet worden met het tijdsverloop.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het reclasseringsrapport van 29 september 2023, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich ten eerste schuldig gemaakt aan een mishandeling, door [slachtoffer] met een stomp in het gezicht op straat knock-out te slaan. Het slachtoffer heeft hierdoor letsel en pijn ondervonden, mede als gevolg van een gebroken jukbeen. Met zijn handelen heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit én het gevoel van veiligheid in de samenleving. De mishandeling vond plaats in de nacht op de openbare weg en brengt voor medemensen gevoelens van onveiligheid met zich mee. De rechtbank neemt het de verdachte daarnaast zeer kwalijk dat hij middels geweld het slachtoffer onder druk heeft gezet om een schuld te betalen.
De verdachte heeft zich verder schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen. Het ongecontroleerde bezit van een vuurwapen brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van
personen met zich mee. Dat de verdachte het vuurwapen binnen handbereik had en dat het geladen en schietklaar was, vergroot het gevaar en de dreiging verder. Verdachte had het wapen voorhanden ten tijde van een schietpartij ter plaatse waarbij personen gewond zijn geraakt.
Persoon van de verdachte
Naast de ernst van de feiten houdt de rechtbank rekening met het ruime tijdsverloop, aangezien de feiten meer dan twee jaar geleden zijn gepleegd en ook met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Uit de justitiële documentatie van verdachte van 25 juni 2024 blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Daarnaast blijkt uit het reclasseringsrapport dat het risico op recidive als hoog wordt ingeschat en dat wordt geadviseerd om aan de verdachte bijzondere voorwaarden op te leggen. De verdachte ervaart echter geen lijdensdruk en ziet geen noodzaak tot behandeling en verandering van zijn gedrag. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om bijzondere voorwaarden aan de verdachte op te leggen.
Op te leggen straf
Gelet op de ernst van de feiten kan niet worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Op grond van de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting is het uitgangspunt voor het voorhanden hebben van een vuurwapen in de openbare ruimte 8 maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf en voor een mishandeling 20 uren taakstraf. De rechtbank weegt in strafvermeerderende zin mee dat verdachte al eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten en dat het om een doorgeladen vuurwapen ging. Bovendien liep verdachte nog in een proeftijd. Dit heeft hem er niet van weerhouden om opnieuw de fout in te gaan. Ten slotte heeft de verdachte geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen. De rechtbank ziet geen aanleiding om een (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf op te leggen. Alles afwegende, is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden passend en geboden is.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10
Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

Benadeelde partij

Ten aanzien van parketnummer 18.190840.22
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van 835,00, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gedeeltelijke toewijzing van de vordering tot een bedrag van 385,00 gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel waarbij het aantal dagen dat gijzeling kan worden toegepast wordt bepaald op 7. Volgens de officier van justitie staat vast dat het slachtoffer deze kosten (eigen bijdrage zorgkosten)
heeft gemaakt als gevolg van de door de verdachte gepleegde mishandeling. Voor het overige gedeelte dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard te worden in zijn vordering, aangezien er geen rechtstreeks verband is tussen het bewezenverklaarde feit en de door de aangever overige gevorderde kosten (iPhone, horloge, portemonnee en passen).
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot schade niet toegewezen kan worden, wegens gebrek aan onderbouwing van de vordering. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat er geen specificatie van de kosten van het eigen risico is overgelegd door de aangever. Het is daarom niet uit te sluiten dat de aangever op een eerder moment in het jaar de kosten voor het eigen risico heeft moeten betalen vanwege een mogelijke andere behandeling. Voor wat betreft de overige kosten merkt de raadsman op dat er geen bewijsstukken in het dossier zitten en dat er geen rechtstreeks verband is tussen het bewezenverklaarde feit en de overige gevorderde kosten.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij een gedeelte van de gestelde schade heeft geleden, te weten 385,00 ten aanzien van gemaakte zorgkosten (eigen risico), en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De vordering zal daarom tot dit bedrag worden toegewezen, met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel en vermeerderd met wettelijke rente vanaf 6 maart 2022.
De rechtbank zal de benadeelde partij ten aanzien van de overige gestelde schadeposten (iPhone, horloge, portemonnee en passen) in de vordering niet ontvankelijk verklaren, nu door het bewezenverklaarde geen rechtstreekse schade is toegebracht aan de benadeelde partij.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling met parketnummer 18.750083.19

Bij onherroepelijk vonnis van 18 december 2020 van de meervoudige strafkamer in de rechtbank Noord- Nederland te Leeuwarden, is verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. De proeftijd is ingegaan op 5 januari 2021.
Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen.
De officier van justitie heeft bij vordering van 3 oktober 2023 de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straf.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de volledige tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf gevorderd.
Standpunt van de verdediging
Gelet op de ouderdom van beide zaken heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen. Subsidiair heeft de raadsman verzocht om een deel van de gevangenisstraf om te zetten in een taakstraf.
Oordeel rechtbank
Nu veroordeelde het bewezenverklaarde heeft begaan voor het einde van de proeftijd, zal de rechtbank de gehele tenuitvoerlegging gelasten van deze voorwaardelijke straf. De rechtbank ziet geen aanleiding om de gevangenisstraf om te zetten in een taakstraf, aangezien de verdachte eerder is veroordeeld wegens soortgelijke strafbare feiten.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 57, 63 en 300 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 18.071136.22 en het ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 18.190840.22 bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden.

Benadeelde partij

Ten aanzien van parketnummer 18.190840.22
Wijst de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan
[slachtoffer]te betalen:
  • het bedrag van
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 6 maart 2022 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding. Dat deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van
[slachtoffer]aan de Staat te betalen een bedrag van
385,00(zegge: driehonderdvijfentachtig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 maart 2022 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit 385,00 aan materiële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 7 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

18.750083.19:

Gelast de tenuitvoerlegging van de straf voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de meervoudige strafkamer van de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden van 18 december 2020, te weten:
een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. Dölle, voorzitter, mr. M. Brinksma en mr. H. de Ruijter, rechters, bijgestaan door mr. S.J. Boersma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 23 juli 2024.
1 HR 3 juli 2018, ECLI:NL:HR:2018:1051.