Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
vonnis van 27 september 2024
wonende te [adres] ,
Rechtbank Noord-Nederland
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een WSNP-schuldenaar tegen een beschikking van de rechter-commissaris, die een verzoek tot verkorting van de looptijd van de schuldsaneringsregeling heeft afgewezen. De schuldenaar had verzocht om de looptijd te verkorten met het oog op aflossingen die hij had gedaan voorafgaand aan zijn toelating in de WSNP. De rechtbank had eerder de schuldsaneringsregeling voor 18 maanden vastgesteld, ingaande op de datum van het vonnis van 20 september 2023. De schuldenaar stelde dat hij niet op de hoogte was van de mogelijkheid om een eerdere ingangsdatum te verzoeken, omdat deze mogelijkheid pas sinds 1 juli 2023 in de wet was opgenomen. Hij voerde aan dat zijn schuldhulpverleners in gebreke waren gebleven en dat er sprake was van overmacht.
De rechtbank oordeelt dat de rechter-commissaris terecht het verzoek tot verkorting heeft afgewezen. De rechtbank stelt vast dat de ingangsdatum van de schuldsaneringsregeling al was vastgesteld en dat de schuldenaar niet tijdig hoger beroep had ingesteld tegen deze beslissing. De rechtbank benadrukt dat de wet geen mogelijkheid biedt om terug te komen op een eerder vonnis. Daarnaast oordeelt de rechtbank dat het verzoek tot verkorting niet als een verzoek van de bewindvoerder kan worden aangemerkt, omdat het verzoek feitelijk door de schuldenaar was ingediend. De rechtbank concludeert dat het verzoek onvoldoende onderbouwd was, omdat er geen bewijs was overgelegd dat de schuldenaar aan de eisen voor verkorting voldeed. De rechtbank wijst het beroep van de schuldenaar af.