ECLI:NL:RBNNE:2024:3899

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
2 oktober 2024
Publicatiedatum
3 oktober 2024
Zaaknummer
C/18/237408 / FT RK 24/987 en C/18/237409 / FT RK 24/988
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot schuldsaneringsregeling na selectieve betaling aan schuldeiser

In deze zaak hebben verzoekers op 6 augustus 2024 verzoekschriften ingediend voor de toepassing van de schuldsaneringsregeling. De rechtbank heeft de verzoeken behandeld tijdens een zitting op 20 september 2024, waar de verzoekers zijn gehoord. De rechtbank oordeelt dat de verzoekers niet te goeder trouw hebben gehandeld door een selectieve betaling te doen aan een schuldeiser, terwijl zij in een periode verkeerden waarin zij net na een minnelijke regeling en voor de aanvraag van de WSNP zaten. De rechtbank constateert dat verzoekers de opbrengst uit de afkoop van een polis bij Nationale Nederlanden hadden moeten aanhouden om deze te verdelen onder alle schuldeisers in de beoogde schuldsaneringsregeling. De rechtbank wijst erop dat het uitbetalen aan slechts één schuldeiser niet is toegestaan en dat verzoekers in het minnelijke traject niet het maximaal haalbare hebben aangeboden, wat zij wel hadden verklaard in het overdrachtsdocument. Gezien deze omstandigheden is niet voldaan aan de voorwaarden van de Faillissementswet, en zijn er geen bijzondere omstandigheden aangevoerd die aanleiding zouden geven om verzoekers toch tot de schuldsaneringsregeling toe te laten. De rechtbank wijst daarom de verzoeken af.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie: Assen
zaaknummers: C/18/237408 / FT RK 24/987 en C/18/237409 / FT RK 24/988
vonnis van 2 oktober 2024
in de zaak van:
[verzoeker 1],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
voorheen handelend onder de naam [bedrijf] ,
gevestigd aan [adres]
,
en
[verzoeker 2],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
vennoot van [bedrijf] ,
gevestigd aan [adres]
,
hierna te noemen verzoekers.

1.PROCESGANG

1.1.
Verzoekers hebben op 6 augustus 2024 verzoekschriften met bijlagen ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling.
1.2.
De verzoekschriften zijn behandeld ter zitting van 20 september 2024. Daarbij zijn verzoekers gehoord.
1.3.
Vonnis is bepaald op heden.

2.RECHTSOVERWEGINGEN

2.1.
De rechtbank is gelet op het bepaalde in artikel 3 lid 1 van Verordening 2015/848 van de Raad van de Europese Unie bevoegd deze hoofdprocedure te openen nu het centrum van de voornaamste belangen van verzoekers in Nederland ligt.
2.2.
Bij controle van de bankafschriften bij de verzoekschriften heeft de rechtbank een bijschrijving op 16 april 2024 aangetroffen van € 6.345,64 , welk bedrag betrekking heeft op de afkoop van een polis bij Nationale Nederlanden. Verzoekers hebben ter zitting hierover verklaard dat zij met dit bedrag een lening hebben afgelost die was afgesloten bij de moeder van [verzoeker 1] (hierna: de moeder). Verzoekers hebben verder verklaard dat zij dit bewust voorafgaand aan de WSNP hebben uitbetaald omdat ze wisten dat de moeder in of na de WSNP niets uitbetaald zou krijgen.
2.3.
Uit het dossier blijkt dat het minnelijke traject op 11 juli 2023 van start is gegaan. De rapportage ‘Overdracht dwangakkoord of WSNP’ van 19 maart 2024 (hierna: het overdrachtsdocument) bevat een overzicht van de schuldenlast in het minnelijke traject. Ter zitting hebben verzoekers verklaard dat de schuld aan de moeder niet is opgenomen in dit schuldenoverzicht en dat die, waarschijnlijk, in de WSNP niet zou zijn ingediend. Verzoekers hebben derhalve na opmaak van dit document maar voor afgifte van de machtiging voor het aanvragen van WSNP aan de Gemeentelijke Kredietbank (op 14-5-2024) besloten om een vermogensbestanddeel te gelde te maken (namelijk: het afkopen van een polis bij ING) om daarmee vervolgens de gestelde schuld aan moeder (geen schuldeiser uit de schuldenlijst) te voldoen.
2.4.
Nog daargelaten dat het dossier geen onderliggende informatie over deze lening bevat, is een dergelijke selectieve betaling in het stadium waarin verzoekers op dat moment verkeerden (in de periode net na het minnelijke traject en net voor de aanvraag WSNP) onaanvaardbaar. Verzoekers hadden de opbrengst uit afkoop onder zich moeten houden, zodat deze in de door verzoekers beoogde schuldsaneringsregeling had kunnen worden verdeeld onder de schuldeisers. Het uitbetalen aan slechts één schuldeiser is niet toegestaan. De rechtbank is van oordeel dat verzoekers met deze transactie niet te goeder trouw zijn ten aanzien van het onbetaald laten van de overige schulden. [1] Overigens volgt uit wat hiervoor is beschreven ook dat verzoekers in het minnelijke traject niet het maximaal haalbare hebben aangeboden, waar zij dit wel hebben verklaard in het overdrachtsdocument.
2.5.
Gezien het bovenstaande is ten aanzien van verzoekers niet voldaan aan het bepaalde in artikel 288 lid 1, aanhef en onder b van de Faillissementswet. Bijzondere omstandigheden die aanleiding kunnen geven verzoekers niettemin tot de schuldsaneringsregeling toe te laten zijn niet aangevoerd of gebleken. De rechtbank zal de beide verzoeken tot toepassing van de schuldsaneringsregeling daarom afwijzen.
BESLISSING
De rechtbank:
wijst de verzoeken af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.P.D. Mathey-Bal, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 oktober 2024, in tegenwoordigheid van de griffier. [2]

Voetnoten

1.Vergelijk Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 15 augustus 2022, ECLI:NL:GHARL:2022:7125.
2.Tegen deze uitspraak kan degene, aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, uitsluitend via een advocaat binnen acht dagen na de dag van deze uitspraak hoger beroep instellen bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, locatie Leeuwarden.