ECLI:NL:RBNNE:2024:3605

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
30 augustus 2024
Publicatiedatum
16 september 2024
Zaaknummer
LEE 24/3460
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tijdelijke sluiting van een bedrijfspand door de burgemeester in het belang van de openbare orde en veiligheid

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland, gedateerd 30 augustus 2024, wordt een verzoek om een voorlopige voorziening behandeld. Verzoekers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. K.A. Faber, hebben bezwaar gemaakt tegen een besluit van de burgemeester van Groningen, dat op 6 augustus 2024 de tijdelijke sluiting van hun bedrijfspand heeft bevolen. De sluiting, die inging op 7 augustus 2024, was bedoeld om de openbare orde en veiligheid te waarborgen na een aantal schietincidenten in de omgeving. De burgemeester stelde dat de sluiting noodzakelijk was om te voorkomen dat er verdere gevaarlijke situaties zouden ontstaan.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om schorsing van het besluit toegewezen. Hij oordeelde dat de burgemeester niet in redelijkheid kon stellen dat een sluiting van drie maanden noodzakelijk was. De voorzieningenrechter concludeerde dat er onvoldoende bewijs was dat de veiligheid in het geding was en dat de burgemeester niet had aangetoond dat de sluiting van het bedrijfspand daadwerkelijk een algemeen belang diende. De voorzieningenrechter schorste de werking van het bestreden besluit met ingang van 18 september 2024, 11:00 uur, en droeg de burgemeester op om de proceskosten van verzoekers te vergoeden.

De uitspraak benadrukt de noodzaak voor de burgemeester om zorgvuldig om te gaan met zijn bevoegdheden en de vereisten voor het opleggen van een sluiting van een bedrijfspand. De voorzieningenrechter wees erop dat de burgemeester moet kunnen aantonen dat er een directe bedreiging voor de openbare orde of veiligheid is, voordat hij tot sluiting overgaat. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 24/3460

uitspraak van de voorzieningenrechter van 30 augustus 2024 in de zaak tussen

de vennootschap onder firma
[bedrijfsnaam], gevestigd te [vestigingsplaats] , en haar vennoten:
[naam 1],
[naam 2], verzoekers
(gemachtigde: mr. K.A. Faber)
en

de burgemeester van Groningen

(gemachtigden: mr. L. Reitsema en R.J. Bakker).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
Urban Interest Vastgoed B.V., statutair gevestigd te ’s-Gravenhage.

Inleiding

1. [bedrijfsnaam] is gevestigd op het [adres] . In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekers tegen het besluit van de burgemeester van 6 augustus 2024 (het bestreden besluit). Met dat besluit heeft de burgemeester de sluiting van het bedrijfspand gelegen aan [adres] bevolen. De sluiting is ingegaan op 7 augustus 2024 om 11.00 uur voor de duur van drie maanden, tot en met 5 november 2024 11.00 uur.
1.1.
Verzoekers hebben tegen het bestreden besluit bezwaar gemaakt. Zij hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 28 augustus 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [bedrijfsnaam] , vertegenwoordigd door haar vennoot [naam 1] , bijgestaan door hun gemachtigde. Aan de zijde van verzoekers zijn tevens [naam 3] en [naam 4] verschenen. De burgemeester heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. De derde-partij heeft zich niet laten vertegenwoordigen.

Totstandkoming van het besluit

2. De burgemeester heeft in het bestreden besluit overwogen dat ingrijpen noodzakelijk is door [bedrijfsnaam] tijdelijk te sluiten. Volgens hem is, door het zichtbaar sluiten van het pand, voor de buitenwereld zichtbaar dat er geen activiteiten meer plaatsvinden en dat er niemand in het pand aanwezig is. Met deze maatregel beoogt hij de openbare orde en veiligheid rond het pand te herstellen en te voorkomen dat verder gevaar zich zal voordoen. Hij acht een risico aanwezig voor de openbare orde en veiligheid vanwege de combinatie van de schietincidenten op 26 juli 2024 op de Zonnelaan en de Beukenlaan beide te Groningen, de relatie van betrokkenen met incidenten in Winschoten en de concrete dreiging gericht op [bedrijfsnaam] . Op grond van artikel 174, tweede lid, van de Gemeentewet dan wel artikel 175 van de Gemeentewet heeft hij daarom ter handhaving van de openbare orde en de veiligheid en beperking van gevaar, de sluiting van het bedrijfspand gelegen aan [adres] bevolen met ingang van 7 augustus 2024 om 11.00 uur voor de duur van drie maanden, derhalve tot en met 5 november 2024, 11.00 uur.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

3. Verzoekers hebben verzocht het verzoek toe te wijzen en het bestreden besluit te schorsen als ware reeds positief beslist, althans een voorlopige voorziening te treffen die de voorzieningenrechter redelijk oordeelt in de gegeven omstandigheden.
4. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
4.1.
De voorzieningenrechter beoordeelt bij de vraag of hij een voorlopige voorziening zal treffen of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. Dat kan een reden zijn om de werking van het bestreden besluit te schorsen. Om dit te beoordelen geeft hij een voorlopig oordeel over de rechtmatigheid van het besluit dat onderwerp is van het verzoek om een voorlopige voorziening.
Was de burgemeester bevoegd om op grond van artikel 174 van de Gemeentewet de tijdelijke sluiting van [bedrijfsnaam] te bevelen?
5. Verzoekers voeren aan dat artikel 174 van de Gemeentewet niet voorziet in het sluiten van een bedrijfspand zoals dat waarin [bedrijfsnaam] is gevestigd. Volgens hen is er in dit opzicht een relevant verschil tussen private en publieke gebouwen, in de zin dat de eigenaar van [bedrijfsnaam] zelf kan bepalen wie hij toelaat.
5.1.
De burgemeester stelt zich op het standpunt dat de bepaling juist is bedoeld om een horecapand te kunnen sluiten zoals hij heeft gedaan.
5.2.
Naar voorlopig oordeel was de burgemeester bevoegd om op grond van artikel 174 van de Gemeentewet de tijdelijke sluiting van [bedrijfsnaam] te bevelen. [bedrijfsnaam] is een bedrijf waar het mogelijk is om eet- en drinkwaren af te halen. Het is in beginsel voor een ieder toegankelijk, gedurende de geadverteerde openingstijden. Er is een openbare website. Daarmee richt het zich op het publiek. De voorzieningenrechter kwalificeert het bedrijfspand als een voor het publiek openstaand gebouw in de zin van artikel 174 van de Gemeentewet. Dat de vennoten eigen regels toepassen doet niet af aan de bevoegdheid om op grond van artikel 174 van de Gemeentewet toezicht te houden.
Hoe beoordeelt de voorzieningenrechter de toepassing van de bevoegdheid?
6. Verzoekers voeren aan dat [bedrijfsnaam] noch [naam 1] betrokken is bij wat er in Winschoten is gebeurd. [naam 3] en [naam 4] zouden als getuigen worden gehoord door de rechter-commissaris, de schietincidenten houden daarmee verband. [naam 1] betwist dat er een dreigement is geuit van de strekking dat “er betaald moest worden omdat de tent anders de lucht in zou gaan”. Verzoekers verbinden daaraan de conclusie dat de sluiting van [bedrijfsnaam] geen algemeen belang dient.
6.1.
De burgemeester stelt zich op het standpunt dat het gaat om het borgen van de veiligheid. Gelet op de beschikbare informatie, onder meer uit de bestuurlijke rapportages van 3 augustus 2024 en 27 augustus 2024 zou het bedrijfspand nog gesloten moeten blijven, aldus de burgemeester.
6.2.
De voorzieningenrechter beoordeelt de toepassing van de bevoegdheid als volgt.
6.2.1.
De Afdeling bestuursrechtspraak heeft in haar jurisprudentie tot uitdrukking gebracht dat artikel 174, tweede lid, van de Gemeentewet de bevoegdheid geeft tot het geven van bevelen om onverwijld in te grijpen in situaties die de veiligheid of de gezondheid bedreigen. De bevelen die op grond van deze bepaling worden gegeven, zien op concrete, zich direct aandienende, de veiligheid of gezondheid bedreigende situaties. De in artikel 174, tweede lid, van de Gemeentewet neergelegde bevoegdheid kan dan ook uitsluitend worden aangewend indien onverwijld moet worden ingegrepen ter bescherming van de veiligheid en gezondheid. [1]
6.2.2.
In de bestuurlijke rapportage van 3 augustus 2024 is de aanleiding voor het opstellen daarvan beschreven. Zakelijk weergegeven ging het erom dat op vrijdag 26 juli 2024 bij de politie Noord-Nederland in een tijdsbestek van circa twee uur, twee meldingen zijn binnengekomen van twee afzonderlijke schietincidenten. Die hadden zeer waarschijnlijk een onderling verband, aldus de opsteller van de rapportage. Het eerste schietincident vond plaats om 00:59 uur op de Zonnelaan te Groningen. Ongeveer twee uren later, om 03:10 uur, vond er een schietincident plaats met dezelfde betrokkenen aan de Berkenlaan/Eikenlaan te Groningen.
6.2.3.
Tussen partijen is niet in geschil dat [naam 1] bij beide schietincidenten aanwezig was en dat het schietincident aan de Berkenlaan in de nabijheid van [bedrijfsnaam] heeft plaatsgevonden. Op basis van deze informatie uit de bestuurlijke rapportage kon de burgemeester ten tijde van het bestreden besluit in redelijkheid komen tot het uitvaardigen van het bevel zoals hij dat heeft gedaan, omdat niet kon worden uitgesloten dat [naam 1] een grotere betrokkenheid zou hebben dan die van een aanwezige. Het besluit was daarom aanvankelijk niet-onrechtmatig.
6.2.4.
Dat neemt niet weg dat, naar mate de tijd verstrijkt, dient te worden nagegaan of de aanvankelijke veronderstelling juist was dat de schietincidenten in directe relatie staan tot [bedrijfsnaam] en/ of haar vennoten. De voorzieningenrechter overweegt dat aannemelijk is geworden dat de aanleiding voor de schietincidenten was gelegen in het gegeven dat [naam 4] en [naam 3] in juli 2024 als getuigen zouden worden gehoord in een strafzaak door de rechter-commissaris in verband met een steek- en schietincident dat op 6 juli 2023 heeft plaatsgevonden in Winschoten. Niet is aannemelijk geworden dat de betrokkenheid van [naam 1] bij de schietincidenten verder gaat dan zijn aanwezigheid op de Zonnelaan ten tijde daarvan. Evenmin is aannemelijk geworden dat de schietpartijen in een directe relatie staan tot [bedrijfsnaam] .
6.2.5.
Ten aanzien van het dreigement dat door [naam 1] wordt betwist overweegt de voorzieningenrechter dat een verband met de schietincidenten niet aannemelijk is gemaakt. Mogelijk gaat dit om een ander (zakelijk) conflict, maar dat is verder niet geduid in de bestuurlijke rapportage. Volgens de ondertekening daarvan is de bestuurlijke rapportage naar waarheid opgemaakt, op basis van op ambtseed/ ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal, politiemutaties en openbare bronnen. Weliswaar is een dergelijke mutatie, naast een op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal, een aanvaarde vorm waarin door politieambtenaren waargenomen feiten en omstandigheden worden vastgelegd, maar deze vorm is met minder waarborgen omgeven. Dat brengt met zich dat aan in een mutatierapport vermelde feiten, minder bewijskracht toekomt dan aan een proces-verbaal. De processen-verbaal en de politiemutaties die aan de bestuurlijke rapportage ten grondslag liggen, zijn niet door de burgemeester in het geding gebracht. Evenmin is uit de bestuurlijke rapportage af te leiden of de informatie afkomstig is uit een proces-verbaal of uit een politiemutatie. De voorzieningenrechter kan er daarom niet zonder meer van uitgaan dat de informatie over het dreigement is gebaseerd op een proces-verbaal dat op ambtseed of ambtsbelofte is opgemaakt. Het is niet uit te sluiten dat dit staat te lezen in een politiemutatie. Ten slotte weegt mee dat de politie in de bestuurlijke rapportage ermee heeft volstaan om de burgemeester in overweging te geven om “passende maatregelen” te nemen, zónder dat expliciet wordt geadviseerd [bedrijfsnaam] te sluiten.
6.2.6.
Niet aannemelijk is dat op basis van de informatie die beschikbaar was ten tijde van het sluiten van het onderzoek in de onderhavige zaak, gedurende drie maanden, gerekend vanaf 7 augustus 2024, sprake zal zijn van een concrete, zich direct aandienende, de veiligheid bedreigende situatie die verband houdt met [bedrijfsnaam] en/ of haar vennoten, zoals vereist voor toepassing van artikel 174, tweede lid, van de Gemeentewet. De burgemeester kan zich naar voorlopig oordeel niet in redelijkheid op het standpunt stellen dat een sluiting van drie maanden momenteel nodig is in het belang van de veiligheid. Daarin ziet de voorzieningenrechter aanleiding om de werking van het bestreden besluit te schorsen met ingang van woensdag 18 september 2024, 11:00. Uit het voorgaande volgt dat evenmin aannemelijk is geworden dat er momenteel een ernstige vrees is voor het ontstaan van ernstige wanordelijkheden in directe relatie tot [bedrijfsnaam] en/ of haar vennoten, zoals vereist voor toepassing van artikel 175 van de Gemeentewet. Het bezwaar heeft een redelijke kans van slagen.
7. Omdat een voorlopige voorziening wordt getroffen moet de burgemeester het griffierecht aan verzoekers vergoeden en krijgen zij ook een vergoeding van hun proceskosten. De burgemeester moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.750,– omdat de gemachtigde van verzoekers een verzoekschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen.

Conclusie en gevolgen

8. De werking van het bestreden besluit zal worden geschorst, zoals hierna vermeld. Dit betekent dat het bevel tot tijdelijke sluiting van [bedrijfsnaam] van 6 augustus 2024 is uitgewerkt op woensdag 18 september 2024, om 11:00.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek om een voorlopige voorziening te treffen toe;
  • schorst de werking van het bestreden besluit van 6 augustus 2024, met ingang van 18 september 2024, 11:00;
  • wijst af hetgeen meer of anders is verzocht;
  • draagt de burgemeester op het griffierecht van € 371,– aan verzoekers te vergoeden;
  • veroordeelt de burgemeester tot betaling van € 1.750,– aan proceskosten van verzoekers.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. D.H. ter Beek, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 30 augustus 2024.
griffier
voorzieningenrechter
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen (artikel 8:84, vijfde lid, gelezen in samenhang met artikel 8:77, derde lid, van de Awb).
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wetgeving

Gemeentewet
Artikel 174
1. De burgemeester is belast met het toezicht op de openbare samenkomsten en vermakelijkheden alsmede op de voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven.
2. De burgemeester is bevoegd bij de uitoefening van het toezicht, bedoeld in het eerste lid, de bevelen te geven die met het oog op de bescherming van veiligheid en gezondheid nodig zijn.
3. De burgemeester is belast met de uitvoering van verordeningen voor zover deze betrekking hebben op het in het eerste lid bedoelde toezicht.
Artikel 175
1. In geval van oproerige beweging, van andere ernstige wanordelijkheden of van rampen, dan wel van ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, is de burgemeester bevoegd alle bevelen te geven die hij ter handhaving van de openbare orde of ter beperking van gevaar nodig acht. Daarbij kan van andere dan bij de Grondwet gestelde voorschriften worden afgeweken.
2. […]

Voetnoten

1.. Rov. 3.2 van ECLI:NL:RVS:2018:3699.