In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland, gedateerd 30 augustus 2024, wordt een verzoek om een voorlopige voorziening behandeld. Verzoekers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. K.A. Faber, hebben bezwaar gemaakt tegen een besluit van de burgemeester van Groningen, dat op 6 augustus 2024 de tijdelijke sluiting van hun bedrijfspand heeft bevolen. De sluiting, die inging op 7 augustus 2024, was bedoeld om de openbare orde en veiligheid te waarborgen na een aantal schietincidenten in de omgeving. De burgemeester stelde dat de sluiting noodzakelijk was om te voorkomen dat er verdere gevaarlijke situaties zouden ontstaan.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om schorsing van het besluit toegewezen. Hij oordeelde dat de burgemeester niet in redelijkheid kon stellen dat een sluiting van drie maanden noodzakelijk was. De voorzieningenrechter concludeerde dat er onvoldoende bewijs was dat de veiligheid in het geding was en dat de burgemeester niet had aangetoond dat de sluiting van het bedrijfspand daadwerkelijk een algemeen belang diende. De voorzieningenrechter schorste de werking van het bestreden besluit met ingang van 18 september 2024, 11:00 uur, en droeg de burgemeester op om de proceskosten van verzoekers te vergoeden.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor de burgemeester om zorgvuldig om te gaan met zijn bevoegdheden en de vereisten voor het opleggen van een sluiting van een bedrijfspand. De voorzieningenrechter wees erop dat de burgemeester moet kunnen aantonen dat er een directe bedreiging voor de openbare orde of veiligheid is, voordat hij tot sluiting overgaat. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen hoger beroep of verzet open.