Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 september 2024 in de zaak tussen
[eiseres] , te [vestigingsplaats] , eiseres
Belastingdienst Midden- en Kleinbedrijf, Kantoor Almere, de inspecteur
Inleiding
Feiten
Beoordeling door de rechtbank
- Tussen partijen is niet in geschil dat de auto daadwerkelijk (civielrechtelijk) door eiseres is verkocht en geleverd aan haar dga, en voor die verkoop is een factuur opgesteld die door de dga is betaald.
- De naheffingsaanslag ziet volledig op het verschil in de omzetbelasting tussen het standpunt van eiseres (maatstaf: € 2.250, omzetbelasting: € 463) en dat van de inspecteur (maatstaf: € 25.000, omzetbelasting: € 5.250).
- Tussen partijen is niet in geschil dat als eiseres in het gelijk gesteld wordt, de naheffingsaanslag en verzuimboete vernietigd moeten worden.
3.2.1 De levering van goederen is een economische activiteit in de zin van artikel 2, lid 1, letter a, artikel 9, lid 1, en artikel 14, lid 1, van BTW-richtlijn 2006 – en daarmee een belastbare handeling in de zin van artikel 1, aanhef en letter a, en artikel 3, lid 1, letter a, van de Wet OB – indien zij voldoet aan de objectieve criteria waarop deze begrippen zijn gebaseerd, onafhankelijk van het oogmerk of het resultaat ervan. In dit verband is van belang dat de belastingplichtige het recht heeft om zijn activiteiten zodanig te structureren dat de omvang van zijn belastingschuld beperkt blijft.
3.4 Opmerking verdient dat het oogmerk van belastingbesparing wel van belang is bij de toetsing of een transactie, zoals een levering onder bezwarende titel, deel uitmaakt van een samenstel van transacties waarmee, in weerwil van de formele toepassing van wettelijke bepalingen, wordt bereikt dat in strijd met het door deze bepalingen beoogde doel een belastingvoordeel wordt toegekend, terwijl uit een geheel van objectieve factoren blijkt dat het wezenlijke doel van het samenstel van transacties erin bestaat om dat belastingvoordeel te verkrijgen (misbruik van recht). Slechts onder die voorwaarden is plaats voor een uitzondering op de hiervoor in 3.2.1 vermelde regel dat een belastingplichtige het recht heeft om zijn activiteit zodanig te structureren dat de omvang van zijn belastingschuld wordt beperkt. Voor de omzetbelasting betekent het voorgaande dat in het geval de transacties waarop de belastingplichtige het recht op aftrek heeft gebaseerd misbruik van recht vormen, hem het recht op aftrek wordt ontzegd.”
Conclusie en gevolgen
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de naheffingsaanslag;
- vernietigt de verzuimboete;
- bepaalt dat de inspecteur het griffierecht van € 365,- aan eiseres moet vergoeden;
- veroordeelt de inspecteur tot betaling van totaal € 655,90 aan proceskosten aan eiseres.