ECLI:NL:RBNNE:2024:354

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
7 februari 2024
Publicatiedatum
12 februari 2024
Zaaknummer
C/18/220643 / HA ZA 23-30
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Intellectueel-eigendomsrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verwijdering van bijzondere productinformatie van concurrent in het kader van databankenrecht en onrechtmatige daad

In deze zaak heeft Tracpartz B.V. een vordering ingesteld tegen een concurrent, die onder verschillende handelsnamen opereert, met als doel de verwijdering van zogenaamde 'bijzondere productinformatie' van de website van de concurrent. Deze informatie betreft de compatibiliteit van tractoronderdelen van verschillende merken. Tracpartz stelt dat deze informatie een databank vormt en dat de concurrent inbreuk maakt op haar databankrechten, onrechtmatig handelt en ongerechtvaardigd is verrijkt door deze informatie te gebruiken zonder toestemming. De rechtbank heeft de vorderingen van Tracpartz afgewezen, omdat de rechtbank van oordeel is dat de verzameling van bijzondere productinformatie niet voldoet aan de eisen van de Databankenwet. De investeringen die Tracpartz heeft gedaan zijn niet gericht op het creëren van een databank, maar op het verkrijgen van kennis over de toepasbaarheid van onderdelen. Daarnaast is er geen bewijs dat de concurrent onrechtmatig heeft gehandeld of ongerechtvaardigd is verrijkt. De rechtbank heeft Tracpartz veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde partij, die zijn vastgesteld op € 12.524,95.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Groningen
Zaaknummer: C/18/220643 / HA ZA 23-30
Vonnis van 7 februari 2024
in de zaak van
TRACPARTZ B.V.,
te Marum,
eisende partij,
hierna te noemen: Tracpartz,
advocaat: mr. J.J. Gevers te Groningen,
tegen
[gedaagde partij], handelend onder de naam [handelsnaam 1] , [handelsnaam 2] en [handelsnaam 3] ,
te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde partij] ,
advocaat: mr. T.S. Kriense te Amsterdam.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 26 juli 2023
- het B13-formulier waarbij Tracpartz een USB-stick heeft gedeponeerd
- de akte overlegging aanvullende productie en akte uitlating productie van [gedaagde partij]
- het B13-formulier waarbij Tracpartz een productie en een tweede USB-stick heeft overgelegd
- de akte overlegging aanvullende productie – overzicht proceskosten artikel 1019h Rv van [gedaagde partij]
- de akte indiening productie van Tracpartz
- de mondelinge behandeling van 31 oktober 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt
- de spreekaantekeningen van mr. Gevers en van mr. Kriense.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Tracpartz drijft een onderneming bestaande uit het via een webshop (tracpartz.com) aanbieden, verhandelen en vervangen van tractoronderdelen voor oude minitractoren die uitsluitend zijn geproduceerd in Japan voor de eigen binnenlandse markt. Tracpartz drijft deze onderneming vanaf 2009.
2.2.
[gedaagde partij] exploiteert sinds juli 2018 eveneens een [webshop] die is gericht op het aanbieden en verhandelen van dezelfde soort tractoronderdelen.
2.3.
Tracpartz heeft op haar website bij de betreffende tractoronderdelen, naast de door de producent verstrekte compatibiliteitsinformatie ten aanzien van de eigen tractoren, vermeld voor welke andere tractormerken en/of typen een bepaald onderdeel geschikt is. Tracpartz noemt dit de ‘bijzondere productinformatie’. [gedaagde partij] heeft op zijn website (ten aanzien van bepaalde onderdelen) dezelfde bijzondere productinformatie staan.
2.4.
Bij brief van 29 november 2019 heeft Tracpartz aan [gedaagde partij] kenbaar gemaakt dat zij heeft geconstateerd dat [gedaagde partij] zonder toestemming van Tracpartz meerdere delen van de website en content van Tracpartz heeft gekopieerd en heeft gebruikt voor zijn eigen websites, hetgeen een onrechtmatige daad oplevert. Tracpartz heeft [gedaagde partij] gesommeerd per direct iedere inbreuk op de intellectuele eigendomsrechten van Tracpartz te staken en gestaakt te houden.
2.5.
In antwoord daarop heeft [gedaagde partij] in zijn e-mail van 3 december 2019 medegedeeld dat elke vorm van inbreuk op intellectuele eigendommen zal worden gestaakt en dat zijn medewerkers zullen worden geïnstrueerd, zodat in de toekomst deze fouten niet kunnen
ontstaan.
2.6.
Tracpartz heeft [gedaagde partij] bij brief van 23 december 2021 medegedeeld dat [gedaagde partij] geen gehoor heeft gegeven aan de sommatie. Tracpartz heeft [gedaagde partij] erop gewezen dat hij inbreuk maakt op het databankenrecht van Tracpartz door grote delen van de onderdelendatabase van Tracpartz te kopiëren en informatie op zijn website te tonen die uitsluitend afkomstig kan zijn uit de database van Tracpartz. [gedaagde partij] is gesommeerd om binnen vijf dagen alle geconstateerde en mogelijk nog niet geconstateerde inbreuken op de rechten van Tracpartz te staken en gestaakt te houden en om de bij de brief meegezonden onthoudingsverklaring ongewijzigd en voor akkoord getekend te retourneren.
2.7.
Bij brief van 14 februari 2022 heeft [gedaagde partij] kenbaar gemaakt niet in te gaan op de gestuurde sommatie omdat volgens hem geen sprake is van een databank en het hem vrij staat een met Tracpartz concurrerende webshop te exploiteren en gebruik te maken van de productinformatie.
2.8.
Vervolgens heeft tussen partijen correspondentie plaatsgevonden over de vraag of Tracpartz al dan niet een databank exploiteert en of [gedaagde partij] daar inbreuk op heeft gemaakt door deze over te nemen en te gebruiken voor zijn eigen website.

3.Het geschil

3.1.
Tracpartz vordert dat de rechtbank, uitvoerbaar bij voorraad:
I. [gedaagde partij] veroordeelt alle bijzondere productinformatie die hij op zijn website heeft geplaatst te verwijderen en verwijderd te houden;
II. wat betreft de onder I. uit te spreken veroordeling bepaalt dat bij niet nakoming hiervan, voor zover te wijten aan [gedaagde partij] , [gedaagde partij] een dwangsom zal verbeuren van € 500,00 voor iedere dag of gedeelte hiervan dat [gedaagde partij] in gebreke mochten blijven aan de veroordelingen te voldoen;
III. voor recht verklaart dat [gedaagde partij] inbreuk heeft gemaakt op het databankrecht van Tracpartz;
IV. voor recht verklaart dat [gedaagde partij] onrechtmatig heeft gehandeld jegens Tracpartz door de Bijzondere Productinformatie c.q. (delen van) de databank te gebruiken;
V. voor recht verklaart dat [gedaagde partij] ongerechtvaardigd is verrijkt door de Bijzondere Productinformatie c.q. de databank te gebruiken;
VI. [gedaagde partij] veroordeelt aan Tracpartz een schadevergoeding te betalen wegens het inbreuk maken op haar databankrecht, nader op te maken bij staat;
VII. [gedaagde partij] veroordeelt aan Tracpartz een schadevergoeding te voldoen ter hoogte van het bedrag waarmee [gedaagde partij] is verrijkt, nader op te maken bij staat;
VIII. [gedaagde partij] veroordeelt aan Tracpartz een schadevergoeding te voldoen wegens de door haar gepleegde onrechtmatige daad, nader op te maken bij staat;
IX. [gedaagde partij] veroordeelt in de kosten van het geding ex artikel 1019h Rv;
X. [gedaagde partij] veroordeelt aan Tracpartz de nakosten te voldoen ten bedrage van € 157,00 zonder betekening van het in deze zaak te wijzen vonnis, vermeerderd met € 82,00 in geval van betekening.
3.2.
[gedaagde partij] voert verweer. [gedaagde partij] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van Tracpartz, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van Tracpartz, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van Tracpartz in de kosten van deze procedure conform artikel 1019h van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), vermeerderd met de wettelijke rente.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
In deze procedure moet – kort gezegd – worden beoordeeld of [gedaagde partij] ongeoorloofd gebruik maakt van de door Tracpartz verzamelde bijzondere productinformatie die zij op haar website heeft gepubliceerd en of [gedaagde partij] deze van haar website moet verwijderen. Met bijzondere productinformatie wordt door Tracpartz bedoeld de informatie dat een onderdeel van een bepaald merk minitractor ook geschikt is voor bepaalde andere merken en typen minitractoren.
Databankenwet
4.2.
Tracpartz legt allereerst aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde partij] inbreuk maakt op het databankenrecht van Tracpartz, door zonder enige vorm van toestemming gegevens, zijnde de bijzondere productinformatie, uit de databank van Tracpartz te kopiëren en op haar eigen website beschikbaar te maken. Tracpartz beroept zich hierbij op artikel 2 lid 1 sub a en b van de Databankenwet (Dw).
4.3.
Voordat kan worden beoordeeld of [gedaagde partij] inbreuk maakt op het databankenrecht van Tracpartz, moet worden beoordeeld of de verzameling van bijzondere productinformatie een databank is zoals bedoeld in artikel 1 lid 1 sub a Dw. De rechtbank is van oordeel dat dat niet het geval is en overweegt daartoe als volgt.
4.4.
Artikel 1 lid 1 sub a Dw bepaalt dat een databank een verzameling van werken, gegevens of andere zelfstandige elementen is die systematisch of methodisch geordend en afzonderlijk met elektronische middelen of anderszins toegankelijk zijn en waarvan de verkrijging, de controle of de presentatie van de inhoud in kwalitatief of kwantitatief opzicht getuigt van een substantiële investering. Die investering vervolgens moet gericht zijn op het maken van die databank. Een investering die primair gericht is op iets anders dan het maken van een databank levert geen beschermde databank op. Voor de uitleg van het begrip ‘substantiële investering’ in de Databankenwet is de inhoud van de Databankenrichtlijn [1] en de jurisprudentie van het Hof van Justitie van belang, aangezien de Databankenwet de omzetting van die Databankenrichtlijn in de Nederlandse wetgeving vormt.
4.5.
Uit de arresten van het Hof van Justitie van 9 november 2004 [2] blijkt dat bij de beoordeling van het bestaan van een (substantiële) investering in de zin van de Databankenrichtlijn een onderscheid moet worden gemaakt tussen investeringen die zijn gedaan om de gegevens die in de databanken zijn opgenomen te creëren en de investeringen die zijn gedaan om bestaande gegevens te verkrijgen en in de databank op te nemen. De eerstgenoemde investeringen vallen niet onder het begrip ‘investering’ in de zin van de Databankenrichtlijn en de Databankenwet, de laatstgenoemde investeringen wel.
4.6.
Tracpartz stelt dat haar verzameling van bijzondere productinformatie dient te worden aangemerkt als een databank. De investering van Tracpartz in het opsporen en verzamelen van (via de fabrikant) beschikbare documentatie en het vertalen en categoriseren van deze documentatie ziet op de (door Tracpartz zo genoemde) algemene productinformatie. Daarvan stelt Tracpartz dat deze vrijelijk door [gedaagde partij] gebruikt mag worden. Deze investeringen moeten daarom buiten beschouwing worden gelaten in het kader van de beoordeling of Tracpartz conform de Databankenwet substantieel heeft geïnvesteerd.
4.7.
Het gaat er dus om of de Databankenwet van toepassing is op de verzameling van bijzondere productinformatie. In dat kader stelt Tracpartz dat zij actief heeft geïnvesteerd in het verzamelen van de informatie die zij heeft verkregen met het verhandelen en vervangen van onderdelen vanaf 2009. Voor iedere werkplaatsopdracht heeft zij separaat gedocumenteerd welk onderdeel voor welk type minitractor is gebruikt. Deze investeringen zien naar het oordeel van de rechtbank niet op de in de Databankenwet bedoelde substantiële investering. Deze investeringen die Tracpartz heeft gedaan zijn namelijk ten behoeve van het verkrijgen en uitbreiden van de kennis van de toepasbaarheid en compatibiliteit van tractoronderdelen. Er is daarmee sprake van het creëren van elementen (gegevens) die de inhoud van de databank vormen. Dit is voor Tracpartz zelf nuttige informatie om te gebruiken in de werkplaats en daarnaast wordt deze informatie, zoals Tracpartz in haar dagvaarding stelt, ingezet op haar website zodat haar klanten dit kunnen gebruiken voor aankopen bij Tracpartz. Als de door Tracpartz gedane investering al zou moeten worden gezien als een investering in een webwinkel dan valt dat evenmin onder de doelomschrijving van de Databankenrichtlijn. De Databankenrichtlijn ziet immers op de bescherming van investeringen ten behoeve van systemen voor de opslag en verwerking van gegevens. Daarmee worden databanken in de eigenlijke zin des woords bedoeld, en niet webwinkels. [3]
4.8.
Gelet op het voorgaande komt Tracpartz niet de in artikel 2 Dw neergelegde bescherming. De vorderingen onder III. en VI. zullen daarom worden afgewezen.
Onrechtmatige daad
4.9.
Tracpartz stelt verder dat [gedaagde partij] onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld door, zonder enige vorm van toestemming, op zijn website gebruik te maken van de bijzondere productinformatie.
4.10.
De rechtbank overweegt dat volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad de vrijheid van handel en bedrijf in beginsel voorop staat. Het enkel profiteren van het bedrijfsdebiet van een concurrent is niet onrechtmatig; ook niet wanneer die concurrent daardoor schade lijdt. Van onrechtmatigheid kan pas sprake zijn bij bijzondere omstandigheden. [4]
4.11.
Tracpartz stelt in dat kader dat [gedaagde partij] dagelijks meerdere uren haar website afstruint voor compatibiliteitsinformatie, met name bijzondere productinformatie, die hij vervolgens op zijn eigen website plaatst. Op de mondelinge behandeling heeft [gedaagde partij] erkend dat het IP-adres waar Tracpartz onderzoek naar heeft gedaan – en van welk onderzoek op een gedeponeerde usb-stick een video is overgelegd – van hem is. [gedaagde partij] voert echter aan dat hij op het moment dat Tracpartz zijn bewegingen op de website van Tracpartz volgde, zoals vastgelegd in de overgelegde video, informatie verzamelde voor zijn advocaat en dat hij de website van Tracpartz voornamelijk gebruikt voor marktonderzoek naar de prijzen van de onderdelen. Wat de reden ook is van het bezoek van [gedaagde partij] aan de website van Tracpartz, zoals hiervoor reeds is geoordeeld wordt de op de website van Tracpartz vermelde bijzondere productinformatie niet beschermd door de Databankenwet. De informatie die [gedaagde partij] derhalve zou kopiëren en zou gebruiken op zijn eigen website is in die zin dus geen beschermde informatie. Dit is dus geen bijzondere omstandigheid. Dat er sprake is van een andere bijzondere omstandigheid heeft Tracpartz niet gesteld. De handelswijze van [gedaagde partij] in het verleden, dat hij zijn webshop een op Tracpartz gelijkende naam heeft gegeven waardoor hij volgens Tracpartz inbreuk maakte op de Auteurswet en dat hij, nadat hij daarop is aangesproken, deze heeft gewijzigd, maakt evenmin dat thans sprake is van een dergelijke bijzondere omstandigheid.
4.12.
Voor zover Tracpartz zich heeft willen beroepen op slaafse nabootsing overweegt de rechtbank als volgt. Voor slaafse nabootsing is nodig dat sprake is van product met een eigen gezicht op de relevante markt en dat bij nabootsing van dat product verwarring bij het publiek ontstaat. Daarvan is in dit geval geen sprake. Het gaat in de onderhavige zaak immers om het antwoord op de vraag of [gedaagde partij] onrechtmatig jegens Tracpartz handelt door de bijzondere productgegevens van Tracpartz te kopiëren en te gebruiken op zijn eigen website. Zoals hiervoor is overwogen is daar geen sprake van.
4.13.
De vorderingen onder IV. en VIII. zullen gezien het voorgaande eveneens worden afgewezen.
Ongerechtvaardigde verrijking
4.14.
Tracpartz stelt verder dat [gedaagde partij] ongerechtvaardigd is verrijkt ex artikel 6:212 BW door het kopiëren en hergebruik van de bijzondere productinformatie van Tracpartz.
4.15.
Op grond van artikel 6:212 BW is voor een vordering uit ongerechtvaardigde verrijking vereist dat sprake is van verarming van de ene partij en verrijking van de andere partij zonder dat daarvoor een rechtvaardiging bestaat. Op Tracpartz rust de stelplicht en bewijslast van het bestaan van zijn eigen verarming, de ongerechtvaardigde verrijking aan de kant van [gedaagde partij] en het causaal verband daartussen.
4.16.
De verrijking aan de kant van [gedaagde partij] ziet volgens Tracpartz op de omstandigheid dat [gedaagde partij] door het overnemen van de bijzondere productinformatie van Tracpartz kosten bespaart en hij omzet genereert met de door Tracpartz verzamelde gegevens. De verarming van Tracpartz ziet volgens haar op de door haar gedane investeringen die niet terug te verdienen zijn doordat haar klanten nu hun bestelling plaatsen op de website van [gedaagde partij] .
4.17.
De rechtbank is van oordeel dat niet is gebleken dat Tracpartz klandizie misloopt doordat klanten thans bij [gedaagde partij] in plaats van bij Tracpartz hun tractoronderdelen kopen, laat staan dat dit zou gebeuren doordat [gedaagde partij] de bijzondere productinformatie van Tracpartz op zijn website zou gebruiken. Tracpartz stelt dit weliswaar, maar zij heeft daar geen enkele onderbouwing van gegeven. Bovendien is niet gebleken dat er enig causaal verband zou bestaan tussen de gestelde verarming van Tracpartz en de verrijking van [gedaagde partij] . Ook daarvan heeft Tracpartz geen onderbouwing gegeven. Daar komt bij dat heeft te gelden dat [gedaagde partij] onweersproken aanvoert dat in de laatste jaren meerdere webshops zijn gestart met de verkoop van onderdelen voor minitractoren. Indien Tracpartz al klandizie zou verliezen, dan kan dit derhalve niet slechts worden verklaard door de concurrentie van [gedaagde partij] .
4.18.
De vorderingen onder V. en VII. zullen daarom eveneens worden afgewezen.
Conclusie
4.19.
De vorderingen van Tracpartz op grond van de Databankenwet, onrechtmatige daad en ongerechtvaardigde verrijking worden afgewezen. In het verlengde daarvan zullen de vorderingen onder I. en II. eveneens worden afgewezen.
Proceskosten
4.20.
Tracpartz is de partij die ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. [gedaagde partij] vordert veroordeling in de proceskosten ex artikel 1019h Rv. Er is echter sprake van een gemengde vordering. De vorderingen van Tracpartz zijn immers gebaseerd op de Databankenwet, onrechtmatige daad en ongerechtvaardigde verrijking.
4.21.
Omdat in de door [gedaagde partij] opgevoerde kosten geen onderscheid wordt gemaakt tussen “IE-kosten” en “niet-IE-kosten” zal de rechtbank de IE-kosten dienen te schatten. De rechtbank is van oordeel dat het gewicht dat toekomt aan het op de inbreuk gebaseerde deel van de vordering ten opzichte van de gehele zaak en het aandeel van de kosten dat dienovereenkomstig met toepassing van artikel 1019h Rv voor vergoeding in aanmerking komt, moet worden vastgesteld op 70%. De kosten aan de zijde van [gedaagde partij] , die overigens voldoende onderbouwd zijn en redelijk en evenredig voorkomen, zullen derhalve worden begroot op € 11.762,45.
4.22.
Het overige deel (30%) zal worden begroot volgens het reguliere liquidatietarief:
Salaris advocaat 30% x € 1.495,00 (2,5 punten x € 598,00) = € 448,50. Daarnaast zal het griffierecht van € 314,00 worden toegewezen. De totale proceskosten tot aan dit vonnis aan de zijde van [gedaagde partij] worden daarmee begroot op € 12.524,95.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen van Tracpartz af,
5.2.
veroordeelt Tracpartz in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde partij] tot dit vonnis vastgesteld op € 12.524,95, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
5.3.
verklaart het vonnis wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Sanna en in het openbaar uitgesproken op 7 februari 2024.
c:598

Voetnoten

1.Richtlijn 96/9/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 1996 betreffende de rechtsbescherming van databanken
2.Hof van Justitie EG 9 november 2004, ECLI:EU:C:2004:695 (British Horseracing Board/William Hill) en Hof van Justitie EG 9 november 2004, C-46/02, ECLI:EU:C:2004:694 (Fixtures/Veikkaus)
3.Rechtbank Arnhem 6 maart 2009, ECLI:NL:RBARN:2009:BI0225 (De Roode Roos)
4.Vgl. Hoge Raad 27 juni 1986, ECLI:NL:HR:1986:AD7158 (Holland Nautic/Decca)