ECLI:NL:RBNNE:2024:3519

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
3 juli 2024
Publicatiedatum
9 september 2024
Zaaknummer
C/19/131097 / HA ZA 20-82
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eindvonnis in een civiele zaak tussen Enviem Holding B.V. en I-Beheer ICT B.V. over onverschuldigde betalingen en SLA Gold overeenkomst

Op 3 juli 2024 heeft de Rechtbank Noord-Nederland een eindvonnis uitgesproken in een civiele zaak tussen Enviem Holding B.V. en I-Beheer ICT B.V. De zaak betreft een geschil over onverschuldigde betalingen en de totstandkoming van een SLA Gold overeenkomst. Enviem c.s. vorderde betaling van een bedrag van € 8.668,44, maar de rechtbank oordeelde dat Enviem c.s. niet heeft bewezen dat de facturen met nummers 608385 en 608431 betrekking hebben op één en dezelfde levering. De rechtbank wees de vordering tot betaling af, omdat de onverschuldigdheid van de betaling niet was komen vast te staan. Daarnaast werd de vordering tot terugbetaling van SLA Gold-facturen afgewezen, omdat Enviem c.s. niet had aangetoond dat deze facturen onverschuldigd waren betaald. De rechtbank oordeelde dat de SLA Gold overeenkomst mondeling was afgesloten door de finance manager van Enviem, en dat de facturen daarvoor zijn voldaan. In reconventie vorderde I-Beheer betaling van verschillende facturen, maar de rechtbank oordeelde dat I-Beheer niet had bewezen dat Enviem B.V. de strippenkaarten had afgenomen. De rechtbank wees de vordering van I-Beheer af en compenseerde de proceskosten tussen partijen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Nederland

Civiel recht
zittingsplaats Assen
Zaaknummer: C/19/131097 / HA ZA 20-82
Vonnis van 3 juli 2024
in de zaak van

1.ENVIEM HOLDING B.V.,

te Harderwijk,
2.
ENVIEM B.V.,
te Harderwijk,
3.
TRANSNATIONAL BLENDERS B.V.,
te Dordrecht,
4.
ENVIEM RETAIL HOLDING B.V.,
te Harderwijk,
5.
ENVIEM RETAIL NEDERLAND B.V.,
te Harderwijk,
6.
ENVIEM RETAIL B.V.,
te Harderwijk,
7.
FASE FACILITY SERVICES B.V,
te Harderwijk,
8.
OLIEHANDEL NEDERLAND B.V.,
te Harderwijk,
9.
MAIN B.V.,
te Amsterdam,
10.
ENVIEM WHOLESALE HOLDING B.V.,
te Den Helder,
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
hierna samen te noemen: Enviem c.s.,
advocaat mr. A.W. Duthler te 's-Gravenhage,
tegen

1.I-BEHEER ICT B.V.,

te Coevorden,
hierna ook te noemen: I-Beheer,
2.
I-BEHEER GROEP B.V.,
te Coevorden,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
hierna samen te noemen: I-Beheer c.s.,
advocaat mr. G.A.C. van den Hout te Groningen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 21 september 2022 en de daarin genoemde stukken;
- de akte uitlating bewijslevering met producties 120 en 121 van I-Beheer c.s. van 5 oktober 2022;
- de akte uitlating bewijslevering (houdende opgave van getuigen en verhinderdata) van Enviem c.s. van 5 oktober 2022;
- de (aanvullende) akte uitlaten bewijslevering, met producties I en II.A tot en met II.G van Enviem c.s. van 9 december 2022;
- het proces-verbaal van getuigenverhoor (enquête zijdens Enviem c.s. alsmede enquête zijdens I-Beheer c.s.) van 9 december 2022;
- het proces-verbaal van getuigenverhoor (contra-enquête zijdens Enviem c.s.) van 21 maart 2023;
- de op 30 maart 2023 ontvangen beter leesbare versie van productie 24A van Enviem c.s.
- de akte uitlaten enquête tevens verzoek tot bevel overleggen van bescheiden, met productie I-H, van Enviem c.s. van 19 april 2023;
- de akte uitlaten enquête, met productie 122 van I-Beheer c.s. van 19 april 2023;
- de antwoordakte (tevens houdende wijziging van het verzoek tot bevel overleggen van bescheiden) met productie III van Enviem c.s. van 17 mei 2023;
- de antwoordakte met producties 123 tot en met 127 van I-Beheer c.s. van 17 mei 2023;
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

in conventie
2.1.
Verwezen en overgenomen wordt hetgeen in het vonnis van 21 september 2022 is overwogen en beslist, zulks met uitzondering van een correctie als hierna vermeld onder overweging nummer 2.10.
2.2.
Bij tussenvonnis van 21 september 2022 heeft de rechtbank Enviem c.s. opgedragen om te bewijzen
  • dat de facturen met nummers 608385 en 608431 ten bedrage van € 8.668,44, beide gericht aan Enviem B.V., betrekking hebben op één en dezelfde levering;
  • dat de facturen 609145, 609353, 609543, 609749, 609913 en 610079 zijn voldaan zonder dat daarvoor een rechtsgrond bestond, in het bijzonder dat geen SLA Gold overeenkomst tot stand is gekomen.
Beoordeeld moet nu worden of Enviem c.s. in de bewijsopdracht is geslaagd.
Ten aanzien van de gestelde dubbele facturatie voor dezelfde levering
2.3.
Naar het oordeel van de rechtbank is Enviem c.s. er niet in geslaagd om te bewijzen dat de facturen met nummers 608385 en 608431 betrekking hebben op één en dezelfde levering. Dat volgt namelijk niet uit de door haar overgelegde bewijsstukken en ook niet uit de getuigenverklaringen.
2.4.
Enviem c.s. stelt aan de hand van de door haar overgelegde stukken dat de factuur met nummer 608431 van 11 februari 2019 niet is voorzien van een goedkeuringsparaaf en dus niet betaald had mogen worden, en dat het bij Enviem regel was dat voor een dergelijke bestelling nooit mondeling opdracht mocht worden gegeven. Deze bevoegdheidsbeperking heeft echter betrekking op de interne verhoudingen binnen Enviem en laat onverlet dat wel degelijk twee (of meer) soortgelijke bestellingen van zes stuks desktop pc’s kunnen hebben plaatsgevonden.
2.5.
De facturen 608385 en 608431 dateren van 8 februari respectievelijk 11 februari 2019. Enviem c.s. wijst er op dat 8 februari 2019 viel op een vrijdag en 11 februari op een maandag, dat tussen deze data geen werkdagen zitten en dat op beide facturen dezelfde omschrijving staat (namelijk: 6 desktop pc’s met Microsoft Office pakket en een licentie voor Kaspersky antivirusbeveiliging). I-Beheer voert aan, onder overlegging van interne administratie, dat het ging om twee verschillende spoedleveringen van, beide keren, zes pc’s. De verklaringen van de door Enviem c.s. opgeroepen getuigen bevestigen dit verweer van I-Beheer. Zo verklaart getuige [naam 1] , manager procurement van Enviem Retail B.V. dat Enviem op 8 februari 2019 een order heeft geplaatst om zes pc’s te leveren en dat zij op 11 februari 2019 een tweede order heeft geplaatst van zes pc’s, en dat de twaalf pc’s zijn geleverd in Dordrecht bij Transnational Blenders B.V. Ook uit de verklaring van getuige [naam 2] , destijds finance manager bij Enviem Holding, volgt naar het oordeel van de rechtbank dat de facturen van vrijdag 8 februari 2019 en maandag 11 februari 2019 betrekking hadden op twee verschillende leveringen. [naam 2] verklaart, voor zover hier relevant, als volgt (vetdruk rechtbank):
“Ik was tot 30 december 2019 in dienst bij Enviem Holding in de functie van finance manager. Vanuit mijn functie was ik mede verantwoordelijk voor de ICT binnen Transnational Blenders B.V. in Dordrecht. We waren eind 2018 bezig met het live gaan van een nieuwe Enterprise resource planning (ERP). Daar was ik de projectleider van, samen met een externe kracht. We zijn in december 2018 live gegaan
. Kort daarna ontstonden problemen met de ICT voorziening. Dat escaleerde in januari 2019. Er waren grote problemen met de bedrijfsvoering doordat de vertaling naar productieplanning problemen met zich mee bracht. Er waren computers uitgevallen. Ik heb de problemen aangekaart in een e-mail aan onze CFO. Daarnaast heb ik dezelfde middag I-Beheer gebeld vanwege de spoed en calamiteit die was ontstaan met de computers. Er moesten een aantal pc’s met spoed vervangen worden. Hoeveel weet ik niet meer. Of het er 12 of 18 zijn geweest, dat weet ik niet. De nood was hoog. Als ik het me goed herinner, heeft I-Beheer de pc’s direct geleverd en geïnstalleerd.Daarmee waren de problemen op dat punt opgelost voor dat moment.
Er is niet een specifieke persoon vanuit Enviem geweest die de door I-Beheer geleverde pc’s in ontvangst heeft genomen. Wellicht is [naam 3] erbij geweest, maar dat weet ik niet.
I-Beheer heeft de pc’s op ons verzoek met spoed geïnstalleerd.
Op vragen van mevrouw mr. Duthler antwoord ik als volgt:
In Dordrecht bij Transnational Blenders B.V. bevinden zich tussen de 20 en 30 werkstations. Volgens mij moesten alle werkplekken vervangen worden.
Alle pc’s die in Dordrecht op het hoofdkantoor en op de planning aanwezig waren waar een tool opdraaide met betrekking tot takentoewijzing, moesten vervangen worden. Het zullen er 12 of 18 zijn geweest, dat weet ik niet precies.
Op uw vraag of het laptops of desktops betroffen, antwoord ik dat ik niet meer weet. De tool met takentoewijzing stond niet op alle pc’s.
Ik heb de opdracht tot levering van de pc’s telefonisch aan I-Beheer verstrekt. Dat was op een vrijdag, volgens mij de vrijdag voor het derde weekend van januari 2019. Er was een noodsituatie, ik moest geholpen worden, vandaar dat er telefonisch was besteld.Er was sprake van een bepaalde vorm van paniek.
Op uw vraag hoe het kan dat de offertes in februari zijn verstuurd, antwoord ik dat ik dat niet weet.”
Uit deze verklaring volgt dat de pc’s met grote spoed zijn geleverd na telefonische bestelling door finance manager [naam 2] , en dat het in totaal om 12 of 18 stuks ging. De rechtbank acht het niet onaannemelijk dat de heer [naam 2] daarbij doelde op het weekend van vrijdag 8 februari 2019 omdat hij niet zeker was van de precieze datums toen hij verklaarde ‘
volgens mij de vrijdag voor het derde weekend van januari 2019’.
2.6.
Enviem c.s. wijst er op dat getuige [naam 1] verklaart dat er 12 pc’s waren geleverd door I-Beheer, terwijl er 18 pc’s waren gefactureerd. Enviem c.s. overlegt bij haar Akte Uitlating Enquête een
derdefactuur, genummerd 608455 van 22 februari 2019 waarop wederom zes desktop pc’s in rekening worden gebracht. Voor die derde levering van zes pc’s is volgens Enviem c.s. geen ticket aangemaakt voor installatie-uren. I-Beheer betwist dit, en verwijst naar het ticketnummer op factuur 608455. Volgens I-Beheer zijn in totaal 18 pc’s geleverd. De rechtbank constateert dat de getuigen [naam 2] en Van [naam 1] spreken over “12 of 18 pc’s” zodat ook op dit punt niet is gebleken van onterechte facturatie. Wat daar verder ook van zij, Enviem c.s. heeft de derde factuur (608455) niet aan haar vordering tot terugbetaling van € 8.668,44 ten grondslag gelegd en de bewijsopdracht heeft daar ook geen betrekking op. De rechtbank gaat daarom verder aan dit betoog voorbij.
2.7.
Enviem c.s. heeft niet bewezen dat de facturen met nummers 608385 en 608431 betrekking hebben op één en dezelfde levering. Nu de onverschuldigdheid van de betaling niet is komen vast te staan, zal de rechtbank de vordering tot betaling aan Enviem Holding B.V. van € 8.668,44 afwijzen.
Ten aanzien van de SLA Gold
2.8.
De facturen met nummers 609145, 609353, 609543, 609749, 609913 en 610079 hebben blijkens de omschrijving op de factuur betrekking op SLA Gold voor 17 servers. De afkorting ‘SLA’ staat voor Service Level Agreement. Naar het oordeel van de rechtbank is Enviem c.s. er niet in geslaagd om te bewijzen dat de genoemde facturen zijn voldaan zonder dat daarvoor een rechtsgrond bestond, in het bijzonder dat geen SLA Gold overeenkomst tot stand is gekomen. Uit de verklaring van getuige [naam 2] , destijds finance manager bij Enviem Holding, volgt juist het tegendeel. Uit zijn verklaring volgt dat [naam 2] de SLA Gold overeenkomst mondeling heeft afgesloten met I-Beheer ten behoeve van de 17 lokale servers bij Transnational Blenders. Voor zover Enviem c.s. heeft willen betogen dat interne bevoegdheidsbeperkende regels in de weg stonden aan de totstandkoming van de SLA Gold overeenkomst, is het volgende van belang. De heer [naam 2] was de finance manager binnen het Enviem-concern en was, zo verklaart getuige Van [naam 1] , verantwoordelijk voor de ICT. De facturen voor de SLA Gold overeenkomst zijn door [naam 2] geaccordeerd, zo verklaart hij. Deze werden vervolgens voldaan. Ook na het vertrek van [naam 2] , in april 2019, werden de maandelijkse facturen voor de SLA Gold overeenkomst zonder protest betaald. De verdere betaling van de SLA Gold facturen werd pas gestaakt nadat Enviem in oktober 2019 getroffen werd door de ransomware aanval en daarover tussen partijen een conflict ontstond. Onder deze omstandigheden mocht I-Beheer redelijkerwijze aannemen dat aan [naam 2] een toereikende volmacht was verleend om de SLA Gold overeenkomst mondeling aan te gaan. Eventuele interne bevoegdheidsbeperkende regels van Enviem c.s. en interne wensen om de schriftelijke overeenkomst niet te ondertekenen, doen dan ook niets af aan de mondelinge totstandkoming van de SLA Gold overeenkomst. In elk geval kan uit geen van de getuigenverklaringen en door Enviem c.s. overgelegde bewijsstukken worden afgeleid dat de facturen voor de SLA Gold zijn voldaan zonder dat daarvoor een rechtsgrond bestond.
2.9.
De totale vordering onder punt 4. van het petitum met betrekking tot Transnational Blenders B.V. bedraagt € 25.782,08 inclusief btw, te weten € 1.715,18 terzake van een beweerde dubbele betaling van factuur nummer 609805, en € 24.066,90 terzake van betaalde SLA Gold-facturen (nummers 609145, 609353, 609543, 609749, 609913 en 610079). Ten aanzien van de vordering van € 1.715,18 heeft de rechtbank reeds onder rechtsoverweging 4.38 van het tussenvonnis van 21 september 2022 geoordeeld dat deze zal worden afgewezen. Nu niet is komen vast te staan dat de SLA Gold-facturen onverschuldigd zijn betaald, zal de rechtbank ook de vordering tot terugbetaling aan Transnational Blenders B.V. van € 24.066,90 afwijzen.
Correctie rechtsoverweging 4.36 tussenvonnis.
2.10.
Factuur nummer 607207 ten bedrage van € 22.487,85 is tweemaal aan I-Beheer betaald. I-Beheer heeft dat erkend. De rechtbank heeft in het tussenvonnis van 21 september 2022 onder rechtsoverweging 4.36 geoordeeld dat de vordering tot terugbetaling van € 22.487,85 toewijsbaar is
aan Transnational Blenders B.V.Dat is echter niet de juiste vennootschap aan wie moet worden terugbetaald. De eerste betaling van het factuurbedrag op 28 september 2018 was afkomstig van Transnational Blenders en vond verschuldigd plaats; het was de
tweedebetaling van dezelfde factuur op 1 november 2018 die onverschuldigd heeft plaatsgevonden. De vordering moet daarom worden toegewezen niet aan Transnational Blenders maar aan Enviem Retail B.V. zoals Enviem c.s. heeft gevorderd. De rechtbank acht het gezien de aard van de misslag, waarbij zij per abuis de onjuiste vennootschap heeft vermeld, niet noodzakelijk om partijen in de gelegenheid te stellen zich eerst nog over deze onjuiste feitelijke grondslag van het tussenvonnis uit te laten. De rechtbank zal de misslag corrigeren in de onderhavige eindbeslissing door toewijzing van € 22.487,85 aan
Eviem Retail B.V.in plaats van aan Transnational Blenders B.V.
Slotsom in conventie
2.11.
Onder verwijzing naar het tussenvonnis van 21 september 2022 en hetgeen in het onderhavig vonnis is overwogen, zullen de volgende vorderingen worden toegewezen:
 € 50.000,00
€ 50.000,00 aan Enviem B.V.als vergoeding van schade ten gevolge van toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de netwerkbeheerovereenkomst.
De vertragingsrente over dit bedrag is op grond van het bepaalde in artikel 6:119 van het Burgerlijk Wetboek (BW) toewijsbaar vanaf 12 oktober 2019. Het betreft de gewone wettelijke rente en niet de door Enviem c.s. gevorderde handelsrente. De wettelijke handelsrente als bedoeld in art. 6:119a BW heeft uitsluitend betrekking op verplichtingen tot betaling uit handelsovereenkomsten. Een verplichting tot vergoeding van schade kan daartoe niet worden gerekend. Nu Enviem c.s. de wettelijke handelsrente heeft gevorderd, dient te worden aangenomen dat zij tevens aanspraak maakt op het mindere, te weten de wettelijke rente. Deze komt op de voet van art. 6:119 BW voor vergoeding in aanmerking. [1]
 € 11.184,44
€ 11.184,44 aan Enviem Holding B.V.met betrekking tot de dubbel betaalde factuur met nummer 607279. De wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW zal worden toegewezen met ingang van de datum van onverschuldigde betaling, te weten 19 november 2018 zoals volgt uit de als productie 19 door Enviem c.s. overgelegde rekeningafschriften.
 € 11.184,44
€ 22.487,85 aan Enviem Retail B.V.met betrekking tot de dubbel betaalde factuur met nummer 607207. De wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW is toewijsbaar vanaf 1 november 2018.
Ten aanzien van het verzochte bevel tot overleggen van boeken, bescheiden en geschriften
2.12.
Enviem c.s. verzoekt de rechtbank om op grond van artikel 162 Rv of artikel 22 Rv I-Beheer te bevelen om ongefilterde overzichten uit haar ticketingsysteem te overleggen over de jaren 2017, 2018 en 2019, bij voorkeur gerelateerd aan de facturen waarmee de ticketnummers zijn verrekend. Enviem meent dat I-Beheer uren dubbel heeft gefactureerd, namelijk één keer onder de noemer ‘netwerkbeheercontract’ en één keer onder de noemer ‘strippenkaarten’, en stelt in bewijsnood te verkeren. Enviem stelt dat als de inhoud van de te verstrekken overzichten daartoe aanleiding geeft, zij in een volgende akte “mogelijk haar eis [zal] willen wijzigen”.
De rechtbank zal dit verzoek van Enviem c.s. niet honoreren omdat de informatie die Enviem c.s. met het gevraagde bevel wenst te verkrijgen niet noodzakelijk is voor de beoordeling van de vorderingen die zijn ingesteld in de onderhavige procedure.
in reconventie
2.13.
Verwezen en overgenomen wordt hetgeen in het vonnis van 21 september 2022 is overwogen en beslist.
2.14.
Naast de overeenkomst voor netwerkbeheer, waarbij I-Beheer op basis van een vooraf vastgesteld aantal uren werkzaamheden voor Enviem c.s. verrichtte, nam Enviem c.s. werkuren af bij I-Beheer op basis van zogenoemde strippenkaarten. Een strippenkaart van
I-Beheer bestaat uit 100 uren, die door de klant vooraf worden afgenomen en betaald, en waar de door I-Beheer gewerkte uren vervolgens van worden afgeschreven. (r.o. 2.8 tussenvonnis). I-Beheer heeft in de periode augustus tot en met november 2019 vijfmaal een strippenkaart in rekening gebracht aan Enviem. Het betreft de facturen met nummers 609800, 609960, 610284, 610432 en 610468, totaal ten bedrage van € 38.659,50. I-Beheer vordert betaling van deze facturen. In haar tussenvonnis van 21 september 2022 heeft de rechtbank I-Beheer c.s. opgedragen om te bewijzen dat Enviem B.V. de strippenkaarten als vermeld op de genoemde facturen heeft afgenomen.
2.15.
I-Beheer heeft in dat kader een akte uitlating bewijs genomen met daarbij producties 120 en 121. Daarnaast heeft I-Beheer als getuige laten horen de heer [naam 4] , servicedeskmedewerker bij I-Beheer. Enviem heeft in contra-enquête de heren [naam 5] en [naam 6] laten horen en heeft eveneens producties overgelegd.
2.16.
I-Beheer heeft als productie 121 een overzicht in het geding gebracht van alle strippenkaarttickets van 2019. Naar haar zeggen bevat dit overzicht uitsluitend strippenkaarttickets. Volgens I-Beheer gaat het in totaal om 1.798,53 strippenkaarturen over 2019. I-Beheer heeft onweersproken gesteld dat zij in totaal negentien strippenkaarten heeft gefactureerd, dus totaal 1900 uren. Ten aanzien van het verschil (101,47 uren) stelt I-Beheer dat het “de meest logische verklaring [is] dat Enviem voor ongeveer een strippenkaart ‘in het rood’ stond bij I-Beheer”.
Enviem c.s. betwist niet dat de werkzaamheden als vermeld op dit overzicht zijn verricht. Zij voert aan dat een aantal posten op het ticketoverzicht al afzonderlijk is gefactureerd en dus niet mag meetellen voor de strippenkaarturen. Daarnaast voert Enviem aan dat op het ticketoverzicht werkzaamheden staan vermeld die onder de netwerkbeheer-overeenkomst vielen en die dus niet ten laste van een strippenkaart in rekening mogen worden gebracht.
2.17.
De rechtbank constateert dat I-Beheer geen opgave heeft gedaan van de strippenkaartwerkzaamheden uitgesplitst per factuur met nummers 609800, 609960, 610284, 610432 en 610468. In plaats daarvan heeft I-Beheer volstaan met een opgave van alle werkzaamheden die, volgens I-Beheer, in heel 2019 als strippenkaarturen zijn gewerkt. In totaal zijn in 2019 negentien strippenkaarten (1900 uren) gefactureerd, en I-Beheer vordert betaling van de laatste vijf facturen (500 uren). De gekozen wijze van bewijslevering leidt er toe dat de vordering met betrekking tot de vijf betwiste strippenkaartfacturen slechts toewijsbaar kan zijn indien en voor zover vast komt te staan dat I-Beheer in 2019 meer dan 1400 strippenkaarturen heeft gewerkt. Naar het oordeel van de rechtbank volgt dat echter niet uit het door I-Beheer aangedragen bewijs.
2.18.
De rechtbank neemt ten eerste in aanmerking dat I-Beheer 1900 strippenkaarturen heeft gefactureerd terwijl uit haar eigen overzicht al volgt dat hooguit 1798,53 uren strippenkaartwerkzaamheden zijn verricht. I-Beheer gaat er veronderstellenderwijs van uit dat Enviem voor ongeveer een strippenkaart ‘in het rood’ zal hebben gestaan bij I-Beheer. De rechtbank gaat daaraan voorbij omdat I-Beheer geen feiten aanvoert die deze veronderstelling zouden kunnen dragen.
2.19.
De rechtbank is ten tweede van oordeel, na nauwgezette bestudering van productie 121, dat in het ticketoverzicht inderdaad werkzaamheden staan vermeld die vermoedelijk onder de netwerkbeheerovereenkomst vallen zoals Enviem heeft aangevoerd, en dat in ieder geval niet is komen vast te staan dat ze onder de strippenkaarten gedeclareerd mochten worden. Zo staan op het overzicht werkzaamheden vermeld onder de noemer ‘preventief onderhoud op locatie’ en ‘preventief onderhoud op afstand’, ‘PO op locatie’, ‘Enviem PO op locatie’ en ‘Onderhoud: Prestatiecontrole en ticketoverzicht’. Zonder nadere toelichting van I-Beheer, die ontbreekt, valt niet in te zien waarom deze onderhoudswerkzaamheden onder de strippenkaarten zouden vallen. I-Beheer verwijst weliswaar naar een emailbericht van [naam 2] van 7 januari 2016 waarin wordt vermeld dat eventueel wat extra preventieve uren kunnen worden omgezet naar een strippenkaart, maar daaruit volgt niet dat de in productie 121 genoemde preventieve onderhoudsuren ‘extra’ waren bovenop de normale onderhoudsuren van de netwerkbeheerovereenkomst. Dat volgt ook niet uit de getuigenverklaringen. Ook van de ‘standby’ uren en de uren voor het bijwerken van de Kaspersky omgeving die op het ticketoverzicht staan vermeld, valt niet in te zien waarom deze onder strippenkaarturen zouden vallen in plaats van onder de netwerkbeheerovereen-komst.
2.20.
Naar het oordeel van de rechtbank is I-Beheer niet geslaagd in de bewijsopdracht. Uit het overgelegde ticketoverzicht is voor de rechtbank niet af te leiden dat I-Beheer in 2019 meer dan 1400 strippenkaarturen heeft gewerkt. Ook uit de getuigenverklaringen blijkt dat niet. Nu niet is komen vast te staan dat Enviem B.V. de strippenkaarten als vermeld op de facturen 609800, 609960, 610284, 610432 en 610468 heeft afgenomen, zal dit deel van de vordering ten bedrage van € 38.659,50 worden afgewezen.
2.21.
Of I-Beheer daarnaast een aantal tickets als vermeld op het overzicht separaat heeft gefactureerd en dus ten onrechte dubbel claimt, zoals Enviem in haar laatste akte heeft aangevoerd – en waarop I-Beheer nog niet heeft kunnen reageren – behoeft daarom geen bespreking.
Geen opheffing beslag
2.22.
I-Beheer vordert opheffing van het door Enviem c.s. gelegde conservatoire beslag. Zij stelt dat Enviem beslag heeft gelegd onder de Rabobank en de ABN Amrobank waar I-Beheer rekeningen aanhoudt. Uit het onderhavige vonnis volgt echter dat de vordering van Enviem c.s. in conventie significant hoger is dan de vordering van I-Beheer B.V. in reconventie. Voor algehele opheffing bestaat naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen grond. I-Beheer heeft niet aangegeven voor welk bedrag de gelegde beslagen doel hebben getroffen. De rechtbank ziet daarom ook geen grond voor een gedeeltelijke opheffing van de gelegde beslagen. De vordering zal worden afgewezen.
Slotsom in reconventie
2.23.
Onder verwijzing naar het tussenvonnis van 21 september 2022 en hetgeen in het onderhavig vonnis is overwogen, zijn de, behoudens de hierna onder 2.24 te noemen verrekening, de volgende bedragen toewijsbaar:
 € 5.242,11 € 5.242,11 ten laste van Enviem B.V. ter zake van de facturen 610477, 610479, 610478, 610475, 610476, 610297, 610709 en 610466;
 € 5.242,11 € 5.406,60 ten laste van Enviem Retail Nederland B.V. ter zake van facturen genummerd 610064, 610364, 610576, 610871 en IB 610987;
 € 5.242,11 € 334,11 ten laste van Transnational Blenders B.V. ter zake van de facturen 610352, 610564, 610859, IB 610978, 610187, 610374, 610587, 610882 en IB610996 (restant na verrekening inzake iVanti);
 € 5.242,11 en daarnaast € 17.147,16 ten laste van Transnational Blenders B.V. ter zake van de facturen 610376, 610589, 610884 en IB 610998;
 € 5.242,11 € 1.559,28 ten laste van Fase Facility Services B.V. ter zake van de facturen 610544, 610838 en IB 610966
2.24.
I-Beheer vermeldt in haar conclusie van eis in reconventie dat een bedrag groot € 10.299,28 door middel van verrekening in mindering moet worden gebracht op haar vordering omdat zij enkele facturen had moeten crediteren. I-Beheer heeft bij de formulering van haar eis in reconventie geen onderscheid gemaakt tussen de verschillende vennootschappen Enviem en heeft alle vorderingen wegens onbetaald gelaten facturen op één hoop gegooid. De rechtbank zal daarom het bedrag van € 10.299,28 pro rato op de verschillende toe te wijzen bedragen in mindering brengen, zodat de volgende bedragen worden toegewezen:
 € 3.423,61
€ 3.423,61 ten laste van Enviem B.V.
 € 3.423,61
€ 3.531,04 ten laste van Enviem Retail Nederland B.V.
 € 3.423,61
€ 11.416,97 ten laste van Transnational Blenders B.V.
 € 3.423,61
€ 1.018,36 ten laste van Fase Facility Services B.V.
2.25.
De gevorderde wettelijke handelsrente is toewijsbaar op grond van artikel 6:119a BW. Omdat I-Beheer geen eerdere ingangsdatum van de renteperiode heeft gevorderd en uit haar stellingen ook geen concrete ingangsdatum is te herleiden, zal de rechtbank de rente toekennen met ingang van 15 juli 2020, te weten de datum dat de eis in reconventie is ingesteld.
Buitengerechtelijke incassokosten
2.26.
I-Beheer vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Uit haar stellingen volgt echter niet dat I-Beheer, behoudens één ingebrekestelling, buitengerechtelijke incassohandelingen heeft verricht of daarvoor kosten heeft gemaakt, en ook niet dat zij de vordering ter incasso uit handen heeft gegeven zoals artikel 2.6 van haar algemene voorwaarden vereist alvorens aanspraak te kunnen maken op vergoeding van incassokosten. De vordering inzake buitengerechtelijke incassokosten zal daarom worden afgewezen.
In conventie en in reconventie
Proceskosten
2.27.
Enviem c.s. hebben naast I-Beheer ICT B.V. ook I-Beheer Groep B.V. gedagvaard zonder een vordering in te stellen tegen laatstgenoemde vennootschap. Zoals de rechtbank bij tussenvonnis reeds heeft geoordeeld, zal Enviem c.s. daarom worden veroordeeld in de kosten van de procedure van I-Beheer Groep B.V. welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
Omdat partijen voor het overige, zowel in conventie alsook in reconventie, over en weer gedeeltelijk in het ongelijk zijn gesteld, zal de rechtbank de proceskosten tussen hen compenseren, in die zin dat elke partij zijn eigen proceskosten draagt.

3.De beslissing

De rechtbank
in conventie
3.1.
veroordeelt I-Beheer ICT B.V. tot betaling van schadevergoeding ten bedrage van € 50.000,00 aan Enviem B.V. te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 12 oktober 2019 tot aan de dag der algehele voldoening,
3.2.
veroordeelt I-Beheer ICT B.V. tot betaling van € 11.184,44 aan Enviem Holding B.V. te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 19 november 2018 tot aan de dag der algehele voldoening,
3.3.
veroordeelt I-Beheer ICT B.V. tot betaling van € 22.487,85 aan Enviem Retail B.V. te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 1 november 2018 tot aan de dag der algehele voldoening,
3.4.
verklaart de veroordelingen onder 3.1, 3.2, en 3.3 uitvoerbaar bij voorraad;
3.5.
verklaart Enviem Retail Holding B.V., Enviem Retail Nederland B.V. en Oliehandel Nederland B.V. niet-ontvankelijk,
3.6.
veroordeelt Enviem c.s. in de kosten van de procedure van I-Beheer Groep B.V., tot op heden begroot op nihil.
in reconventie
3.7.
veroordeelt Enviem B.V. tot betaling van € 3.423,61 aan I-Beheer ICT B.V. te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 15 juli 2020 tot de dag van volledige betaling,
3.8.
veroordeelt Enviem Retail Nederland B.V. tot betaling van € 3.531,04 aan I-Beheer ICT B.V. te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 15 juli 2020 tot de dag van volledige betaling,
3.9.
veroordeelt Transnational Blenders B.V. tot betaling van € 11.416,97 aan I-Beheer ICT B.V. te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 15 juli 2020 tot de dag van volledige betaling,
3.10.
veroordeelt Fase Facility Services B.V. tot betaling van € 1.018,36 aan I-Beheer ICT B.V. te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 15 juli 2020 tot de dag van volledige betaling,
3.11.
verklaart de veroordelingen onder 3.7, 3.8, 3.9 en 3.10 uitvoerbaar bij voorraad;
in conventie en in reconventie
3.12.
compenseert de proceskosten, in die zin dat elke partij zijn eigen kosten draagt;
3.13.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mrs. L. Groefsema, voorzitter, C.J.R. de Locht en S. van Gessel en uitgesproken op 3 juli 2024 door de voorzitter in tegenwoordigheid van de griffier mr. K.M.N. Baurdoux.
svg

Voetnoten

1.HR 15 januari 2016, ECLI:NL:HR:2016:70, r.o. 3.5, NJ 2016/51