ECLI:NL:RBNNE:2024:3329

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
30 augustus 2024
Publicatiedatum
29 augustus 2024
Zaaknummer
LEE 24/3362
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening tot beperking van woningsluiting na autobranden op basis van artikel 174a Gemeentewet

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Groningen, wordt een verzoek om een voorlopige voorziening behandeld. Verzoeker, een huurder van een woning in Winschoten, heeft bezwaar gemaakt tegen de sluiting van zijn woning door de burgemeester van de gemeente Oldambt. De sluiting is gebaseerd op artikel 174a van de Gemeentewet, na meerdere autobranden die in de nabijheid van de woning hebben plaatsgevonden. De burgemeester had besloten de woning voor drie maanden te sluiten, maar de voorzieningenrechter oordeelt dat deze duur niet evenwichtig is. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 21 augustus 2024 behandeld en komt tot de conclusie dat de sluiting van de woning een geschikt en noodzakelijk middel is om de openbare orde te herstellen, maar dat de duur van drie maanden te lang is. De voorzieningenrechter beperkt de sluiting tot vier weken, eindigend op 6 september 2024. Tevens wordt de burgemeester veroordeeld tot betaling van het griffierecht en proceskosten aan verzoeker.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 24/3362

uitspraak van de voorzieningenrechter van 30 augustus 2024 in de zaak tussen

[naam] , uit [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. P.N. Huisman),
en

de burgemeester van de gemeente Oldambt

(gemachtigde: mr. P.M. Suk en M. Ubels).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen de sluiting van zijn woning. Hiertoe heeft de burgemeester besloten met het bestreden besluit van 9 augustus 2024. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
1.1.
De burgemeester heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 21 augustus 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, de gemachtigde van verzoeker en de gemachtigden van de burgemeester.

Feiten en totstandkoming van het besluit

2. Ter zitting zijn, aan de hand van de dossierstukken, de relevante feiten besproken. Volgens partijen zijn de feiten als volgt.
2.1.
Verzoeker is sinds ongeveer twee jaar huurder van de woning op het [adres] (woning).
2.2.
Op 29 juni 2024 heeft verzoeker ruzie gehad met andere inwoners van Winschoten. Dit speelde zich niet af in de nabijheid van de woning. De ruzie heeft geresulteerd in een aangifte tegen verzoeker.
2.3.
Begin juli 2024 is de auto van verzoeker beschadigd: de vier autobanden zijn lek gestoken, de auto is bekrast en de spiegels zijn vernield. Hiervan heeft verzoeker niet direct aangifte gedaan.
2.4.
Op 8 juli 2024 is de auto van verzoeker, die geparkeerd stond op ongeveer 100 meter van de woning, in brand gestoken. Hiervan heeft verzoeker aangifte gedaan.
2.5.
Op 20 juli 2024 is een auto die verzoeker had geleend, deels in brand gestoken. Deze auto stond naast de flat waarin de woning van verzoeker zich bevindt. Verzoeker heeft aangifte gedaan.
2.6.
Op 8 augustus 2024 is de nieuwe auto van verzoeker, die geparkeerd stond naast de flat, in brand gestoken. Verzoeker heeft hiervan aangifte gedaan.
2.7.
Op 9 augustus 2024 heeft de burgemeester aan verzoeker medegedeeld dat de woning zou worden gesloten en dat hij de woning moest verlaten. Het bestreden besluit vermeldt dat de woning voor de duur van drie maanden is gesloten vanaf 9 augustus 2024, 11:00 uur, tot en met 9 november 2024, 11.00 uur.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

3. De voorzieningenrechter ziet aanleiding een voorziening te treffen. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet. In de bijlage bij de uitspraak zijn de relevante wetsartikelen opgenomen.
4.1.
Het bestreden besluit vermeldt dat de sluiting is gebaseerd op artikel 174a, eerste lid, aanhef en onder b van de Gemeentewet. Deze bepaling geeft de burgemeester de bevoegdheid een woning te sluiten als de openbare orde wordt verstoord (of de ernstige vrees daarvoor bestaat) door ernstig geweld (of bedreiging daarmee) in de onmiddellijke nabijheid van de woning.
4.2.
De voorzieningenrechter stelt vast dat de tweede en de derde autobrand hebben plaatsgevonden in de onmiddellijke nabijheid van de woning. De gemachtigde van verzoeker heeft beaamd dat de autobranden kwalificeren als ernstig geweld in de zin van de wettelijke bepaling. Dit tezamen leidt de voorzieningenrechter tot het voorlopige oordeel dat de burgemeester in dit geval de bevoegdheid heeft om de woning te sluiten. Hieronder zal worden besproken of de burgemeester op de juiste wijze van deze bevoegdheid gebruik heeft gemaakt.
5.1.
Artikel 4:8, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat de belanghebbende, in dit geval verzoeker, de gelegenheid krijgt vooraf een zienswijze te geven tegen een onwelgevallig besluit als de sluiting van de woning. Daarnaast bepaalt artikel 174, vierde lid, van de Gemeentewet dat de belanghebbende in de gelegenheid gesteld moet worden om zelf maatregelen te nemen om de verstoring te beëindigen.
5.2.
De burgemeester heeft verzoeker niet vooraf de gelegenheid gegeven om zijn zienswijze naar voren te brengen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is dit ten onrechte. Het is begrijpelijk dat de burgemeester snel maatregelen wilde nemen om verdere verstoring van de openbare orde te voorkomen, maar de spoed was niet zo hoog dat verzoeker geen (korte) termijn gegund kon worden om zijn belangen naar voren te brengen. Het gevolg is dat de belangen van verzoeker onvoldoende bij de besluitvorming zijn betrokken.
5.3.
Dit gebrek van het bestreden besluit betekent niet zonder meer dat een voorziening getroffen moet worden. Hiervoor bestaat geen aanleiding als het besluit inhoudelijk wel correct is. Of dat het geval is, zal de voorzieningenrechter hieronder bespreken.
6. Een belastend besluit als hier aan de orde is, dient evenredig te zijn als bedoeld in artikel 3:4 van de Awb. Gezien de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 2 februari 2022 [1] betekent dit dat het besluit geschikt, noodzakelijk en evenwichtig moet zijn.
6.1.
Wat betreft de geschiktheid overweegt de voorzieningenrechter dat de sluiting van de woning doeltreffend is om de veiligheid in de buurt snel terug te brengen. De sluiting betekent dat verzoeker niet meer in de woning kan verblijven. Omdat het geweld kennelijk direct met de aanwezigheid van verzoeker te maken heeft, betekent zijn tijdelijke afwezigheid hoogstwaarschijnlijk dat de omwonenden niet voor nieuwe incidenten hoeven te vrezen. Verder is niet gebleken dat een alternatieve maatregel eveneens doeltreffend zou zijn. Om die reden acht de voorzieningenrechter de sluiting geschikt om het beoogde doel te bereiken.
6.2.
De voorzieningenrechter overweegt dat de burgemeester gezien zijn verantwoordelijkheid voor het handhaven van de openbare orde in diende te grijpen. Dit betekent dat er de noodzaak was om de geschikte maatregel van sluiting toe te passen.
6.3.1.
Over de evenwichtigheid overweegt de voorzieningenrechter dat grote belangen tegenover elkaar staan. Zoals hierboven besproken, is er een groot algemeen belang en een groot belang van de omwonenden om een einde te maken aan de ernstige verstoringen van de openbare orde. Hier staat tegenover dat verzoeker door de sluiting geraakt wordt in zijn huisrecht, een grondrecht dat beschermd wordt door artikel 8 van het (Europese) Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden.
6.3.2.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft de burgemeester meer gewicht kunnen toekennen aan de belangen die pleiten voor sluiting. Zoals hierboven al overwogen, diende de burgemeester in te grijpen en daarbij heeft de burgemeester gekozen voor een effectief middel.
6.3.3.
De voorzieningenrechter acht de sluitingstermijn van drie maanden echter niet evenwichtig. Hoewel de sluiting op korte termijn doeltreffend is, staat het niet vast dat deze drie maanden voort moet duren. Het belang van verzoeker wordt daartegen meer geschaad naarmate de sluiting voortduurt.
Dat verzoeker, zoals de burgemeester heeft aangevoerd, een strafblad heeft, is op zichzelf niet relevant. Verder stelt de burgemeester dat verzoeker onvoldoende meewerkt aan het onderzoek naar de daders, maar mede gezien de uitgebreide verklaringen van verzoeker bij de aangiftes staat op dit moment niet vast dat dit terecht aan verzoeker wordt tegengeworpen. Verder zijn er verschillende lezingen over de aanleiding en het verloop van de ruzie genoemd in 2.2., waardoor de schuldvraag niet eenvoudig te beantwoorden is. De duur van de sluiting wordt daarom niet mede gerechtvaardigd door verwijtbaarheid aan de kant van verzoeker. Ten slotte is van belang dat verzoeker leeft van een bijstandsuitkering, dat de huur van de gesloten woning doorloopt en dat hij daardoor vermoedelijk financieel niet in staat is om tijdelijk in vervangende woonruimte te voorzien. Omdat een voortdurende sluiting binnenkort niet langer als evenwichtig kan worden aangemerkt, ziet de voorzieningenrechter aanleiding de duur van de sluiting te beperken tot vier weken.

Conclusie en gevolgen

7. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe en bepaalt bij wijze van de voorlopige voorziening dat de duur van de woningsluiting vier weken is. Dit betekent dat de sluiting van de woning eindigt per 6 september 2024 om 11:00 uur.
8. Gezien de toewijzing van het verzoek ziet de voorzieningenrechter aanleiding te bepalen dat de burgemeester het griffierecht moet vergoeden en dat verzoeker ook een vergoeding krijgt van zijn proceskosten.
De burgemeester moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt verzoeker een vast bedrag per proceshandeling. De gemachtigde heeft het verzoekschrift ingediend en aan de zitting deelgenomen. Elke proceshandeling heeft een waarde van € 875,-. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 1.750,-.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- bepaalt dat de sluiting van de woning eindigt per 6 september 2024 om 11:00 uur;
- bepaalt dat de burgemeester het griffierecht van € 187,- aan verzoeker moet vergoeden;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.750,- aan proceskosten aan verzoeker.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. H.A. Hulst, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 30 augustus 2024.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Bijlage

Artikel 174a Gemeentewet
1. De burgemeester kan besluiten een woning, een niet voor het publiek toegankelijk lokaal of een bij die woning of dat lokaal behorend erf te sluiten, indien:
a. door gedragingen in de woning of het lokaal of op het erf de openbare orde rond de woning, het lokaal of het erf ernstig wordt verstoord;
b. door ernstig geweld, of bedreiging daarmee, in of in de onmiddellijke nabijheid van de woning of het lokaal of op het erf of in de onmiddellijke nabijheid van het erf, de openbare orde rond de woning, het lokaal of het erf ernstig wordt verstoord of ernstige vrees bestaat voor het ontstaan van een zodanige verstoring;
c. door het aantreffen in de woning of het lokaal of op het erf van een wapen als bedoeld in artikel 2 van de Wet wapens en munitie de openbare orde rond de woning, het lokaal of het erf ernstig wordt verstoord of ernstige vrees bestaat voor het ontstaan van een zodanige verstoring.
2. De in het eerste lid, aanhef, genoemde bevoegdheid komt de burgemeester eveneens toe in geval van ernstige vrees voor verstoring van de openbare orde op de grond dat de rechthebbende op de woning, het lokaal of het erf eerder een woning, een niet voor het publiek toegankelijk lokaal of een bij die woning of dat lokaal behorend erf op een zodanige wijze heeft gebruikt of doen gebruiken dat die woning, dat lokaal of dat erf op grond van het eerste lid, onderdeel a, is gesloten, en er aanwijzingen zijn dat betrokkene de woning, het lokaal of het erf ten aanzien waarvan hij rechthebbende is eveneens op een zodanige wijze zal gebruiken of doen gebruiken.
3. De burgemeester bepaalt in het besluit de duur van de sluiting. In geval van ernstige vrees voor herhaling of het ontstaan van de ernstige verstoring van de openbare orde kan hij besluiten de duur van de sluiting tot een door hem te bepalen tijdstip te verlengen.
4. Bij de bekendmaking van het besluit worden belanghebbenden in de gelegenheid gesteld binnen een te stellen termijn maatregelen te treffen waardoor de ernstige verstoring van de openbare orde wordt beëindigd of voorkomen. De eerste volzin is niet van toepassing, indien voorafgaande bekendmaking in spoedeisende gevallen niet mogelijk is.
5. De artikelen 5:25 tot en met 5:28 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing. De burgemeester kan van de overtreder de ingevolge artikel 5:25 van de Algemene wet bestuursrecht verschuldigde kosten invorderen bij dwangbevel.
Artikel 4:8 Algemene wet bestuursrecht
1. Voordat een bestuursorgaan een beschikking geeft waartegen een belanghebbende die de beschikking niet heeft aangevraagd naar verwachting bedenkingen zal hebben, stelt het die belanghebbende in de gelegenheid zijn zienswijze naar voren te brengen indien:
a. de beschikking zou steunen op gegevens over feiten en belangen die de belanghebbende betreffen, en
b. die gegevens niet door de belanghebbende zelf ter zake zijn verstrekt.