ECLI:NL:RBNNE:2024:3321

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
23 juli 2024
Publicatiedatum
29 augustus 2024
Zaaknummer
10782686 \ CV EXPL 23-7231
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van bemiddelingsvergoeding door uitzendbureau na werkzaamheden van potentiële uitzendkracht voor gedaagde

In deze zaak vordert BaanMeesters B.V., een uitzendbureau, van Amberboom Hoveniers een vergoeding van € 8.117,68 op basis van de algemene voorwaarden die van toepassing zijn op hun diensten. De vordering is gebaseerd op het feit dat een potentiële uitzendkracht, voorgesteld door BaanMeesters, werkzaamheden heeft verricht voor Amberboom zonder dat BaanMeesters daarvoor een vergoeding heeft ontvangen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er een overeenkomst tot stand is gekomen tussen BaanMeesters en Amberboom, waarbij de algemene voorwaarden van BaanMeesters van toepassing zijn. Amberboom betwist de toepasselijkheid van deze voorwaarden en stelt dat hij niet op de hoogte was van de voorwaarden, maar de kantonrechter oordeelt dat Amberboom voldoende gelegenheid heeft gehad om kennis te nemen van de voorwaarden. De kantonrechter wijst de vordering van BaanMeesters toe, omdat de voorwaarden rechtmatig zijn en de vordering niet in strijd is met de wet. De kantonrechter oordeelt dat Amberboom een vergoeding verschuldigd is op basis van de algemene voorwaarden, en dat er geen reden is voor matiging van de gevorderde vergoeding. Daarnaast wordt Amberboom veroordeeld tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANKNOORD-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Groningen
Zaaknummer: 10782686 \ CV EXPL 23-7231
Vonnis van 23 juli 2024
in de zaak van
BAANMEESTERS B.V.,
gevestigd te Harderwijk,
eisende partij,
hierna te noemen: BaanMeesters,
gemachtigde: mr. W. van Dijk,
tegen
[gedaagde] , h.o.d.n. AMBERBOOM HOVENIERS,
wonende en zaakdoende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Amberboom,
gemachtigde: mr. B.M.J. Pelzer.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties;
- de conclusie van antwoord met productie;
- de conclusie van repliek met producties;
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
BaanMeesters exploiteert een uitzendbureau. Amberboom exploiteert een hoveniersbedrijf.
2.2.
Op 11 oktober 2022 heeft BaanMeesters per e-mail contact gezocht met Amberboom met betrekking tot de invulling van een (mogelijke) vacature, waarbij [assistent hovenier] als kandidaat is voorgesteld. Onderaan die e-mail is onder meer het volgende vermeld: “
Op al onze diensten en aanbiedingen zijn deAlgemene Voorwaardenvan BaanMeesters van toepassing”.
2.3.
Bij de e-mail van 11 oktober 2022 heeft BaanMeesters aan Amberboom het CV van [assistent hovenier] toegezonden. Onderaan het CV is het volgende vermeld:
“Onze kandidaten zijn in te lenen op basis van het inleentarief of kunnen onder contract genomen worden middels betaling van een bemiddelingsfee. Wanneer u een door ons voorgestelde kandidaat uitnodigt of inhuurt ontstaat er een bemiddelingsovereenkomst. Op al onze diensten zijn dealgemene voorwaardenvan toepassing.”
2.4.
In de door BaanMeesters gehanteerde algemene voorwaarden is de volgende bepaling opgenomen (artikel 15 sub b):
“Indien een (aspirant)-uitzendkracht door tussenkomst van BaanMeesters aan een mogelijke opdrachtgever is voorgesteld en deze mogelijke opdrachtgever met die uitzendkracht een arbeidsverhouding aangaat voor dezelfde of een andere functie voordat de terbeschikkingstelling tot stand komt, is deze mogelijke opdrachtgever een vergoeding verschuldigd van 25 procent van het bruto jaarsalaris (incl. vakantiegeld). De opdrachtgever is deze vergoeding altijd verschuldigd indien de opdrachtgever in eerste instantie door tussenkomst van BaanMeesters in contact is gekomen met de uitzendkracht. Ook indien de uitzendkracht binnen een jaar nadat het contact tot stand is gekomen rechtstreeks of via derden bij de opdrachtgever solliciteert of indien de opdrachtgever de uitzendkracht binnen een jaar nadat het contact tot stand is gekomen rechtstreeks of via derden benadert, en naar aanleiding daarvan met de betreffende uitzendkracht een arbeidsverhouding aangaat, is de opdrachtgever de vergoeding verschuldigd zoals genoemd in de eerste volzin van dit lid.”
2.5.
In vervolg op het e-mailbericht van 11 oktober 2022 heeft een kennismakingsgesprek plaatsgevonden tussen [assistent hovenier] en Amberboom. Nadien heeft [assistent hovenier] (korte tijd) werkzaamheden verricht voor Amberboom. Door Amberboom is daarvoor geen vergoeding betaald aan BaanMeesters.

3.Het geschil

3.1.
BaanMeesters vordert - samengevat - uitvoerbaar bij voorraad:
I. Amberboom te veroordelen aan BaanMeesters te betalen een bedrag van € 8.117,68, vermeerderd met de contractuele rente van 12% per jaar danwel de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW over een bedrag van € 7.114,80, vanaf 23 februari 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening;
II Amberboom te veroordelen in de kosten van deze procedure, waaronder de nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente over de proceskosten als Amberboom niet binnen 14 dagen na dagtekening van het te wijzen vonnis heeft betaald.
3.2.
Amberboom voert verweer. Amberboom concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring van BaanMeesters in haar vorderingen, althans diens vorderingen af te wijzen, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van BaanMeesters in de kosten van deze procedure en de nakosten.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
4. De beoordeling
Overeenkomst
4.1.
Vast staat dat BaanMeesters aan Amberboom een aanbod heeft gedaan om kennis te maken met een assistent hovenier, [assistent hovenier] , dat Amberboom daar interesse in heeft getoond en dat door BaanMeesters een kennismakingsgesprek is geregeld tussen Amberboom en [assistent hovenier] , welk gesprek ook heeft plaatsgevonden. Ook staat vast dat partijen daarna nog contact hebben gehad over de mogelijkheden tot het in dienst nemen of inhuren van [assistent hovenier] door Amberboom. Amberboom heeft dus in ieder geval in zoverre gebruik gemaakt van de diensten van BaanMeesters en in zoverre is een overeenkomst tot stand gekomen. [1]
Algemene voorwaarden
4.2.
BaanMeesters beroept zich in dit verband op de toepasselijkheid van algemene voorwaarden. Amberboom betwist dat er algemene voorwaarden van toepassing zijn. Hij voert in dit verband aan dat het enkele feit dat in de e-mail wordt verwezen naar de algemene voorwaarden niet betekent dat tussen partijen wilsovereenstemming bestond over de toepasselijkheid van algemene voorwaarden.
4.3.
De kantonrechter volgt Amberboom daarin niet. Niet in geschil is immers dat al bij het eerste contactmoment, de e-mail van BaanMeesters aan Amberboom van 11 oktober 2022, door BaanMeesters is verwezen naar de algemene voorwaarden en dat in de betreffende e-mail een link naar de algemene voorwaarden is opgenomen. Gesteld noch gebleken is dat Amberboom de toepasselijkheid van die voorwaarden voor BaanMeesters kenbaar heeft verworpen op het moment dat hij inging op het aanbod tot het regelen van een kennismakingsgesprek. Dit betekent dat op de overeenkomst in beginsel de door BaanMeesters gebruikte algemene voorwaarden van toepassing zijn.
4.4.
Amberboom heeft daarnaast de vernietiging van de algemene voorwaarden ingeroepen omdat hem niet een redelijke mogelijkheid zou zijn geboden om daarvan kennis te nemen (artikel 6:233 onder b BW). BaanMeesters heeft dit tegengesproken en erop gewezen dat Amberboom eenvoudig van de algemene voorwaarden kennis kon nemen door het aanklikken van de hyperlink in het e-mailbericht van 11 oktober 2022 of de hyperlink in het daarbij gevoegde CV. Amberboom heeft wat betreft de werking van de hyperlinks en of die hebben doorverwezen naar de algemene voorwaarden van BaanMeesters alleen aangevoerd dat dit door een gebrek aan kennis en verificatiemogelijkheden door Amberboom wordt betwist. Dat is naar het oordeel van de kantonrechter echter onvoldoende om de juiste werking van de hyperlinks te betwisten. Daarbij merkt de kantonrechter op dat de algemene voorwaarden, anders dan Amberboom veronderstelt, ook langs elektronische weg ter beschikking kunnen worden gesteld om te voldoen aan het bepaalde in artikel 6:233 onder b BW. Daar komt nog bij dat vaststaat dat Amberboom eerder zaken heeft gedaan met BaanMeesters, zoals ook volgt uit de door BaanMeesters overgelegde correspondentie [2] . Amberboom was uit dien hoofde reeds bekend (althans had dat kunnen zijn) met de algemene voorwaarden van BaanMeesters, waarin - zo begrijpt de kantonrechter - de in deze zaak relevante ‘boetebepaling’ ook was opgenomen.
4.5.
De kantonrechter ziet gelet op het voorgaande dan ook geen grond voor de conclusie dat Amberboom onvoldoende mogelijkheid heeft gehad om van de algemene voorwaarden kennis te nemen. Het beroep op vernietiging van de algemene voorwaarden wordt dan ook verworpen.
4.6.
Uit het voorgaande volgt dat tussen BaanMeesters en Amberboom in verband met de onder 4.1 bedoelde overeenkomst de algemene voorwaarden van BaanMeesters gelden.
4.7.
Tussen partijen is niet in geschil dat moet worden uitgegaan van de ten tijde van het aangaan van de overeenkomst (oktober 2022) toepasselijke algemene voorwaarden. BaanMeesters heeft algemene voorwaarden overgelegd die volgens haar op dat moment van toepassing waren. Dit wordt ook ondersteund door de versieaanduiding van de betreffende algemene voorwaarden, te weten “Versie 2022-3”. Amberboom voert aan dat hij in het kader van deze procedure op internet algemene voorwaarden heeft gevonden die op een paar punten - maar niet ten aanzien van de ‘boetebepaling’ - afwijken van de door BaanMeesters overgelegde algemene voorwaarden. BaanMeesters heeft in reactie hierop aangegeven dat de door Amberboom overgelegde algemene voorwaarden, de voorwaarden zijn die vóór 2022 van toepassing waren. Amberboom heeft daartegenover niet (op navolgbare wijze) toegelicht waarom van de toepasselijkheid van de door Amberboom overgelegde algemene voorwaarden zou moeten worden uitgegaan. Het voorgaande maakt dat de kantonrechter aan de door Amberboom overgelegde algemene voorwaarden voorbij zal gaan en zal uitgaan van de door BaanMeesters overgelegde algemene voorwaarden [3] .
Vergoeding verschuldigd?
4.8.
BaanMeesters maakt - gelet op de feitelijke gang van zaken - aanspraak op de in artikel 15 sub b van die algemene voorwaarden genoemde vergoeding.
4.9.
Amberboom heeft daar tegenin gebracht dat de betreffende bepaling in de algemene voorwaarden nietig is op grond van artikel 9a lid 2 van de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs (Waadi). Artikel 9a Waadi [4] is hier echter niet van toepassing omdat juist geen terbeschikkingstelling als bedoeld in dat artikel tot stand is gebracht. Dit betoog slaagt dan ook niet.
4.10.
Amberboom heeft verder aangevoerd dat ook in het geval artikel 15 sub b van de algemene voorwaarden van toepassing is, hij op grond van die bepaling geen vergoeding verschuldigd is aan BaanMeesters. Volgens Amberboom is geen arbeidsverhouding met [assistent hovenier] , zoals bedoeld in de algemene voorwaarden, tot stand gekomen. Hij voert in dit kader aan dat het ging om een proefplaatsing van [assistent hovenier] bij Amberboom in het kader van de Participatiewet en dat bij een dergelijke proefplaatsing uitdrukkelijk is bepaald dat geen sprake is van een arbeidsverhouding. Ook merkt Amberboom in dit verband op dat [assistent hovenier] zijn uitkering heeft behouden en door Amberboom geen salaris is betaald. BaanMeesters heeft betwist dat sprake zou zijn geweest van slechts een proefplaatsing en geeft aan dat Amberboom dit niet heeft onderbouwd en evenmin bewezen. Daarnaast voert BaanMeesters aan dat ook een proefplaatsing als een arbeidsverhouding is aan te merken.
4.11.
De kantonrechter stelt vast dat als inderdaad geen sprake is geweest van een arbeidsverhouding tussen Amberboom en [assistent hovenier] , Amberboom de op grond van artikel
15 sub b van de algemene voorwaarden gevorderde vergoeding niet verschuldigd is.
Wat betreft de gestelde proefplaatsing in het kader van de Participatiewet, ligt de stelplicht en bewijslast bij Amberboom. Amberboom heeft zijn stelling dat alleen sprake is geweest van een proefplaatsing van [assistent hovenier] en dat daarbij uitdrukkelijk is bepaald dat geen sprake is van een arbeidsverhouding, echter op geen enkele wijze onderbouwd. Gelet op de betwisting van die stelling door BaanMeesters, had dat wel op de weg van Amberboom gelegen, bijvoorbeeld door het overleggen van correspondentie met de gemeente Veendam waaruit die proefplaatsing van [assistent hovenier] , en het karakter van die plaatsing, blijkt. Nu Amberboom zijn stelling wat betreft de proefplaatsing niet heeft onderbouwd en ook geen daartoe strekkend bewijsaanbod heeft gedaan, zal de kantonrechter aan deze stelling voorbijgaan.
4.12.
Uit het voorgaande volgt dat Amberboom aan BaanMeesters een vergoeding verschuldigd is gelet op het bepaalde in artikel 15 sub b van de algemene voorwaarden.
Matiging?
4.13.
Amberboom stelt zich op het standpunt dat als hij gehouden is de contractuele boete te betalen, de boete dan moet worden gematigd naar nihil of niet meer dan een bedrag van
maximaal € 500,-. In dat kader acht Amberboom van belang dat hij niet om bemiddeling heeft gevraagd, de feitelijke bemiddeling enkel wat e-mailwisseling betrof, het ging om een medewerker die in het doelgroepenregister bleek te zitten en de proefplaatsing evenmin tot een arbeidsovereenkomst heeft geleid. Verder voert Amberboom aan dat een bedrag van 25% van het bruto jaarsalaris voor hem een bijzonder zware last is om op te brengen en BaanMeesters geen werkelijke schade lijdt. BaanMeesters heeft in reactie daarop uiteengezet dat van een gerechtvaardigd beroep op matiging geen sprake kan zijn.
4.14.
De kantonrechter stelt met Amberboom vast dat matiging alleen aan de orde is indien de billijkheid dit klaarblijkelijk eist. Dit brengt volgens vaste rechtspraak mee dat de rechter pas van zijn bevoegdheid tot matiging gebruik mag maken als de toepassing van een boetebeding in de gegeven omstandigheden tot een buitensporig en daarom onaanvaardbaar resultaat leidt. Daarbij zal de rechter niet alleen moeten letten op de verhouding tussen de werkelijke schade en de hoogte van de boete, maar ook op de aard van de overeenkomst, de inhoud en de strekking van het beding en de omstandigheden waaronder het is ingeroepen.
4.15.
In dit geval is de kantonrechter van oordeel dat de verschuldigde vergoeding weliswaar fors is, maar niet tot een buitensporig en daarom onaanvaardbaar resultaat leidt.
Daarbij neemt de kantonrechter in aanmerking dat het gaat om een overeenkomst tussen twee zakelijk handelende partijen, die eerder zaken met elkaar hebben gedaan, en dat een dergelijke bepaling voor Amberboom dan ook niet als onverwacht kan worden aangemerkt. Ook neemt de kantonrechter daarbij in aanmerking dat de betreffende bepaling, anders dan het betoog van Amberboom veronderstelt, ertoe strekt een drempel op te werpen tegen een poging om zonder te betalen te profiteren van de inspanningen van BaanMeesters. Verder stelt de kantonrechter vast dat Amberboom geen persoonlijke (financiële) omstandigheden heeft aangevoerd die zouden moeten leiden tot een ander oordeel over matiging. De kantonrechter ziet gelet op het voorgaande in hetgeen Amberboom heeft aangevoerd geen aanleiding tot matiging van de gevorderde vergoeding over te gaan.
Hoogte vergoeding
4.16.
Nu de berekening van de op grond van artikel 15 sub b van de algemene voorwaarden verschuldigde vergoeding door Amberboom verder niet is betwist, zal de kantonrechter het gevorderde bedrag van € 7.114,80 toewijzen. Ook de daarover gevorderde contractuele rente van 12% per jaar (op grond van artikel 25 sub j van de algemene voorwaarden) vanaf 23 februari 2023 zal worden toegewezen, nu Amberboom de toepasselijkheid van die contractuele rente en de genoemde ingangsdatum niet heeft weersproken.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.17.
BaanMeesters vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten voor een bedrag van € 730,70. Aan de wettelijke eisen voor een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is voldaan. De hoogte van de vordering voldoet verder aan het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten, zodat deze vordering ook wordt toegewezen.
Proceskosten
4.18.
Amberboom is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van BaanMeesters worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
107,84
- griffierecht
514,00
- salaris gemachtigde
678,00
(2,00 punten × € 339,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.434,84
4.19.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt Amberboom om aan BaanMeesters te betalen een bedrag van
€ 7.114,80, te vermeerderen met de contractuele rente van 12% per jaar over dit bedrag, met ingang van 23 februari 2023, tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt Amberboom tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten van
€ 730,70 aan BaanMeesters,
5.3.
veroordeelt Amberboom in de proceskosten van € 1.434,84, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als Amberboom niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.4.
veroordeelt Amberboom tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Haisma en in het openbaar uitgesproken op 23 juli 2024.
964

Voetnoten

1.Zie ook ECLI:NL:GHARL:2021:8474, met name ro. 6.2 en 6.3.
2.Productie 10 bij de dagvaarding.
3.Productie 2 bij de dagvaarding.
4.Het artikel luidt als volgt: