ECLI:NL:RBNNE:2024:327

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
9 februari 2024
Publicatiedatum
9 februari 2024
Zaaknummer
18.187817.23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting van een 19-jarige man van zijn toenmalige vriendin met geweld en bedreiging

Op 9 februari 2024 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 19-jarige man die zijn toenmalige vriendin heeft verkracht. De verkrachting vond plaats op 27 juli 2023 op een afgelegen plek naast een wandelpad. De verdachte heeft de onderkleding van het slachtoffer uitgetrokken, haar meerdere keren geslagen en haar gedwongen om verschillende posities in te nemen. Hij heeft haar ook bedreigd met geweld en haar opgedragen een doekje in haar mond te stoppen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte door geweld en andere feitelijkheden het slachtoffer heeft gedwongen tot seksueel binnendringen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Bij de strafbepaling is rekening gehouden met de ernst van het feit, de jonge leeftijd van de verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden. De rechtbank heeft de verklaring van het slachtoffer als betrouwbaar beschouwd, ondersteund door andere bewijsmiddelen, waaronder verklaringen van getuigen en forensisch bewijs. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van 2.000 euro toegewezen aan het slachtoffer voor immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht
Locatie Assen
Parketnummer 18/187817-23
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 9 februari 2024 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboorte datum] 2004 te [geboorte plaats] , thans gedetineerd te [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 26 januari 2024.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. P. Jeeninga, advocaat te Amsterdam. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L. de Graaf.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 27 juli 2023 te [plaats] , althans in Nederland, door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten het brengen van zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] , waarbij dat geweld en/of die één of meer andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of één of meer andere feitelijkhe(i)d(en) er in heeft/hebben bestaan dat verdachte
  • die [slachtoffer] (aan de hand en/of schouder) heeft vastgepakt en/of vastgepakt heeft gehouden en/of heeft meegetrokken en/of (daarbij) die [slachtoffer] meerdere malen, althans eenmaal heeft gestompt en/of geslagen en/of
  • (telkens) is voorbijgaan aan de verbale en/of non-verbale signalen van verzet/weerstand van die [slachtoffer] , waaronder het huilen en/of smeken dat ze niet wilde en/of niet wilde dat hij haar aanraakte en/of
  • die [slachtoffer] meerdere malen, althans eenmaal tegen het hoofd en/of lichaam heeft gestompt en/of geslagen en/of
  • heeft gezegd dat zij, [slachtoffer] , haar kleding uit moest trekken en/of
  • heeft gezegd dat hij, verdachte, [slachtoffer] zou gaan verkrachten en haar zwanger zou maken, althans
woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
  • die [slachtoffer] heeft gedwongen en/of bevolen en/of gezegd dat zij een doekje in haar mond moest doen en/of
  • die [slachtoffer] heeft gedwongen en/of bevolen en/of gezegd haar jas uit te trekken en/of (vervolgens) op haar jas op de grond te gaan liggen en/of
  • die [slachtoffer] heeft vastgepakt en/of vastgehouden en/of bovenop die [slachtoffer] heeft gezeten en/of die [slachtoffer] bij de nek en/of het onderlichaam heeft vastgepakt en/of (aldus) misbruik heeft gemaakt van zijn fysieke overwicht ten opzichte van die [slachtoffer] en/of
  • (daarbij) heeft gezegd dat hij haar zou wurgen als ze weerstand gaf en/of
  • de kleding en/of bh van die [slachtoffer] heeft beetgepakt en/of aan de kleding en/of bh van die [slachtoffer] heeft getrokken en/of
  • de broek en onderbroek van die [slachtoffer] heeft uitgetrokken.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het ten laste gelegde feit.
Verklaring van verdachte ter terechtzitting
Verdachte heeft ter terechtzitting ontkend aangeefster te hebben verkracht. Er heeft wel lichamelijk contact tussen hen plaatsgevonden waarbij hij met zijn penis de vagina van aangeefster heeft aangeraakt. Dit aanraken bestond in het met zijn penis over de vagina van aangeefster heen bewegen. Ook is hij met zijn penis tussen de schaamlippen van aangeefster gegaan. Hij is met zijn penis echter niet in de vagina van aangeefster geweest, aldus de verklaring van verdachte ter terechtzitting.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde feit. De raadsman heeft hiertoe primair aangevoerd dat verdachte stellig en consequent ontkent dat sprake is geweest van seksueel binnendringen. De andersluidende verklaring van aangeefster is, gelet op de onduidelijkheden en tegenstrijdigheden in haar verklaring, onvoldoende om als bewijs te kunnen worden gebruikt. Voorts bevat het strafdossier, ook als de rechtbank de verklaring van aangeefster wel als bewijsmiddel gebruikt, voor het overige onvoldoende bewijs om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. De verklaring van [naam] over het eerste contact van aangeefster na de (vermeende) verkrachting kan niet als (steun)bewijs worden gebruikt nu aangeefster in dit contact niet heeft verklaard dat zij
isverkracht, maar dat verdachte haar
wilverkrachten. Subsidiair voert de raadsman aan dat indien de rechtbank van oordeel is dat, gelet op de verklaring van verdachte ter terechtzitting, wel sprake is van wettig bewijs, niet buiten redelijke twijfel kan worden vastgesteld dat datgene wat er daadwerkelijk tussen verdachte en aangeefster is voorgevallen, een voltooid delict oplevert. De door hen beiden afgelegde verklaringen bevatten hiervoor te veel onduidelijkheden en tegenstrijdigheden, zodat verdachte ook om deze reden dient te worden vrijgesproken.
Oordeel van de rechtbank
De vraag die de rechtbank in onderhavige zaak dient te beantwoorden, is of het ten laste gelegde feit, gelet op de verklaring van aangeefster enerzijds en de ontkenning van verdachte anderzijds, wettig en overtuigend kan worden bewezen. De rechtbank dient daartoe te beoordelen of de verklaring van aangeefster voldoende betrouwbaar is en of deze verklaring voldoende steun vindt in andere
bewijsmiddelen.
Betrouwbaarheid aangeefster
Aangeefster heeft op 27 juli 2023 een informatief gesprek met de politie gevoerd, waarna zij op 31 juli 2023 aangifte heeft gedaan. Op 11 januari 2024 is aangeefster als getuige gehoord door de rechter- commissaris. Aangeefster heeft, zakelijk weergegeven, telkens verklaard dat zij en verdachte op 27 juli 2023 naar de [bedrijf] in [plaats] zijn gegaan. Verdachte was die ochtend boos op haar en daarom mocht zij van hem niet mee naar binnen bij de [bedrijf] . Zij is daarom teruggelopen naar het treinstation.
Verdachte is later ook naar het treinstation gekomen. Hij heeft haar vastgepakt en meegenomen naar de uitgang van het station. Vervolgens is hij met haar naar de fietsenstalling bij het station gelopen. Daar heeft verdachte voor de eerste maal geprobeerd om seks met haar te hebben. Aangeefster huilde en heeft verdachte gesmeekt haar niet aan te raken. Verdachte en aangeefster zijn daarna verder gelopen. Omdat verdachte haar telefoon, fietssleutel en pasjes in zijn bezit had, wist aangeefster niet wat zij moest doen. Op enig moment zei verdachte tegen haar dat zij met hem mee de bosjes in moest. Aldaar zei hij dat zij haar broek moest uitdoen. Toen aangeefster zei dat zij dit niet wilde, sloeg hij haar op haar voorhoofd.
Nadat zij de knoop van haar broek had losgemaakt, trok hij haar broek uit. Ook haar onderbroek ging omlaag. Verdachte trok aan haar BH waardoor deze stuk ging. Nadat verdachte zijn eigen onderkleding had uitgetrokken, probeerde hij haar te penetreren. Dit lukte niet. Verdachte droeg haar daarom op om op een tak van een boom te gaan liggen. Hij pakte haar bij haar benen omhoog en spreidde deze, waarop verdachte opnieuw probeerde om haar te penetreren. Aangeefster huilde. Haar lichaam was zeer gespannen en het lukte verdachte daarom wederom niet om haar te penetreren. Daarop zei hij dat zij haar jas moest uittrekken, deze op de grond moest leggen en dat zij daarop moest gaan liggen. Toen zij aangaf dat zij dit niet wilde, sloeg hij haar op haar bovenarm. Hij zei haar niet te schreeuwen en niet te huilen en droeg haar op een doekje in haar mond te doen. Ook zei hij dat zij zich moest ontspannen. Aangeefster heeft vervolgens haar jas op de grond gelegd en is daarop gaan liggen met opgetrokken knieën. Verdachte is toen op zijn knieën voor aangeefster gaan zitten. Daarna voelde zij dat verdachte met zijn penis een klein stukje haar vagina binnendrong.
De rechtbank stelt vast dat de door aangeefster gegeven informatie in het informatieve gesprek, bij de aangifte en in het verhoor bij de rechter-commissaris, feitelijk, gedetailleerd en op hoofdlijnen onderling consistent is. De handelingen van verdachte en de context waarbinnen deze hebben plaatsgevonden, zijn door aangeefster met het verloop van de tijd niet groter of ernstiger gemaakt. Aangeefster is juist heel genuanceerd en precies in haar beschrijving van wat er volgens haar is gebeurd, hetgeen de betrouwbaarheid versterkt. Uit de aangifte komt voorts het beeld naar voren dat het voor aangeefster zeer moeilijk is geweest om een verklaring af te leggen tegen verdachte, met wie zij ten tijde van het strafbare feit een relatie had. Aangeefster heeft bij de politie duidelijk laten blijken in een tweestrijd te zitten.
Enerzijds vindt zij dat verdachte straf verdient nu het niet acceptabel is dat verdachte tegen haar wil iets heeft gedaan dat zij niet prettig vindt. Anderzijds bekruipt haar op momenten ook een schuldgevoel omdat ze van verdachte houdt, zij ook mooie herinneringen aan (haar relatie met) verdachte heeft en zij daarom niet wil dat verdachte een lange gevangenisstraf krijgt die zijn leven zal ruïneren. De verklaring die aangeefster heeft afgelegd, komt de rechtbank dan ook authentiek voor. Aangeefster is niet over één nacht ijs gegaan en heeft goed en heel bewust nagedacht over de vraag of zij wel aangifte tegen verdachte wilde doen, en zo ja, wat dit voor verdachte zou kunnen betekenen.
Gelet op voorgaande overwegingen ziet de rechtbank geen reden om te twijfelen aan de inhoud van de verklaring van aangeefster. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verklaring van aangeefster betrouwbaar is en voor het bewijs kan worden gebruikt.
Steunbewijs
In zedenzaken doet zich veelal de situatie voor dat naast het slachtoffer en de verdachte geen getuigen aanwezig zijn geweest bij de vermeende seksuele handelingen. Volgens artikel 342 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) kan de rechter het bewijs dat de verdachte de ten laste gelegde handelingen heeft gepleegd, niet uitsluitend aannemen op de verklaring van één getuige (in casu: aangeefster). Er moet, met andere woorden, voldoende steunbewijs zijn. Uit vaste jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat hierbij niet vereist is dat voor de verklaring van aangeefster op het punt van de kern van het tenlastegelegde - hier: het dwingen van aangeefster tot het ondergaan van seksuele handelingen bestaande uit het brengen van de penis van verdachte in de vagina van aangeefster - steun is te vinden in ander bewijsmateriaal. Het op bepaalde punten bevestigd zien van de verklaring van aangeefster in andere bewijsmiddelen kan volgens de Hoge Raad voldoende zijn, mits dit bewijs afkomstig is uit een andere bron dan aangeefster en er niet een te ver verwijderd verband bestaat tussen de verklaring van aangeefster en het andere bewijsmateriaal.
Naar het oordeel van de rechtbank vindt de verklaring van aangeefster voldoende steun in andere bewijsmiddelen.
Allereerst wordt de verklaring van aangeefster grotendeels bevestigd door de verklaring van verdachte zelf. Hij heeft net als aangeefster verklaard dat zij op de ochtend van 27 juli 2023 ruzie hadden, dat aangeefster daarom van hem niet mee naar binnen mocht bij de [bedrijf] en dat aangeefster daarop alleen naar het treinstation is teruggegaan. Voorts heeft verdachte verklaard dat hij haar op het treinstation heeft opgezocht, dat hij haar direct bij haar hand heeft vastgepakt en heeft meegenomen naar de uitgang van het treinstation waarna verdachte en aangeefster zijn gaan lopen. Op enig moment kwamen ze bij een plek in de bosjes. Op die plek heeft er seksueel contact tussen hen plaatsgevonden, waarbij verdachte merkte dat aangeefster gespannen en niet op haar gemak was.
Dat verdachte ter terechtzitting - anders dan bij de politie - heeft verklaard niet met zijn penis in de vagina van aangeefster te zijn geweest, doet aan de redengevendheid van zijn verklaring als steunbewijs niet af, nu verdachte ter terechtzitting wel heeft verklaard met zijn penis tussen de schaamlippen van aangeefster te zijn geweest en dit volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad reeds seksueel binnendringen oplevert (o.m. HR 18 mei 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK6910).
Voorts wordt de verklaring van aangeefster ondersteund door de verklaring van getuige [naam] over het gedrag van zowel aangeefster als verdachte kort na de gebeurtenis in de bosjes. De getuige beschrijft dat hij verdachte en (naar later bleek) aangeefster tegenkwam op weg naar de receptie van het AZC. Op het moment dat de getuige verdachte begroette, zag hij dat het gezicht van verdachte verstarde. Nog geen drie seconden later stond aangeefster opeens naast hem. Zij hield met twee handen zijn rechterarm vast en riep help help, je moet me niet meer laten gaan en hij wil me meenemen naar zijn kamer om te verkrachten. De getuige benoemt dat er duidelijk sprake was van nood bij aangeefster. Hij zag dat ze geëmotioneerd was. Ook hoorde hij dat ze met luide stem, onrustig en paniekerig sprak.
Ook de bevindingen van verbalisanten tijdens het forensisch onderzoek op de plaats delict, kunnen naar het oordeel van de rechtbank steunbewijs opleveren voor de verklaring van aangeefster. Op deze plek en in de directe nabijheid van indruksporen in de grond, is door verbalisanten een wit papieren doekje/servet aangetroffen. Dit terwijl er nog geen twee uur waren verstreken sinds het eerste contact met aangeefster op het terrein van het AZC en er door verbalisanten geen ander zwerfafval is aangetroffen.
Tot slot wordt de verklaring van aangeefster, voor zover betrekking hebbend op de context waarbinnen de seksuele handelingen zouden hebben plaatsgevonden, ondersteund door de door verbalisant gegeven beschrijving van de camerabeelden die op 27 juli 2023 zijn opgenomen op en rondom het treinstation van [plaats] . Verbalisant beschrijft dat op deze beelden is te zien dat aangeefster alleen op het perron staat. Even later ziet hij dat verdachte naar aangeefster toeloopt, haar bij haar hand vastpakt en direct met haar richting de tunnel loopt. Verdachte loopt voorop en aangeefster loopt achter hem aan, waarbij verdachte aangeefster haar hand blijft vasthouden. Uit de beelden blijkt dat verdachte en aangeefster, na het treinstation te hebben verlaten, eerst richting de fietsenstalling bij het station lopen. Vervolgens duurt het nog zeven minuten voordat verbalisant op de beelden ziet dat verdachte en aangeefster weer in beeld komen en richting de [adres] lopen. De rechtbank stelt vast dat deze door verbalisant gegeven beschrijving van de camerabeelden past bij hetgeen aangeefster heeft verklaard over hetgeen die dag tussen haar en verdachte is voorgevallen.
Conclusie
Op basis van voorgaande overwegingen is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van aangeefster betrouwbaar is en op concrete punten bevestiging vindt in andere bewijsmiddelen, zodat aan het bewijsminimum is voldaan. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft gepleegd.
Bewijsmiddelen
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter terechtzitting van 26 januari 2024 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Op het station in [plaats] heb ik mijn vriendin vastgepakt bij haar hand. Ik ben toen met haar van het station weggegaan. Ik heb haar geslagen. Dit was op haar arm. Ik heb haar ook geraakt op haar hoofd. Wij waren bij de bosjes. Ik heb de broek en onderbroek van mijn vriendin omlaag gedaan. Ik heb mijn broek omlaag gedaan. Ik heb met mijn penis de vagina van mijn vriendin aangeraakt. Mijn penis lag tussen de schaamlippen. Wij lagen allebei, zij lag op haar jas. Ik merkte dat zij gespannen was en zich niet op haar gemak voelde.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 27 juli 2023, opgenomen op pagina 150 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2023198675 (onderzoek Toscane), d.d. 5 oktober 2023, als verklaring van verdachte:
Ik heb haar bij haar BH getrokken. Hierdoor is de BH kapot gegaan. Ik lag boven op haar. Toen heb ik mijn penis een klein beetje in haar vagina gedaan.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 2 augustus 2023, opgenomen op pagina 52 e.v. van voornoemd dossier inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :
Ik doe aangifte tegen [verdachte] . Hij heeft mij op 27 juli 2023 verkracht. Ik ben teruggegaan naar het station [plaats] . Plots kwam [verdachte] en hij pakte mij bij de arm. We gingen onder een tunnel naar het spoor. We zijn naar buiten gegaan. [verdachte] nam mij mee achter de fietsenstalling. Hij zegt tegen mij dat ik me moest uitkleden. Ik zei tegen hem: "Nee". Hij zegt het nog een keer en ik zei weer "Nee". Hij heeft mijn broek uit gedaan en mijn onderbroek ook. Hij heeft zijn broek een beetje naar beneden laten zakken. Ik was aan het huilen. Hij heeft mij een klap gegeven. Ik zei: "Alsjeblieft raak me niet aan." Ik weet niet wat ik moet doen. We zijn toen doorgelopen. Hij zei: "Kom eens hier". Het is tussen de bomen. Hij zei: "Doe je kleren uit, doe je kleren uit". En ik zeg dat ik niet wil. Hij sloeg mij op mijn voorhoofd. Hij vroeg mij de broek uit te doen. Ik heb de knoop van mijn broek geopend en hij liet mijn broek zakken tot op mijn knieën en hij liet zijn broek ook zakken tot op de knieën of lager. Hij probeerde mij te penetreren
maar dat lukte niet. Er was een tak van een boom en hij zei: "Ga liggen op die tak van de boom of ga zitten op de tak van de boom". De tak van de boom was wat hoger. Hij staat en pakte mij vanuit mijn bovenbenen en hij deed mijn benen wijd open. Ik was behoorlijk gespannen en gestrest. Mijn spieren gingen automatisch op slot. Hierna zei hij: "Kom ga liggen op de grond". Ik heb mijn jas op de grond gelegd en ging op mijn jas liggen. Ik zei: "Doe maar niet [verdachte] ." Toen heeft mij geslagen op mijn bovenarm. Hij zei dat ik niet moest schreeuwen en niet moest huilen. Hij zei: "Je moet je ontspannen." Ik kon er niet tegen, kon het niet volhouden. Toen ging hij op zijn knieën tegenover mij. Mijn lichaam was helemaal strak. Ik was helemaal gespannen. Ik voel iets binnengegaan in mijn lichaam. Ik moest huilen.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor, opgemaakt en ondertekend door de rechter-commissaris en de griffier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer] , op 11 januari 2024:
Hij heeft ook een doekje op mijn mond gedaan. Toen ik op de grond lag is zijn piemel een stukje in mij geweest.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor, opgemaakt en ondertekend door de rechter-commissaris en de griffier, inhoudend de verklaring van [naam] op 11 januari 2024:
Op 27 juli 2023 liep ik naar de receptie van het AZC. Ik zag toen twee mensen voor mij lopen, één klein persoon en eentje met normaal volwassen postuur. Ik zag dat het [verdachte] was. Ik keek hem in het gezicht en ik zag dat hij schrok. Ik zag dat aan een verstarring in zijn gezicht. Dat heeft geen 3 seconden geduurd. Toen had ik die andere persoon naast me staan en die hing aan mijn rechterarm met twee handen en riep "help help". Het bleek een meisje te zijn. Ze had me vast of ze me nooit meer wilde loslaten. Het meisje zei "je moet me niet meer laten gaan en hij wil me meenemen naar zijn kamer om me te verkrachten." Ze sprak met luide stem, onrustig en paniekerig. Er was duidelijk nood. Ze was zeker geëmotioneerd.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen (
inclusief fotobijlagen)d.d. 11 augustus 2023, opgenomen op pagina 96 e.v. van voornoemd dossier, als relaas van verbalisant:
Ik heb de beelden van de bewakingscamera`s rondom en in het NS station in
[plaats] teruggekeken. De beelden zijn gemaakt op 27 juli 2023 tussen 10:00 uur en 11:15 uur. Aangeefster draagt een witte broek. Verdachte draagt eveneens een witte broek.
Omstreeks 11.04.01 uur is te zien hoe verdachte naar aangeefster toeloopt en haar gelijk bij haar hand pakt. Ik zie dat verdachte weer gelijk met aangeefster aan de hand richting de tunnel loopt. Verdachte loopt voor[op] en aangeefster loopt achter verdachte aan. Verdachte blijft de hand van aangeefster vast houden tot zij uit het zicht verdwijnen, in de tunnel. Omstreeks 11.05.43 uur is te zien dat verdachte en aangeefster in de richting van de overdekte fietsenstalling lopen. Verdachte loopt voorop en aangeefster volgt. Omstreeks 01.12.33 uur
(de rechtbank begrijpt: 11:12:33 uur), is te zien dat er een viertal witte benen voorbij lopen in de richting van de [adres] .
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal plaats delict ( [adres] [plaats] ) (
inclusief fotobijlagen), d.d. 2 augustus 2023, opgenomen op pagina 23 e.v. van het aanvullend proces-verbaal Forensisch onderzoek (met proces-verbaalnummer FO-001) bij voornoemd dossier, als relaas van verbalisanten:
Op de plek waar de verkrachting waarschijnlijk had plaatsgevonden zag wij vage rondvormige indruksporen in de grond. Ook zagen wij indruksporen welke scherp waren omrand. In de directe nabijheid van de indruksporen zagen wij een wit papieren doekje/servet liggen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 27 juli 2023 te [plaats] door geweld en andere feitelijkheden [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten het brengen van zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] , waarbij dat geweld en die andere feitelijkheden er in hebben bestaan dat verdachte
  • die [slachtoffer] aan de hand heeft vastgepakt en vastgepakt heeft gehouden en heeft meegetrokken en
  • (telkens) is voorbijgaan aan de verbale en non-verbale signalen van weerstand van die [slachtoffer] , waaronder het huilen en smeken dat ze niet wilde en niet wilde dat hij haar aanraakte en
  • die [slachtoffer] tegen het hoofd en lichaam heeft geslagen en
  • heeft gezegd dat zij, [slachtoffer] , haar kleding uit moest trekken en
  • die [slachtoffer] heeft gezegd dat zij een doekje in haar mond moest doen en
  • die [slachtoffer] heeft gezegd op haar jas op de grond te gaan liggen en
  • die [slachtoffer] heeft vastgepakt en vastgehouden en bovenop die [slachtoffer] heeft gezeten en het onderlichaam heeft vastgepakt en (aldus) misbruik heeft gemaakt van zijn fysieke overwicht ten opzichte van die [slachtoffer] en
  • de bh van die [slachtoffer] heeft beetgepakt en aan de bh heeft getrokken en
  • de broek en onderbroek van die [slachtoffer] heeft uitgetrokken.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
verkrachting.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde feit wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. De officier van justitie heeft hierbij enerzijds rekening gehouden
met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is gepleegd, te weten onder meer door het uitoefenen van druk, het gebruik van geweld en vrijheidsbeneming. Anderzijds houdt de officier van justitie rekening met de persoonlijke omstandigheden en de jeugdige leeftijd van verdachte en het gegeven dat hij niet eerder met politie en/of justitie in aanraking is geweest voor een strafbaar feit.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft - zo de rechtbank tot een bewezenverklaring zou komen - gepleit voor oplegging van een straf die gelijk is aan de duur van het voorarrest, eventueel in combinatie met een voorwaardelijk strafdeel. De raadsman wijst hiertoe in het bijzonder op de jeugdige leeftijd van verdachte, het gegeven dat verdachte geen strafblad heeft, dat hij reeds zes maanden in een detentieregime voor volwassen verblijft en hem dit erg zwaar valt, de wens van aangeefster verdachte geen lange straf op te leggen en op de mogelijke gevolgen die een veroordeling heeft op de verblijfsrechtelijke positie van verdachte.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het reclasseringsrapport van Verslavingszorg Noord Nederland van 24 oktober 2023, het uittreksel uit de justitiële documentatie (het strafblad) van 30 november 2023, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verkrachting van zijn (toenmalige) vriendin door zijn penis tussen haar schaamlippen en een klein stukje in haar vagina te brengen, terwijl aangeefster telkens (huilend) aangaf seksueel contact niet te willen. De verkrachting vond plaats op een aan het oog onttrokken plek naast een wandelpad. Verdachte heeft daar de onderkleding van aangeefster uitgetrokken, haar BH beetgepakt en daaraan getrokken, aangeefster verschillende posities laten innemen en haar meerdere malen geslagen. Ook heeft hij gezegd dat zij niet mocht schreeuwen en huilen, dat zij daarom een doekje in haar mond moest stoppen en dat zij haar lichaam moest ontspannen.
De rechtbank stelt voorop dat het handelen van verdachte voor aangeefster beangstigend moet zijn geweest. Verdachte heeft alle signalen van aangeefster dat zij geen seks wilde, genegeerd en zijn eigen (lust)gevoelens en behoeften voorop gesteld. Hij heeft geen oog gehad voor de gevoelens van aangeefster en voor de gevolgen die zijn gedrag voor haar zouden kunnen hebben. Door aldus te handelen is verdachte ver over de grenzen van aangeefster heen gegaan en heeft hij een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van aangeefster. Ook heeft hij misbruik gemaakt van het vertrouwen dat aangeefster in hem, als haar vriend, had. Het is algemeen bekend dat slachtoffers van dit soort feiten langdurig of zelfs blijvend last ondervinden van de herinnering daaraan. Dat de impact op aangeefster groot is, volgt uit haar verklaringen. Tot op de dag van vandaag worstelt zij met hetgeen tussen haar en verdachte is voorgevallen, de gevoelens die zij nog voor verdachte heeft en de schaamte die zij voelt tegenover haar familie, die (mede) voortvloeit uit haar islamitische achtergrond. De rechtbank neemt dit verdachte zeer kwalijk.
Persoon van verdachte
Verdachte was ten tijde van het plegen van het feit 18 jaar oud. Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij niet eerder is met politie en/of justitie in aanraking is geweest voor een strafbaar feit. Uit het reclasseringsadvies van 24 oktober 2023 blijkt voorts dat de reclassering het recidiverisico inschat als laag nu verdachte de meeste leefgebieden op orde heeft en er geen signalen zijn van psychopathologie. Wel ziet de reclassering in het contact tussen verdachte en aangeefster een mogelijke risicofactor. De reclassering adviseert in geval van een veroordeling oplegging van een straf zonder bijzondere voorwaarden, nu zij, gelet op de ontkennende houding van verdachte, de taalbarrière en de onduidelijkheid rondom de verblijfsstatus van verdachte geen mogelijkheden ziet om hem interventies aan te bieden.
De rechtbank overweegt daarnaast het volgende. Ter terechtzitting was verdachte zichtbaar aangedaan. Detentie in een volwassenenregime valt hem zwaar en hij maakt zich grote zorgen om (de toekomst) van zijn familie die zich in Turkije bevindt. Tegelijkertijd kan de rechtbank zich niet aan de indruk onttrekken dat verdachte het kwalijke van zijn handelen niet (volledig) inziet. Ook lijkt hij zich niet goed te kunnen inleven in de gevolgen die zijn handelen voor aangeefster heeft gehad. Dit baart de rechtbank zorgen nu ter terechtzitting is gebleken dat verdachte en aangeefster nog contact met elkaar hebben.
De straf
Gelet op de aard en ernst van het feit, kan naar het oordeel van de rechtbank niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur. De rechtbank komt gelet op de jonge leeftijd van verdachte en het gegeven dat hij geen strafblad heeft evenwel tot een lagere straf dan door de officier van justitie is geëist. Daarnaast ziet de rechtbank aanleiding om een deel van die gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen. Dit voorwaardelijke strafdeel dient als stok achter de deur, teneinde verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw (soortgelijke) strafbare feiten te plegen. Alles afwegende, acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich door haar gemachtigde mr. M. Schaap, advocaat te Groningen, in het geding gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag 6.000,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen met de wettelijke rente, nu de gevorderde schade voldoende is komen vast te staan. Daarnaast wordt oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman stelt zich primair op het standpunt dat het psychisch letsel van aangeefster onvoldoende is onderbouwd. Voorts is het causale verband tussen het handelen van verdachte en dit (eventuele) psychisch letsel niet aangetoond. Subsidiair stelt de raadsman dat het bedrag van de schade dient te worden gematigd.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde handelen van verdachte. De rechtbank zal bij het bepalen van de hoogte van de immateriële schadevergoeding gebruik maken van haar schattingsbevoegdheid ex artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek. Rekening houdend met de aard en de ernst van het delict en de gevolgen hiervan voor de benadeelde partij zoals deze ter terechtzitting zijn gebleken, acht de rechtbank toekenning van een bedrag van 2.000,- billijk. Voor het overige deel zal de rechtbank de vordering niet-ontvankelijk verklaren.
Gelet op het voorgaande concludeert de rechtbank dat verdachte aan de benadeelde partij een schadevergoeding moet betalen van 2.000,- vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 juli 2023.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Inbeslaggenomen telefoon

Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de in beslag genomen telefoon kan worden teruggegeven aan verdachte.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van het beslag.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte in beslag genomen telefoon (Apple Iphone) kan worden teruggegeven aan de redelijkerwijs als rechthebbende aan te merken persoon, te weten verdachte.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f en 242 van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 6 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer] te betalen:
  • het bedrag van 2.000,- (zegge: tweeduizend euro), bestaande uit immateriële schade;
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 27 juli 2023 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat te betalen een bedrag van 2.000,- (zegge: tweeduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 juli 2023 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 30 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Gelast de teruggave aan de rechthebbende van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven telefoon, merk Apple Iphone.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. ter Haar, voorzitter, mr. R. Depping en mr. A.L.J.M.A. Janssens, rechters, bijgestaan door mr. K. Bodewes-Maas, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 februari 2024.