In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Groningen, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van eiser tegen de omgevingsvergunning voor het vergroten van zijn woning behandeld. De voorzieningenrechter oordeelt dat er geen aanleiding is om aan eiser een schadevergoeding toe te kennen wegens het niet tijdig beslissen door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Weststellingwerf. Hoewel de beslistermijn is overschreden, is er geen causaal verband aangetoond tussen deze overschrijding en de door eiser gemaakte kosten van € 1.557,35. Deze kosten zijn gemaakt voor het afschermen van een muur, die niet onder de verleende omgevingsvergunning valt, die enkel betrekking heeft op een dakopbouw.
De voorzieningenrechter concludeert verder dat eiser de gestelde immateriële schade niet op objectieve wijze heeft onderbouwd. De voorzieningenrechter wijst erop dat de ingenieur die het bezonningsrapport heeft opgesteld, de juiste normen en methoden heeft gehanteerd en dat de vergelijking met de situatie van een eerdere vergunning correct is uitgevoerd. Eiser heeft niet aangetoond dat de ingenieur onjuiste aannames heeft gemaakt over de hoogte van de vergunde uitbouw of de TNO-normen. De voorzieningenrechter verklaart het beroep ongegrond en wijst zowel het verzoek om voorlopige voorziening als het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak is gedaan op 16 augustus 2024.