ECLI:NL:RBNNE:2024:3102
Rechtbank Noord-Nederland
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Wrakingsverzoek in civiele procedure betreffende ondertoezichtstelling van minderjarige
Op 16 juli 2024 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Noord-Nederland in Assen een beslissing genomen op het wrakingsverzoek van verzoekers, bestaande uit [verzoeker 1], [verzoeker 2] en [verzoeker 3]. Het wrakingsverzoek was ingediend op 1 juli 2024 en betrof de rechter mr. M.C. van Woudenberg. Verzoekers stelden dat de rechter niet objectief kon oordelen in de zaak van de minderjarige [verzoeker 2], die een verzoek tot opheffing van de ondertoezichtstelling had ingediend. Zij voerden aan dat de vaste gezinsvoogd niet was opgeroepen voor de zitting, wat volgens hen noodzakelijk was voor een goede beoordeling van de zaak en in strijd was met het beginsel van hoor en wederhoor.
De rechter, mr. M.C. van Woudenberg, reageerde schriftelijk op het verzoek en gaf aan dat haar beslissing om de gezinsvoogd niet op te roepen een regiebeslissing was. De minderjarige [verzoeker 2] was de verzoeker, en de ouders [verzoeker 1] en [verzoeker 3] werden als belanghebbenden aangemerkt. De rechter stelde dat er tijdens de zitting voldoende gelegenheid zou zijn voor hoor en wederhoor, en dat indien nodig de gezinsvoogd alsnog opgeroepen kon worden.
De wrakingskamer oordeelde dat de beslissing van de rechter om de gezinsvoogd niet op te roepen een procesbeslissing was, die op zichzelf geen grond voor wraking kan vormen. De wrakingskamer concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die de objectieve schijn van partijdigheid rechtvaardigden. Het verzoek tot wraking werd dan ook kennelijk ongegrond verklaard, en er werd geen mondelinge behandeling van het verzoek gehouden. De hoofdzaak zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.