ECLI:NL:RBNNE:2024:3102

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
16 juli 2024
Publicatiedatum
9 augustus 2024
Zaaknummer
C/18/236012 KG RK 24-233
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek in civiele procedure betreffende ondertoezichtstelling van minderjarige

Op 16 juli 2024 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Noord-Nederland in Assen een beslissing genomen op het wrakingsverzoek van verzoekers, bestaande uit [verzoeker 1], [verzoeker 2] en [verzoeker 3]. Het wrakingsverzoek was ingediend op 1 juli 2024 en betrof de rechter mr. M.C. van Woudenberg. Verzoekers stelden dat de rechter niet objectief kon oordelen in de zaak van de minderjarige [verzoeker 2], die een verzoek tot opheffing van de ondertoezichtstelling had ingediend. Zij voerden aan dat de vaste gezinsvoogd niet was opgeroepen voor de zitting, wat volgens hen noodzakelijk was voor een goede beoordeling van de zaak en in strijd was met het beginsel van hoor en wederhoor.

De rechter, mr. M.C. van Woudenberg, reageerde schriftelijk op het verzoek en gaf aan dat haar beslissing om de gezinsvoogd niet op te roepen een regiebeslissing was. De minderjarige [verzoeker 2] was de verzoeker, en de ouders [verzoeker 1] en [verzoeker 3] werden als belanghebbenden aangemerkt. De rechter stelde dat er tijdens de zitting voldoende gelegenheid zou zijn voor hoor en wederhoor, en dat indien nodig de gezinsvoogd alsnog opgeroepen kon worden.

De wrakingskamer oordeelde dat de beslissing van de rechter om de gezinsvoogd niet op te roepen een procesbeslissing was, die op zichzelf geen grond voor wraking kan vormen. De wrakingskamer concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die de objectieve schijn van partijdigheid rechtvaardigden. Het verzoek tot wraking werd dan ook kennelijk ongegrond verklaard, en er werd geen mondelinge behandeling van het verzoek gehouden. De hoofdzaak zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK NOORD NEDERLAND

Zittingsplaats Assen
Wrakingskamer
zaaknummer: C/18/236012/ KG RK 24-233
Beslissing van 16 juli 2024
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker 1],
[verzoeker 2]en
[verzoeker 3]
hierna te noemen: verzoekers,
strekkende tot de wraking van
mr. M.C. van Woudenberg,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het schriftelijke wrakingsverzoek van 1 juli 2024;
- de schriftelijke reactie van de rechter van 8 juli 2024.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Verzoekers hebben in de zaak met [zaaknummer hoofdzaak] per emailbericht van 1 juli 2024
voorafgaand aan de zitting een schriftelijk verzoek tot wraking van de rechter ingediend.
De zaak betreft een verzoek van de minderjarige [verzoeker 2] tot opheffing van de ondertoezichtstelling ex. artikel 1:261, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek.
Verzoekers hebben aan hun wrakingsverzoek ten grondslag gelegd dat de rechter niet tot een objectief besluit kan komen, omdat ten onrechte [gezinsvoogd] (vaste gezinsvoogd) niet is opgeroepen voor de zitting en dit wel noodzakelijk is voor een goede interpretatie van de zaak. Door [gezinsvoogd] niet op te roepen, wordt aldus verzoekers niet voldaan aan het beginsel van hoor en wederhoor.
2.2.
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft
schriftelijk op het verzoek gereageerd. De rechter heeft aangevoerd dat sprake is van een door haar genomen regiebeslissing voorafgaand aan de zitting (namelijk om de behandeling van de zaak niet op voorhand aan te houden). De minderjarige [verzoeker 2] is verzoeker. Als belanghebbenden zijn aangemerkt de ouders ( [verzoeker 1] en [verzoeker 3] ) en de gecertificeerde instelling (GI). De Raad is ambtshalve als informant opgeroepen. Ter zitting zal alle gelegenheid zijn voor hoor en wederhoor en zal moeten blijken of de vertegenwoordiger van de GI de rechter en belanghebbenden inhoudelijk kan voorlichten dan wel of het noodzakelijk is dat [gezinsvoogd] alsnog zal worden opgeroepen.

3.De beoordeling

3.1.
Artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering (Rv) bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden.
3.2.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid.
3.3.
De wrakingskamer stelt vast dat de beslissing van de rechter om op voorhand [gezinsvoogd] niet voor de zitting op te roepen, moet worden aangemerkt als een procesbeslissing. Uit de rechtspraak van de Hoge Raad (zie onder meer ECLI:NL:HR:2018:1413) blijkt dat een procesbeslissing als zodanig nooit een grond kan vormen voor wraking, omdat wraking geen verkapt rechtsmiddel is. Ook voor de motivering van de procesbeslissing geldt in het algemeen dat dit geen grond is voor wraking. Dit kan alleen anders zijn als de motivering in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten niet anders kan worden begrepen dan als een uiting van vooringenomenheid. Hiervan is geen sprake. Temeer nu de zitting nog moet plaatsvinden, de oproeping van de GI zoals die nu heeft plaatsgevonden de gebruikelijke gang van zaken is en door de rechter is aangegeven dat mocht tijdens de zitting blijken dat er onvoldoende informatie voorhanden is, [gezinsvoogd] alsnog opgeroepen en gehoord kan worden. Het wrakingsverzoek wordt dan ook kennelijk ongegrond verklaard.
3.4.
Omdat sprake is van een kennelijk ongegrond wrakingsverzoek laat de wrakingskamer een mondelinge behandeling van het verzoek achterwege.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
verklaart het verzoek tot wraking kennelijk ongegrond.
4.2.
bepaalt dat de hoofdzaak (met [zaaknummer hoofdzaak] )
wordt voortgezet in de stand waarin deze zich ten tijde van het indienen van het verzoek tot
wraking, bevond.
4.3.
beveelt onverwijlde mededeling van deze beslissing aan verzoekers, de rechter en de GI.
Deze beslissing is gegeven door de mr. J. de Vroome, voorzitter, mr. F.P. Dresselhuys-Doeleman en mr. F. Sieders, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr.
H. Wachtmeester-Koning en uitgesproken op 16 juli 2024.
Deze beslissing is ondertekend door de voorzitter en de griffier.
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.