ECLI:NL:RBNNE:2024:3077

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
6 augustus 2024
Publicatiedatum
8 augustus 2024
Zaaknummer
10786184
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure inzake administratief beroep tegen sanctie opgelegd op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften

In deze zaak heeft betrokkene, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. M. Lagas van Appjection B.V., administratief beroep ingesteld tegen een sanctie opgelegd op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). De sanctie betrof een boete van € 53,00 voor het rijden 6 km per uur te hard binnen de bebouwde kom. De officier van justitie verklaarde het administratief beroep niet-ontvankelijk, omdat de initiële beschikking op 26 januari 2023 was ingetrokken, voordat het beroep op 1 februari 2023 was ingesteld. Betrokkene stelde dat de intrekking van de beschikking niet op de juiste wijze was gecommuniceerd, waardoor er recht op proceskostenvergoeding zou bestaan.

Tijdens de zitting heeft de gemachtigde van betrokkene, F.J. Woud, betoogd dat de beslissing op het administratief beroep niet tijdig was verzonden, waardoor het beroep gegrond was. De vertegenwoordigster van de officier van justitie voerde aan dat de intrekking van de beschikking vóór het indienen van het beroep had plaatsgevonden, en dat er daarom geen rechtsbelang meer bestond. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de beslissing van de officier van justitie niet in het dossier aanwezig was, waardoor niet kon worden vastgesteld wanneer deze aan de partijen was verzonden.

De kantonrechter oordeelde dat het administratief beroep terecht was ingesteld, omdat de intrekking van de beschikking niet op de juiste wijze was gecommuniceerd. De rechter verklaarde het beroep gegrond en kende een proceskostenvergoeding toe van € 1.187,00 aan betrokkene. De kantonrechter verklaarde zich niet bevoegd om te beslissen over de wijze van uitbetaling van de proceskosten, conform de recente jurisprudentie.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Leeuwarden
Bestuursrecht
beschikkingsnummer: 255154460
zaaknummer: 10786184 BU VERZ 23-1184
uitspraak van de kantonrechter van 6 augustus 2024 in de zaak van
[naam] ,
wonende te [plaats 1] ,
hierna te noemen: betrokkene,
gemachtigde: mr. M. Lagas, Appjection B.V..

1.Procesverloop

1.1.
Betrokkene heeft een sanctie ontvangen op grond van de Wet
administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). Gemachtigde heeft namens betrokkene op 1 februari 2023 administratief beroep ingesteld tegen de initiële beschikking. De officier van justitie heeft het administratieve beroep niet-ontvankelijk verklaard. Gemachtigde heeft op 21 maart 2023 beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier.
1.2
Als gemachtigde van betrokkene is ter zitting verschenen F.J. Woud, kantoorgenote van mr. Lagas. Betrokkene is zelf niet verschenen. Als vertegenwoordigster van de officier van justitie is verschenen mr. B. Bulte (hierna: de vertegenwoordigster).

2.Gedraging

2.1
Betrokkene heeft een beschikking ontvangen voor
‘6 km per uur harder rijden dan mag binnen de bebouwde kom motorvoertuig’,verricht op [datum] , om [tijd] uur, aan [plaats 2] , met een personenauto gekentekend [kenteken] .
2.2
De opgelegde sanctie bedraagt € 53,00 inclusief administratiekosten.

3.Standpunten

3.1
Woud heeft namens betrokkene ter zitting aangevoerd dat administratief beroep is ingesteld, waarna de officier van justitie betrokkene te kennen heeft gegeven dat de beschikking is ingetrokken en dat het administratief beroep niet-ontvankelijk is verklaard. Zij heeft aangevoerd dat namens betrokkene op 1 februari 2023 administratief beroep is ingesteld, terwijl de beslissing op dat beroep met de intrekking van de initiële beschikking pas is verstuurd op 28 april 2023. Doordat er vóór de daadwerkelijke intrekking van de initiële beschikking administratief beroep is ingesteld, bestaat er recht op een proceskostenvergoeding. Het is aan de officier van justitie om aan te tonen wanneer de beslissing op het administratief beroep is verstuurd en kenbaar is gemaakt. Woud heeft de kantonrechter verzocht alsnog een proceskostenvergoeding toe te kennen.
3.2
De vertegenwoordigster heeft ter zitting aangevoerd dat het administratief beroep is ingediend op 1 februari 2023 en dat de intrekking van de initiële beschikking door het Parket CVOM op 26 januari 2023 heeft plaatsgevonden. Zij heeft aan de hand van een aanvullend stuk [1] aangevoerd dat het bedrag van de sanctie, € 53,00 inclusief administratiekosten, op 26 januari 2023 om 06:01 uur is teruggestort op de bankrekening van betrokkene. De intrekking van de initiële beschikking heeft dus plaatsgevonden vóórdat het administratief beroep is ingesteld, waardoor er geen rechtsbelang meer bestond. De vertegenwoordigster heeft de kantonrechter verzocht het beroep niet-ontvankelijk te verklaren.

4.Overwegingen

4.1
De kantonrechter stelt vast dat de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep zich niet in het dossier bevindt, waardoor niet kan worden vastgesteld wanneer deze aan gemachtigde en betrokkene is verzonden. Uit het zaakoverzicht blijkt wel dat de beslissing op het administratief beroep is aangemaakt op 2 februari 2023 en op 12 februari 2023 is verzonden. Op grond van artikel 3:40 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) treedt een besluit niet in werking voordat het bekend is gemaakt. De kantonrechter stelt vast dat gemachtigde op 1 februari 2023 namens betrokkene administratief beroep heeft ingesteld. Dat uit de administratie van het Parket CVOM blijkt dat het sanctiebedrag inclusief administratiekosten al op 26 januari 2023 is teruggestort op de bankrekening van betrokkene, maakt niet dat deze handeling gelijk kan worden gesteld met een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb en ook niet dat het besluit op de juiste wijze aan partijen kenbaar is gemaakt ingevolge artikel 3:41 van de Awb.
4.2
Nu de vertegenwoordigster ter zitting geen informatie heeft kunnen verschaffen over de daadwerkelijke verzending van de beslissing op het administratief beroep, gaat de kantonrechter uit van de gegevens genoemd in het zaakoverzicht. Nu aan de hand van deze gegevens blijkt dat door gemachtigde namens betrokkene administratief beroep is ingesteld vóórdat er iets bekend was over een door de officier van justitie genomen besluit, is er in redelijkheid beroep ingesteld en had de officier van justitie een proceskostenvergoeding moeten toekennen. Gelet op vorenstaande verklaart de kantonrechter het beroep gegrond. De door gemachtigde gevraagde kosten komen voor vergoeding in aanmerking.
4.3
Ingevolge artikel 1, sub a, juncto artikel 2, eerste lid, sub a, van het Besluit proceskosten bestuursrecht (het Besluit) heeft betrokkene aanspraak op vergoeding voor het indienen van een administratief beroepschrift (één punt), een beroepschrift (één punt) en het verschijnen ter zitting (één punt). De waarde per punt bedraagt sinds 1 januari 2024 voor het administratief beroep € 624,00 en voor het beroep € 875,00. De kantonrechter past wegingsfactor 0,5 toe. De berekening is dan als volgt: één punt x € 624,00 x 0,5 + twee punten x € 875,00 x 0,5. Dit maakt een bedrag van € 1.187,00.
4.4
Met ingang van 1 januari 2024 is in artikel 13a, derde en vierde lid, van de Wahv bepaald dat uitbetalingen ingevolge een beslissing op het administratief beroep of een uitspraak op beroep op grond van deze wet uitsluitend plaatsvinden op een bankrekening die op naam staat van degene aan wie de beschikking van de administratieve sanctie is opgelegd. Er is geen overgangsrecht van toepassing en deze vorderingen tot uitbetaling zijn niet vatbaar voor vervreemding of verpanding. Omdat het hier een uit de wet voortvloeiende verplichting betreft en gelet op recente jurisprudentie van het hof is de kantonrechter niet bevoegd om over de wijze van uitbetaling van de proceskosten te beslissen.
Beslissing
De kantonrechter:
  • verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond;
  • vernietigt die beslissing voor zover deze ziet op de proceskostenvergoeding;
  • veroordeelt de officier van justitie in de kosten van de procedure, aan de zijde van betrokkene vastgesteld op € 1.187,00;
  • verklaart zich niet bevoegd om te beslissen over de wijze van uitbetaling van de proceskosten.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.G. Wijtsma, kantonrechter, in aanwezigheid van R. de Hoop, griffier. De beslissing is het openbaar uitgesproken op 6 augustus 2024.
griffier, kantonrechter
Rechtsmiddel
Als u het met de beslissing op uw beroep niet eens bent, dan kunt u binnen zes weken na de hieronder vermelde datum van toezending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het
gerechtshof Arnhem - Leeuwarden, maar alleen als:
a. de u opgelegde administratieve sanctie meer dan € 110,00 bedraagt, of
b. uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u geen (of niet op tijd) zekerheid heeft gesteld.
Het (hoger) beroepschrift moet worden ingediend bij de rechtbank Noord-Nederland, Afdeling Bestuursrecht, locatie Groningen (Postbus 150, 9700 AD Groningen). U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure, tenzij door u bij het (hoger) beroepschrift uitdrukkelijk om een zitting is gevraagd.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Voetnoten

1.Bijlage: aanvullend stuk CVOM