In deze zaak heeft betrokkene, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. M. Lagas van Appjection B.V., administratief beroep ingesteld tegen een sanctie opgelegd op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). De sanctie betrof een boete van € 53,00 voor het rijden 6 km per uur te hard binnen de bebouwde kom. De officier van justitie verklaarde het administratief beroep niet-ontvankelijk, omdat de initiële beschikking op 26 januari 2023 was ingetrokken, voordat het beroep op 1 februari 2023 was ingesteld. Betrokkene stelde dat de intrekking van de beschikking niet op de juiste wijze was gecommuniceerd, waardoor er recht op proceskostenvergoeding zou bestaan.
Tijdens de zitting heeft de gemachtigde van betrokkene, F.J. Woud, betoogd dat de beslissing op het administratief beroep niet tijdig was verzonden, waardoor het beroep gegrond was. De vertegenwoordigster van de officier van justitie voerde aan dat de intrekking van de beschikking vóór het indienen van het beroep had plaatsgevonden, en dat er daarom geen rechtsbelang meer bestond. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de beslissing van de officier van justitie niet in het dossier aanwezig was, waardoor niet kon worden vastgesteld wanneer deze aan de partijen was verzonden.
De kantonrechter oordeelde dat het administratief beroep terecht was ingesteld, omdat de intrekking van de beschikking niet op de juiste wijze was gecommuniceerd. De rechter verklaarde het beroep gegrond en kende een proceskostenvergoeding toe van € 1.187,00 aan betrokkene. De kantonrechter verklaarde zich niet bevoegd om te beslissen over de wijze van uitbetaling van de proceskosten, conform de recente jurisprudentie.