ECLI:NL:RBNNE:2024:3061
Rechtbank Noord-Nederland
- Op tegenspraak
- M.C. Fuhler
- J. van Bruggen
- H.M. Lenting
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van poging doodslag en zware mishandeling met bewezenverklaring van bedreiging na schietpartij in Assen, ontslag van rechtsvervolging op basis van noodweer
Op 6 augustus 2024 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag, zware mishandeling en bedreiging. De zaak vond zijn oorsprong in een schietpartij die plaatsvond op 4 oktober 2023 in het Lariksbos te Assen. De verdachte, geboren in 2002, werd bijgestaan door advocaat mr. A.M. Veld, terwijl het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. R. Janssens. Tijdens de zitting op 23 juli 2024 werd de tenlastelegging besproken, waarin de verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk schieten op een slachtoffer met een vuurwapen, wat resulteerde in schotwonden. De officier van justitie eiste veroordeling voor poging tot doodslag, maar de verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat de verdachte enkel een waarschuwingsschot in de lucht had gelost.
De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om te concluderen dat de verdachte op het slachtoffer had geschoten. De verklaringen van getuigen waren inconsistent en er was geen bewijs dat de verdachte in de richting van het slachtoffer had geschoten. De rechtbank kwam tot de conclusie dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden veroordeeld voor de primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde feiten. Wel werd de verdachte schuldig bevonden aan de meest subsidiair ten laste gelegde bedreiging, omdat hij met een vuurwapen in de lucht had geschoten, wat als bedreiging met zware mishandeling werd gekwalificeerd.
De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich in een noodweersituatie bevond, aangezien hij handelde ter verdediging van een medeverdachte die werd bedreigd door het slachtoffer met een zwaard. De rechtbank vond dat de verdachte niet kon worden verweten dat hij zich in deze situatie had begeven, en dat zijn handelen niet in onredelijke verhouding stond tot de dreiging. Daarom werd de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte was vrijgesproken van de feiten die aan de schade ten grondslag lagen.