In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op het verzoek om voorlopige voorzieningen van verzoeker tegen de intrekking van zijn uitkering op grond van de Participatiewet (PW) en de afwijzing van zijn aanvraag om een uitkering op grond van de PW. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leeuwarden, dat zijn uitkering per 11 maart 2024 is ingetrokken. Daarnaast heeft hij een aanvraag ingediend voor een nieuwe bijstandsuitkering, die op 18 juni 2024 is afgewezen. De voorzieningenrechter heeft de verzoeken op 1 augustus 2024 behandeld, waarbij verzoeker en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van het college.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak LEE 24/3141 af, omdat het college voldoende redenen had om aan de juistheid van de woon/leefsituatie van verzoeker te twijfelen, wat een rechtsgrond voor intrekking van de bijstand oplevert. In de zaak LEE 24/3165, betreffende de afwijzing van de aanvraag om bijstand, weegt de voorzieningenrechter de belangen van verzoeker zwaarder. Verzoeker heeft aangegeven dat hij niet kan voorzien in zijn levensbehoeften en dat hij onder druk staat van schulden, wat kan leiden tot dakloosheid. De voorzieningenrechter schorst het besluit van 18 juni 2024 en bepaalt dat het college aan verzoeker voorschotten moet verstrekken naar de voor hem geldende bijstandsnorm.
De voorzieningenrechter heeft ook bepaald dat het college het door verzoeker betaalde griffierecht moet vergoeden en veroordeelt het college in de proceskosten van verzoeker, vastgesteld op € 1.750,-. Deze uitspraak is gedaan op 2 augustus 2024 en is openbaar uitgesproken.