ECLI:NL:RBNNE:2024:3025

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
10 juli 2024
Publicatiedatum
2 augustus 2024
Zaaknummer
C/19/133980 / HA ZA 20/218
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aardbevingsschade en de rol van bouwkundige oorzaken in de schade aan de woning van eiseres

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Nederland op 10 juli 2024, staat de vraag centraal of de schade aan de woning van eiseres, gelegen in een aardbevingsgebied, het gevolg is van aardbevingen of andere bouwkundige oorzaken. Eiseres, vertegenwoordigd door mr. M.J. Blokzijl, stelt dat de scheuren in haar woning zijn ontstaan door de aardbeving van 30 september 2015 bij Hellum. De gedaagde partij, de Nederlandse Aardolie Maatschappij B.V. (NAM), vertegenwoordigd door mr. P.A.Th. Kostwinder, betwist dit en voert aan dat de schade niet door aardbevingen is veroorzaakt, maar door bouwkundige tekortkomingen en wisselende grondwaterstanden.

De rechtbank heeft een deskundige benoemd om de schade te onderzoeken. Het deskundigenbericht concludeert dat de schade aan de woning van eiseres niet door aardbevingen is veroorzaakt of verergerd. De deskundige wijst op bouwkundige aanpassingen en de fundering van de woning als mogelijke oorzaken van de schade. Eiseres is het niet eens met deze conclusies en betoogt dat de deskundige onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn stellingen. De rechtbank oordeelt dat de deskundige zijn bevindingen voldoende heeft onderbouwd en dat de schade aan de woning van eiseres niet in verband kan worden gebracht met de aardbevingen.

De rechtbank houdt verdere beslissingen aan in afwachting van aanvullende informatie van de deskundige over de dakpannen die in 2011 zijn aangebracht, aangezien dit van invloed kan zijn op de beoordeling van de schadeoorzaken. De zaak illustreert de complexe relatie tussen aardbevingen, bouwkundige factoren en schade aan woningen in risicogebieden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Assen
zaak-/rolnummer: C/19/133980 / HA ZA 20/218
vonnis van de rechtbank van 10 juli 2024
in de zaak van
[eiseres],
hierna te noemen: [eiseres] ,
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij,
gemachtigde: mr. M.J. Blokzijl te Groningen,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Nederlandse Aardolie Maatschappij B.V.,
hierna te noemen: NAM,
statutair gevestigd te 's-Gravenhage en kantoorhoudende te Assen,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. P.A.Th. Kostwinder te Groningen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de rolbeslissing van 7 december 2022;
- het deskundigenbericht, ingekomen op 4 januari 2023,
- de akte na deskundigenbericht van [eiseres] van 3 mei 2023;
- de conclusie na deskundigenbericht tevens antwoord op akte na deskundigenbericht van NAM van 28 juni 2023.
1.2.
Tot slot is vonnis bepaald.

2.De nadere beoordeling

Het geschil
2.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of de scheuren in (het stucwerk van) de muren en in de marmeren tegelvloer van [eiseres] , het gevolg zijn van de aardbeving op 30 september 2015 bij Hellum en of het ter voorkoming of beperking van verdere schade door aardbevingen voor [eiseres] nodig is geweest om de schoorsteen te verwijderen. Indien een en ander het geval is, zal NAM de schade die [eiseres] hierdoor heeft geleden moeten vergoeden. In het tussenvonnis van 4 augustus 2021 heeft de rechtbank de heer Ing. P.B.J.M. Elferink, verbonden aan Exploitatiemaatschappij Elfrink B.V. (hierna te noemen: de deskundige) benoemd, ter beantwoording van de in dat vonnis genoemde vragen. Van dat tussenvonnis is hoger beroep toegelaten. Partijen hebben daarvan geen gebruik gemaakt.
Het deskundigenbericht
2.2.
Op 4 januari 2023 heeft de rechtbank het deskundigenbericht ontvangen. Daarbij zijn onder meer bouwkundige tekeningen/constructie-gegevens uit het gemeentelijk archief gevoegd, het rapport van een funderingsonderzoek dat is uitgevoerd door Wiertsma & Partners B.V. en bodemgegevens uit het Dino-loket. Hoofdstuk 10 bevat de reactie op de opmerkingen die partijen naar aanleiding van het concept-rapport heeft gemaakt.
2.3.
De deskundige concludeert dat de schades aan en in de woning van [eiseres] niet door aardbevingen zijn veroorzaakt of verergerd en dat deze ook zouden zijn opgetreden als die woning buiten het aardbevingsgebied had gestaan. In hoofdstuk 7 van het deskundigenbericht, waarin de mogelijke schadeoorzaken worden besproken, is onder meer het volgende opgenomen:
“7.2. VASTSTELLEN/BEOORDELING BASSGEGEVENS GEBOUW (p.58)
Volgens de gegevens uit het gemeentelijk archief (producties 3) is de woning van eiser/ [eiseres] in 1979 verbouwd/gerenoveerd en de gevels zijn in 1978 voorzien van sierpleister (productie 2). Gezien de bouwkundige tekeningen uit 1979 zijn, lijkt het aannemelijk dat de sierpleister ook in 1979 is aangebracht.
Tijdens de verbouwing/renovatie zijn de halfsteens gevels voorzien van gemetselde binnenspouwbladen en/of een HSBB-voorzetwanden, tevens is de indeling van de woning/boerderij gewijzigd. Ondergetekende verwijst u hiervoor naar onderstaand knipsel van de bouwkundige tekening uit productie 3. (…)
Verder heeft men volgens de bouwkundige tekening de fundatie verbeterd door het aanbrengen van een betonnen putringen/’palen’. (…)
Tijdens het fundatieonderzoek (productie 3A), waarbij de aanlegdiepte varieert van ca. 1000 t/m 1500 mm minus maaiveld, is vastgesteld dat de fundatie diverse versmallingen en verbredingen heeft ondergaan, hetgeen erop duidt dat de fundatie in het verleden met zeer grote aannemelijkheid verzakkingen heeft ondergaan en deze hersteld zijn. (…)
7.3.
BEOORDELING van de OMGEVING
(…)
B.2 Bodemgesteldheid (p.63)
(…)
Tussenconclusie 1:
Op grond van hogergenoemde gegevens kan men concluderen dat er zich op onderhavige locatie met een zeer grote aannemelijkheid wisselingen van de grondwaterstanden in de lager gelegen (slappere) kleilagen onder de fundatie van de woning van eiser/ [eiseres] voor hebben gedaan. Volgens de metingen was het neerslagtekort in 2018/2022 weinig groter dan in 1976 en 2003. Hieruit kan en mag men vervolgens concluderen dat in het verleden de grondwaterstand met een grote aannemelijkheid hoger en nog lager is geweest dan de nu gemeten waterstand op onderhavige locatie.
Een wisselende grondwaterstand c.q. variabel vochtgehalte - door klimaatverandering/kunstmatige verlaging – in deze slappe kleilaag heeft invloed op het gedrag van deze (slappere) kleilagen met als gevolg (na)zetting, welke zich vervolgens als scheurvorming aan onderhavige woning in de afgelopen decennia heeft geopenbaard.
(…)
D.1 Seismische gegevens door de deskundige opgevraagd bij het IMG (p. 75-79)
Door ondergetekende is met goedkeuring van partijen m.b.t. tot onderhavige locatie een EMPGberekening bij het IMG opgevraagd. De berekening/resultaten zijn in productie 12A opgenomen.
Uit de betreffende bevingsresultaten blijkt dat ook hier de beving van Hellum d.d. 30 september 2015 maatgevend is en niet de beving van Huizinge, zoals uit de door NAM aangedragen berekening/tabel blijkt. (…)
Het IMG komt op een maatgevende PGV25% van 1,30 mm/s, veroorzaakt door de beving van Hellum d.d. 30 september 2015, die lager is dan de door gedaagde berekende maatgevende PGV25% van 1,40 mm/s, veroorzaakt door de beving van Huizinge d.d. 16 augustus 2012. (…)
Tussenconclusie 3:
Op basis van de door gedaagde/NAM en IMG aangeleverde seismische gegevens kan en mag op grond van de berekende grondsnelheden - conform voorstaande tabellen – geconcludeerd worden dat de bevingen van zowel Huizinge op 16 augustus 2012 en Hellum op 30 september 2015 de maatgevende bevingen voor onderhavige locatie zijn, waarbij op grond van de EMGPE-berekening berekende grondsnelheden de berekende karakteristieke grenswaarden voor zowel de fundatie van 2,95 mm/s (cat. 2) als de draagconstructie van de bovenbouw (hoogste verdieping) en niet-dragende onderdelen, voor zowel cat.1 en cat.2, van respectievelijk 15 mm/s en 8,85 mm/s, niet hebben overschreden.
Op basis van het voorgaande is de berekende ordegrootte kans op schade voor respectievelijk de fundatie, begane grond en de (hoogste) verdieping aanzienlijk kleiner dan de laagste categorie van 1%.
Gezien de woning op staal is gefundeerd, de berekende trillingssnelheid kleiner is gebleven dan de grenswaarde en de berekende trillingssnelheid en ook nog eens onder de 10 mm/s is gebleven, waarbij geen verdichting en ook geen verweking met verdichting als gevolg is opgetreden, kan geconcludeerd worden dat er in onderhavige situatie/kwestie geen zettingen en/of verergeringen van zettingen door trillingen als gevolg van mijnbouwactiviteiten zijn ontstaan en dat de woning van eiser/ [eiseres] geen aardbevingsschade heeft opgelopen, dan wel dat eventuele bestaande schades niet door aardbevingen zijn verergerd en dat de aanwezige schades een andere oorzaak moeten hebben dan aardbevingen.
Voor zover er sprake is van zetting/vervorming, wordt volgens ondergetekende deze veroorzaakt door consolidatie en kruip door het gewicht van het gebouw/de woning.
(…)
Dat de fundatie van de woning van eiser/ [eiseres] in het verleden (diverse malen) is aangepast c.q. verdiept is aangelegd, is een bevestiging van het gegeven dat de bodem onder de woning van eiser/ [eiseres] door consolidatie en kruip vervormingen heeft ondergaan c.q. ondergaat, welke met een zeer grote aannemelijkheid mede worden veroorzaakt door de aanwezige wisselende grondwaterstanden.
(…)
7.6.. DE OORZAKEN/CONSEQUENTIES VAN DE ONTSTANE SCHADE
(…)
B. Bodemgesteldheid (p.86)
(…)
Doordat het waterpeil zich in de (slappe) kleilaag bevindt, zal in combinatie met een fluctuerende grondwaterstand (mogelijk veroorzaakt door klimaatverandering (droge zomers 1976, 2003, 2015, 2018, 2019 en 2022) en/of door kunstmatige verlaging en/of overige natuurlijke invloeden) deze klei door kruip en krimp (zie ook paragraaf 7.3 beoordeling van de omgeving) met een zeer grote aannemelijkheid tot zettingsverschillen hebben geleid. Dit wordt volgens ondergetekende ook bevestigd door het feit dat de bestaande fundatie van de woning eiser/ [eiseres] in het verleden, dus na realisatie in 1929, verdiept is aangelegd. Ondergetekende verwijst u hiervoor naar het onderstaande knipsel met een schematische weergave van de fundatieprofielen inproductie 3A.(…)
B.2 Oorzaken van schade in relatie tot de specifieke kenmerken (p .103-104)
(…)
C.1 Fundatie/zetting (p.89-90)
(…)
Tijdens de schouw/het fundatieonderzoek is vastgesteld dat de fundatie niet overal over dezelfde aanlegdiepte ligt en zijn er onderlinge verschillen waargenomen van ca. 370 mm (1109 -/- 739 = 370) tot 529 mm (1100 -/- 580 = 529).
(…)
In plaats van de fundatievoet tijdens het verdiepen te hebben verbreed heeft men deze versmald, hetgeen een nadelig effect heeft, want de afdracht van de belasting middels een op staal gefundeerde fundatie vindt nu plaats over een kleiner oppervlak met het risico op het afschuiven van de grond met zetting als gevolg.
(…)
Samenvattend kan gesteld worden dat de fundatie van de woning van eiser/ [eiseres] m.b.t. de constructieve belasting niet geheel passend is en dat die in combinatie met de wisselende grondwaterstanden tot spanning/schades/scheurvorming in het (opgaande) gevelmetselwerk kan leiden.
Tussenconclusie 5:
Gezien in het Groningerveld er zich geen aardbevingen hebben voorgedaan met een magnitude van ca. 4,5-5,0, er zich ook geen aardbevingen hebben voorgedaan waarbij de karakteristieke grenswaarde op onderhavige locatie is overschreden en de grondsnelheid op onderhavige locatie in combinatie met de aanwezige bodemopbouw niet groter is geweest dan 10 mm/s, kan en mag men concluderen dat er geen verwerking van de bodem heeft plaatsgevonden.
Verder zijn tijdens de schouw/het fundatieonderzoek geen scheuren in/aan de fundatie waargenomen en kan men mag met een zeer grote aannemelijkheid concluderen dat aardbevingen geen grip op de fundatie van de woning hebben gehad en dat de schades niet door aardbevingen zijn veroorzaakt en zijn ook niet door aardbevingen/mijnbouwactiviteiten verergerd.
De schade in het opgaande (gevel)metselwerk wordt met een redelijke aannemelijkheid veroorzaakt door ongelijkmatige (na)zetting door een wisselende aanlegdiepte van de fundatie in combinatie met een wisselende grondwaterstand alsmede door vervorming van de bodem door een toename van het eigengewicht.
C.2. Gevel/-metselwerk
(…)
C.2.1 Lateiconstructie achtergevel (p.90)
(…) Hieruit kan geconcludeerd worden dat de lateiconstructie over een te smalle/kleine oplegging beschikt, waardoor er spanningen zijn ontstaan met als gevolg scheurvorming(foto’s 5, 6, 14 en 15, productie 2A)
(…)
C.2.4. Gevel-/metselwerk voorgevel (p.93-97)
Het gevelmetselwerk van de voorgevel voortoont t.p.v. de boven- en onderdorpel van de kozijnen horizontale scheurvorming alsme onthechting van het sierpleisterwerk t.p.v. maaiveldhoogte(foto’s 35 t/m 67, productie 2A).
(…) Bij het loslaten van het tegelwerk kan ook zetting van de vloer een rol spelen omdat de (voorzet)wand ook zakt en hierdoor het tegelwerk in de badkamer van de wand wordt gedrukt.
(…)
Hierbij dient opgemerkt te worden dat eiser/ [eiseres] om de vier jaar de gevels/het
buitensierpleisterwerk liet sausen. Dit gebeurde volgens eiser/ [eiseres] met het product Trimental Globatex Classic Ral 9010.
(…)
Door de sierpleister ééns in de vier jaar met een (niet minerale ofwel een synthetische) saus te overlagen, zal de dampopenheid van de gevel afnemen, waardoor er achterwatering van het verfsysteem ontstaat. Uiteindelijk zal de stuklaag loslaten of de saus blaasvorming gaan vertonen (blauwe pijlen). Ondergetekende verwijst u hiervoor naar onderstaande detailfoto (foto 58, productie 2A). Hierbij dient opgemerkt te worden dat het continu oversausen van buitengevels grenzen heeft en dat een 100% minerale saus de voorkeur verdient.
(…)
Als men de foto’s op Google Maps/Streetview d.d. oktober 2010 goed bekijkt (digitaal op het domein van Google), dan zijn de schades (t.p.v. de kozijnen/maaiveld, etc) reeds in mindere mate aanwezig. (…)
Verder heeft er een aanpassing van de kapconstructie plaatsgevonden. Ondergetekende verwijst u hiervoor naar onderstaande foto d.d. mei 2019.(…)
Hierbij heeft de woning van eiser/ [eiseres] een overstek gekregen en hebben de dakvlakken zowel in de lengte als breedte 2 extra rijen met dakpannen gekregen (rechts van 16 naar 18, links van 10 naar 12 rijen en nok verlengd met 2 nokvorsten), waarbij betonnen dakpannen zijn vervangen door iets zwaardere keramische dakpannen (gewicht: betonpan ca. 42kg/m2 en Keramische pan (Mulder pan) ca. 46,5kg/m2). Daarnaast zijn er dakramen en zonnepanelen aanbracht, welke tot een gewichtstoename dan wel tot een wijziging van de dakconstructie/-belasting hebben geleid. De gewichtstoename is passend bij het schadebeeld van dammagepattern 19, zoals deze zich aan de voorgevel voordoet. (…)
Tussenconclusie 6 (p.97):
De scheuren/schades aan de gevels hebben allemaal een primair bouwkundige oorzaak en zijn niet door een aardbevingen veroorzaakt of verergerd.
(…)
E. Tegelwerk vloeren en wanden (p.98-100)
E.1 Tegelvloer woonkamer
(…)
Bij tegelvloeren is het gebruikelijk om de tegelvelden binnen maximaal 50 m2 te maken. Het vloerveld in de woonkamer is ca. 45,75 m2 en valt binnen de gesteld norm. Echter, de vloer is tussen de woonkamer en gang niet voorzien van een dilatatie. Dit betekent dat de vloer een totale lengte heeft van ca. 12 m1. Daarnaast is de onderliggende betonnen constructievloer met een dikte van 80 mm voorzien van een vloerverwarming waarop de tegelvloer rechtstreeks is aangebracht. De scheurvorming in de tegelvloer wordt met een zeer grote aannemelijkheid veroorzaakt door uitzetting/krimp door opwarming van de vloer door de vloerverwarming. Daarnaast heeft de zetting van de vloer, door een wisselende grondwaterstand, ook een rol hebben gespeeld, ondanks vloer waterpas ligt.
(…)
Tussenconclusie 8:
De scheuren/schades in de vloertegels in de woonkamer en de gang zijn veroorzaakt door een verhinderde vervorming, ze hebben dus allemaal een primair bouwkundige oorzaak en zijn niet door een aardbevingen veroorzaakt of verergerd.
F. Schade in relatie tot opgetreden magnitude en grondversnelling/grondsnelheden (p.101)
(…)
Tussenconclusie 9
Samenvattend kan geconcludeerd worden dat het niet aannemelijk is dat de schades aan de woning van eiser/ [eiseres] door een aardbeving ofwel mijnbouwactiviteiten zijn veroorzaakt dan wel bestaande schades hebben doen toenemen.
7.7.
Schadescenario’s/analyse van de oorzaken van de scheurvorming/schades (p.103)
(…)
In hoofdstuk/paragraaf 7.6. ‘De oorzaken/consequenties v.d. ontstane schade’ van dit deskundigenbericht is ondergetekende uitvoerig ingegaan op de oorzaken van het ontstaan van de diverse schades met de noodzakelijke onderbouwing, waarbij is vastgesteld dat alle schades primair bouwkundig zijn en niet door een aardbeving zijn ontstaan of verergerd.
Clustering schades vs Oorzaak
Omschrijving van de schades De oorzaak van de schade
-
Gevel(metselwerk) achtergevel: Verhinderde/opgelegde vervorming,
(schadeposities 1 t/m 5) zetting, inwerking van vocht en
temperatuur, spatkrachten kap.
-
Gevel(metselwerk) linkerzijgevel: Zetting/nazetting, wisselende
(schadeposities 6 en 7) grondwaterstanden, klimaatverandering,
fundatietype niet passend, verhinderde/opgelegde vervorming (ontbreken van dilataties, aanpassing/toename gewicht dakconstructie)
-
Gevel(metselwerk) voorgevel: Zetting/nazetting, wisselende
(schadepositie 8 t/m 12) grondwaterstanden, klimaatverandering,
fundatietype niet geheel passend, verhinderde/opgelegde vervorming (aanpassing/toename gewicht dakconstructie), optrekkend vocht en/of lekkage waterleiding bidet, afsluitende sauslaag gevel.
- Gevel(metselwerk) rechterzijgevel: Zetting/nazetting, wisselende
(schadepositie 13 en 14) grondwaterstanden, klimaatverandering,
fundatietype niet geheel passend, verhinderde/opgelegde vervorming (aanpassing/toename gewicht dakconstructie), optrekkend vocht, afsluitende sauslaag gevel.
- Voorzetwand, HSB-wand: Verhinderde vervorming door spatkracht
(schadeposities 15 t/m 17) (verandering/toename gewicht dakconstructie).
-
Binnen vloertegels: Zetting/nazetting (wisselende
(schadeposities 19 t/m 23) grondwaterstanden/klimaatverandering),
verhinderde vervorming door vocht en warmte vloerverwarming (lengteverandering).
-
Tegelwerk badkamer: Zetting/nazetting, wisselende
(schadepositie 18) grondwaterstanden, klimaatverandering,
fundatietype niet geheel passend, verhinderde/opgelegde vervorming (aanpassing/toename gewicht dakconstructie), optrekkend vocht en/of lekkage waterleiding bidet.
Tussenconclusie 11 (p.106-107):
Zoals reeds eerder in deze rapportage is gesteld, hebben alle schades primair een bouwkundige oorzaak. De woning van eiser/ [eiseres] is voorzien van een op staal gemetselde fundatie welke niet helemaal is uitgevoerd conform de geldende richtlijnen/gebruiken en daardoor gevoelig is voor zetting door wisselende grondwaterstanden.
Verder zijn er constructieaanpassingen aan de dakconstructie doorgevoerd, welke met een zeer grote aannemelijkheid hebben geleid tot een toename van het eigen gewicht en hierbij is het e.e.a. niet getoetst aan de geldende normen en/of vigerende regelgeving, welke binnen de branche gebruikelijk zijn.
Zoals reeds eerder is aangegeven is de woning op staal gefundeerd, is de fundatie niet passend bij de bodemopbouw en is de trillingssnelheid kleiner gebleven dan 10 mm/s, waaruit geconcludeerd mag worden dat in onderhavige situatie/kwestie geen zettingen en/of verergeringen van zettingen door trillingen als gevolg van mijnbouwactiviteiten zijn ontstaan.
Uit de conclusies van het TU-Delft rapport, welke a.d.h.v. laboratoriumonderzoek en simulatieberekeningen zijn getrokken, kan volgens ondergetekende geconcludeerd worden dat degradatie-effecten en triggerwerking door aardbevingen geen effect op het ontstaan van schade hebben en/of bestaande schades/scheuren aan de woning van eiser/ [eiseres] hebben doen ontstaan/ toenemen.
Samenvattend kan in combinatietussenconclusies 1 t/m 10volgens ondergetekende geconcludeerd worden dat de woning van eiser/ [eiseres] geen aardbevingsschade heeft opgelopen en bestaande schades niet door aardbevingen zijn verergerd. De aanwezige schades hebben een andere oorzaak dan aardbevingen.
Hierbij zijn alle onderzochte schades in de woning terug te voeren tot het ontwerp/de bouwsystematiek/de constructiewijze/de materiaalkeuze van het gebouw alsmede bouwfysische aspecten. Het betreffen algemeen voorkomende gebouwgebonden schades, zoals ten gevolge van verhinderde vervormingen en opgelegde vervormingen, overbelasting en/of ‘onvoldoende sterkte’. De schades aan de woning van eiser/ [eiseres] waren ook ontstaan indiende de woning onder dezelfde condities elders buiten het aardbevingsgebied was gebouwd. (…)
7.8.
TUSSENCONCLUSIES/TOEREKENBAARHEID AARDBEVINGSSCHADE/EINDCONCLUSIE
(…)
C.1. Toerekenbaarheid aardbevingsschade (P. 112)
Zoals reeds is eerder gesteld hebben het degradatie-effect alsmede de triggerwerking als
schademechanisme door aardbevingen de schade niet doen toenemen.
Op grond vantussenconclusies 2 en 3is de ordegrootte kans op schade, op basis van de EGMPErekenmethode voor de fundatie, aanzienlijk kleiner dan 1% en is de kans op schade dusdanig klein dat deze kan worden uitgesloten. De grenswaarden zijn immers zo gekozen dat bij waarden voor de Vtop (Vd) beneden de grenswaarden, het optreden van schade als gevolg van trillingen onwaarschijnlijk is. (…)
2.4.
In hoofdstuk 8 van het deskundigenbericht heeft de deskundige de door de rechtbank gestelde vragen als volgt beantwoord:
a. ‘Kunt u aangeven wat naar uw oordeel de algehele bouwkundige toestand van de woning is.’
Antwoord:
De woning bevindt zich in een goede staat van onderhoud. De constructieve toestand van de woning voldoet niet aan de huidige geldende richtlijnen/normen binnen de branche. De fundatie is niet passend bij de bodemopbouw alsmede heeft er toename van het eigen gewicht plaatsgevonden en doen zich bouwfysische problemen voor. Hierbij dient opgemerkt dat er vroeger anders werd gebouwd en dat richtlijnen/normen in de loop der jaren door voortschrijdend inzicht zijn gewijzigd.
b. ‘Wat is naar uw oordeel de oorzaak van de in de rapportages van [naam 1] genoemde schades aan c.q. in de woning van [eiseres] ? Bij de beantwoording van deze vraag kunt u de in het rapport van 15 november 2017 genoemde schades 11, 12 en 15 buiten beschouwing laten.’
Antwoord:
De oorzaak van de schades in de [naam 1] genoemde rapportages is bouwkundig en de schades zijn ook niet door een aardbeving verergerd.
c. ‘Indien u concludeert dat sprake is van meerdere oorzaken van de schades, kunt u dan per schadepost toelichten in welke mate (uitgedrukt in percentages) de verschillende oorzaken aan het ontstaan van de schades hebben bijgedragen en of en zo ja op welke termijn die schade ook zou zijn ontstaan als er geen aardbevingen hadden plaatsgevonden?’
Antwoord:De oorzaken van de schades zijn 100% bouwkundig. De schades waren ook ontstaan als er geen aardbevingen hadden plaatsgevonden. De schades waren volgens ondergetekende reeds in mindere mate aanwezig voordat dat aardbevingen in het Groningerveld ter discussie stonden. Voor de specifieke oorzaken van de schades verwijst ondergetekende naar de integrale inhoud van dit deskundigenbericht en met name naar de specifieke uiteenzettingen met onderbouwing en conclusies, zoals in de hoofdstukken /paragrafen 7.1 t/m 7.8 van dit deskundigenbericht omschreven.
d. ‘Kunt u aangeven welk bedrag is gemoeid met het herstel van de door [naam 1] genoemde schades? Wilt u bij beantwoording van deze vraag onderscheid maken naar de schades die volgens u als een rechtstreeks, dadelijk gevolg van aardbevingen zijn ontstaan en/of verergerd en schades die dat niet zijn?’
Antwoord: De herstelbegroting met aanvullende schades van [naam 1] d.d. 30 oktober 2020 met een totaalbedrag van
€ 22.933,30 (productie 17)kan ik op hoofdlijnen onderschrijven. Echter, de kosten t.b.v. opslag zijn volgens ondergetekende te hoog en een bedrag van
€ 350,00(de helft) excl. opslagen is in dezen reëler. Het herstelbedrag wordt derhalve
€ 22.357,23incl. btw. De herstelbegroting van Vernes d.d. 12 oktober 2017 met een schadebedrag
€ 14.629,64 (productie 17A)kan ondergetekende niet als zodanig onderschrijven. De reden hiervoor is dat de omschreven herstelwerkzaamheden in deze herstelbegroting niet deugdelijk zijn. In de gevels dient men de noodzakelijke dilataties aan te brengenen en daarbij is het sierpleisterwerk door diverse sauslagen onvoldoende dampopen en deze zou men in zijn geheel moeten verwijderen. Plaatselijk bijepareren en vervolgens het sierpleisterwerk geheel overzetten is onverantwoord, omdat het bouwfysische probleem niet wordt opgelost en de schades terug zullen komen. Daarenboven wordt voor het overzetten (uitvlakken met een uitvlakpasta) een veel te hoog bedrag opgevoerd alsmede dient op maaiveldniveau een waterkerende laag op basis van bitumen o.g. te worden aangebracht. Om een nieuwe stuk-/sierpleisterlaag aan te kunnen brengen, dient men de oude sauslaag met beleid te verwijderen (stoomcleanen/voorzichtig stralen door een hierin gespecialiseerde partij).
Het herstelbedrag wordt derhalve
€ 12.659,32incl. opslagen
(productie 17B)i.p.v. het door [naam 1] opgevoerde bedrag van
€ 14.629,64.
Hierbij dient opgemerkt te worden dat de door [naam 1] benoemde schades geen direct gevolg van aardbevingen zijn en ook niet door aardbevingen zijn verergerd. De schades hebben allemaal een bouwkundige oorzaak.
e. ‘Kunt u (thans nog) beoordelen of het ter voorkoming of beperking van schade als gevolg van aardbevingen aangewezen was om de schoorsteen van de woning te verwijderen en in hoeverre het bedrag van € 1.500,40 inclusief BTW dat Aannemersbedrijf [xxx] B.V. hiervoor in rekening heeft gebracht redelijk is?’
Antwoord:
Gezien de schoorsteen niet meer aanwezig was, kon de kwaliteit van de schoorsteen tijdens de schouw niet worden beoordeeld.
Gezien de afmeting van de schoorsteen is er, op basis van de uiteenzetting in dit deskundigenbericht, volgens ondergetekende geen aanleiding/noodzaak om deze schoorsteen ter voorkoming of beperking van schade als gevolg van aardbevingen te moeten verwijderen (zie onderstaande afbeelding).
Het bedrag voor het verwijderen van de schoorsteen van
€ 1.500,40inclusief btw dat Aannemersbedrijf [xxx] B.V. voor de verwijdering in rekening heeft gebracht, kan ondergetekende onderschrijven.
f. ‘Geeft uw onderzoek overigens nog aanleiding tot opmerkingen?’
Antwoord:
Herstel van de schades heeft geen zin als de constructieve/bouwfysische problemen niet worden weggenomen. Voor overige geeft het onderzoek geen aanleiding tot het maken van opmerkingen en voor zover dit wel het geval is, dan zijn deze reeds in het deskundigenbericht benoemd en toegelicht.
Standpunten van partijen
2.5.
[eiseres] is het niet eens met de conclusies van de deskundige meent dat er meerdere zwaarwegende argumenten zijn deze af te wijzen. [eiseres] betoogt dat de deskundige de enige van belang zijnde vraag, namelijk hoe het komt dat haar woning uit 1929 pas in 2015, na de aardbevingen bij Huizinge en Hellum, is gaan scheuren en daarvoor geen enkele schade had. De conclusies dat wisselende grondwaterstanden een oorzaak zijn, zijn slechts op vermoedens gebaseerd en niet gestaafd en de conclusie dat de belasting is toegenomen omdat er tijdens de vernieuwing van het dak in mei 2011 zwaardere dakpannen zijn gelegd klopt niet; er lagen ‘duitse sneldekkers’ van beton die een gewicht hadden van
42 kg per m2 en daar zijn zwart verglaasde pannen met een gewicht van 20 tot 30 kg per m2 voor in de plaats gekomen. [eiseres] biedt hier nadrukkelijk bewijs van aan. De overstek van twee rijen pannen is al in 1977 gemaakt en de kleine overstek die in 2011 aan de noordkant is gecreëerd is maar één rij. Dat zonnepanelen een mogelijke oorzaak zijn is recent nog door de bestuursrechter terzijde geschoven.
De deskundige verwijst voor zijn stelling dat er al schade was naar foto’s van google maps uit 2010 maar op originele foto’s die [eiseres] heeft is duidelijk te zien dat de muren in 2010 nog onbeschadigd waren. De scheuren waar de deskundige naar verwijst kunnen ook niet door de dakvernieuwing in 2011 komen. De schilder die [eiseres] regelmatig laat komen om onderhoud te plegen heeft ook verklaard dat hij tot 2015 geen scheuren heeft geconstateerd.
De conclusie dat de funderingen in het verleden diverse versmallingen en verbredingen heeft ondergaan is onjuist en niet gebaseerd op feiten. Sinds de familie [eiseres] het huis in 1976 in eigendom heeft gekregen, is er nimmer aan de fundering gewerkt of iets onder de grond gerepareerd. De vloerverwarming ligt er sinds 1976 zonder problemen in; er zijn pas in 2020 scheuren ontstaan.
Voor de (in 2018, rb) verwijderde schoorsteen geldt dat door NAM ingehuurde bureaus huiseigenaren dringend adviseerden om hun schoorstenen te laten vervangen door lichtere exemplaren. [eiseres] heeft dat advies opgevolgd en de kosten daarvan (€ 1.500,00) komen voor rekening van NAM.
[eiseres] meent al met al dat het deskundigenbericht onbruikbaar is en er niet toe kan leiden dat NAM in de weerlegging van het bewijsvermoeden is geslaagd; de deskundige heeft niet aangetoond dat er een andere uitsluitende oorzaak is voor de schade aan haar woning.
2.6.
NAM kan zich wel in de conclusies van de deskundige vinden. Zij voert aan dat deze in lijn zijn met de bevindingen in het onderzoek dat W&B heeft verricht en stroken met de algemene bevindingen in het als productie 4 overgelegde rapport van de TU Delft.
NAM meent dat de deskundige bij zijn onderzoek de methodiek die door TNO is ontwikkeld voor de beoordeling van gebouwschade op de juiste wijze en consequent heeft toegepast. Het commentaar van [eiseres] ziet er volgens NAM aan voorbij dat de deskundige op basis van schadebeelden en de constructiewijze tot een conclusie over de schadeoorzaak is gekomen en dat die conclusies zijn gebaseerd op het funderingsonderzoek, bouwtekeningen en informatie die [eiseres] zelf heeft verstrekt. De deskundige heeft vastgesteld dat het niet aannemelijk is dat de schade is veroorzaakt of verergerd door beweging van de bodem als gevolg van gaswinning en is met een hoge mate van zekerheid van oordeel dat deze andere oorzaken heeft. NAM merkt op dat de deskundige heeft vastgesteld dat de woning in de loop der jaren meermalen is aangepast en verbouwd, dat de schade aan de binnen- en buitenwanden en de wandtegels in de badkamer met redelijke aannemelijkheid wordt veroorzaakt door ongelijkmatige (na)zetting door een wisselende aanlegdiepte van de fundatie in combinatie met een wisselende grondwaterstand alsmede door vervorming van de bodem door een toename van het eigen gewicht van de woning, door een onjuist aangebrachte latei, door verhinderde vervormingen door inwerking van temperatuur/optrekkend vocht of lekkage van de waterleiding en (waar het de schade aan het sauswerk betreft) een verkeerd toegepast product, wat vochtophoping in de wand veroorzaakt. De deskundige heeft ook meegenomen dat er in 2011 zogenoemde keramische “Mulderpannen” op het dak zijn aangebracht; dergelijke pannen wegen 46,5 kg per m2. De scheur in de tegenvloer wordt volgens de deskundige met een zeer grote aannemelijkheid veroorzaakt door uitzetting/krimp door opwarming van de vloer door de vloerverwarming. Daarnaast heeft de zetting van de vloer, door een wisselende grondwaterstand een rol gespeeld.
De stelling van [eiseres] dat de scheurvorming eerst in 2015 zou zijn ontstaan is strijdig met objectieve vaststellingen van de deskundige en wordt door NAM betwist. [eiseres] heeft haar stelling ook niet met feiten onderbouwd, terwijl de informatie in haar domein ligt.
Met betrekking tot schoorsteen betoogt NAM dat de deskundige geen aanleiding heeft gekregen om te veronderstellen dat deze verwijderd moest worden. De stelling van [eiseres] dat dit omwille van de veiligheid moest gebeuren miskent dat haar woning is gelegen in een gebied waarin de gevolgen van bodembeweging door gaswinning zeer beperkt zijn en de veiligheid niet in het geding is.
Beoordeling door de rechtbank
Beoordelingskader weerlegging bewijsvermoeden door NAM
2.7.
De Hoge Raad heeft in zijn prejudiciële beslissing van 19 juli 2019 geoordeeld dat indien is voldaan aan de vereisten voor toepassing van het bewijsvermoeden van artikel 6:177a lid 1 BW, de exploitant (NAM) dat vermoeden alleen dan met succes weerlegt als hij erin slaagt te bewijzen dat de schade niét is veroorzaakt door de aanleg of de exploitatie van het mijnbouwwerk. Daarbij is opgemerkt dat voor bewijs in het burgerlijk procesrecht niet is vereist dat de te bewijzen feiten en omstandigheden onomstotelijk komen vast te staan; voor bewijs kan volstaan dat de te bewijzen feiten en omstandigheden voldoende aannemelijk worden. Twijfel zaaien over de oorzaak is echter niet voldoende.
De Hoge Raad heeft verder uitgesproken dat indien aannemelijk is dat de schade aan een onroerende zaak (deels) ook zonder aardbevingen op enig moment in de toekomst zou zijn opgetreden, die schade (voor dat deel) niet in conditio sine qua non-verband staat met bodembeweging als gevolg van mijnbouwactiviteiten en dus niet voor vergoeding in aanmerking komt.
Zoals het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (hierna: het hof) in zijn arrest van 18 juli 2023 (ECLI:NL: GHARL:2023:6101 heeft overwogen, hoeft niet worden te worden vastgesteld welke oorzaak tot de schade heeft geleid maar moet voldoende aannemelijk worden gemaakt dat de schades aan de woning van [eiseres] in ieder geval niét door aardbevingen zijn ontstaan of verergerd. Dit kan aan de hand van de huidige stand van wetenschap en techniek worden nagegaan.
Is het bewijsvermoeden weerlegd?
2.8.
Het hof heeft in zijn uitspraak van 11 juni 2024 (ECLI:NL:GHARL:2024:3857), evenals de rechtbank in de door [eiseres] aangehaalde zaak, geoordeeld dat de in de SBR A Trillingsrichtlijn genoemde kans dat een trilling van een bepaalde sterkte schade aan een gebouw veroorzaakt niet maatgevend is voor het antwoord op de vraag of schade die zich heeft geopenbaard, is veroorzaakt door aardbevingen. De kans dat een aardbeving met een bepaalde kracht en op een bepaalde afstand van een woning van een bepaald type schade aan die woning veroorzaakt is een voorspellende kans. Dit is een andere kans dan de kans dat eenmaal vastgestelde schade door een aardbeving is veroorzaakt (de verklarende kans). Ook als de eerste kans heel klein is, kan de tweede kans nog steeds erg groot bevonden worden. Of dat het geval is, is afhankelijk van de informatie over alle mogelijke oorzaken van de schade. Indien eenmaal is vastgesteld dat schade door de aardbeving kán zijn veroorzaakt, is het enkele feit dat een kans op het ontstaan van schade volgens wetenschappelijke inzichten zeer gering is, dus niet voldoende om het bewijsvermoeden te weerleggen; er moeten andere oorzaken voor de ontstane schade kunnen worden aangewezen. Die andere oorzaken (andere externe factoren en/of kwetsbaarheden van bouwkundig aard) moeten op zichzelf of in combinatie dermate waarschijnlijk zijn dat voldoende aannemelijk is dat de schade niet (toch) is ontstaan of verergerd door aardbevingen dan wel op (afzienbare) termijn ook zonder aardbevingen zou zijn opgetreden.
2.9.
De deskundige concludeert dat de aardbeving bij Hellum op 30 september 2015 de maatgevende aardbeving voor de woning van [eiseres] is geweest. Volgens de trillingstool van het IMG had die beving indien gerekend wordt met een overschrijdingskans van 25% (de PGV25%) een maximale trillingsnelheid van 1,3 mm/s en indien wordt gerekend met een trillingsnelheid van 1% (PGV1%) een maximale trillingsnelheid van 3,37 mm/s.
De kans dat aardbevingen met een dergelijke trillingsnelheid hebben geleid tot zettingsschade (dat wil zeggen: schade aan een gebouw die wordt veroorzaakt door verandering in de ondiepe bodem, die maakt dat een deel van een gebouw meer zakt dan een ander deel) is volgens de huidige wetenschappelijke inzichten nihil (zie het rapport van
ir. P.C. van Staalduinen en Ing H.J. Everts “Over de invloed van trillingen door bevingen op zettingen van gebouwen” van 16 december 2020).
Deze maximale trillingssnelheid ligt volgens de deskundige ook ruimschoots onder de grenswaarden waarbij volgens de SBR Trillingsrichtlijn A de kans op het ontstaan van niet-constructieve schade door overbelasting van materiaal 1% is. Die kans is blijkens zijn berekeningen echter niet nihil. Dat de aardbeving in Hellum dergelijke schade aan de woning van [eiseres] heeft veroorzaakt, is volgens de huidige stand van wetenschap en techniek dus niet op voorhand uitgesloten.
2.10.
De deskundige heeft aan de hand van de zogenoemde TNO-methodiek onderzocht waardoor de schades aan de muren en de tegelvloer van [eiseres] zijn ontstaan. Hij heeft uiteengezet waarom hij concludeert dat deze geen verband houden met aardbevingen maar bouwkundige en andere externe oorzaken hebben en ook zouden zijn opgetreden als de woning van [eiseres] niet in het aardbevingsgebied zou hebben gestaan. De muren hadden volgens de deskundige ook al in enige mate schade voordat dat aardbevingen in het Groningerveld ter discussie stonden. Hij verwijst daarbij naar foto’s van google maps uit 2010.
Samengevat komt het er op neer dat de fundatie niet passend is bij de bodemopbouw, dat er een toename heeft plaatsgevonden van het eigen gewicht en dat zich bouwfysische problemen voordoen. De scheur in de marmeren tegelvloer schrijft de deskundige toe aan het ontbreken van een dilatatievoeg tussen de woonkamer en de gang, aan uitzetting/krimp door opwarming van de vloer door de onderliggende vloerverwarming en aan de zetting van de vloer door een wisselende grondwaterstand.
2.11.
De rechtbank heeft vooralsnog geen aanleiding om aan de bevindingen van de deskundige te twijfelen. [eiseres] betoogt weliswaar dat deze niet kloppen en onbruikbaar zijn omdat de woning tot 2015 geen schade vertoonde, maar zij heeft die stelling niet met nadere stukken onderbouwd. De eerder overgelegde verklaring van haar schilder dat hij voor 2015 geen scheuren heeft waargenomen, legt onvoldoende gewicht in de schaal om de bevindingen van de deskundige en de foto’s van beschadigingen aan de buitenmuren waar hij naar verwijst terzijde te schuiven. Te minder nu hij de buitenzijde van de woning voor het laatst in 2011 heeft gesausd. Het ligt in de reden dat vernieuwing van het dak die in dat jaar heeft plaatsgevonden en die door de deskundige als een aannemelijke oorzaak voor het ontstaan van (meer) beschadigingen wordt genoemd, pas daarna gevolgen heeft gehad.
Uit de reacties op het concept-deskundigenbericht blijkt niet dat [eiseres] de deskundige erop attent heeft gemaakt dat hij ten onrechte heeft aangenomen dat er in 2011 zwaardere dakpannen zijn gelegd en dat de overstek toen is gemaakt. Dat had wel op haar weg gelegen omdat de deskundige daar dan wat mee had kunnen doen. Dat er lichtere pannen zijn gebruikt, heeft [eiseres] overigens niet onderbouwd. Zij verwijst in haar conclusie na enquête weliswaar naar een offerte van haar aannemer waarop een bepaald type dakpannen wordt genoemd, maar die offerte is niet overgelegd. Bovendien zal duidelijk moeten worden of de in de offerte genoemde pannen inderdaad op het dak zijn gelegd en als die pannen minder wegen dan waarvan de deskundige uit is gegaan, of en zo ja in hoeverre dat van invloed is op zijn conclusies. De deskundige heeft het immers over de aanpassing van de dakconstructie en noemt naast de dakpannen ook de dakramen, de zonnepanelen en de extra pannenrijen die voor de overstek zijn aangebracht.
2.12.
Omdat de aanpassing en toename van het gewicht van het dak in het deskundigenbericht als schadeoorzaak wordt genoemd, [eiseres] nadrukkelijk heeft aangeboden om te bewijzen dat er in 2011 een lichtere dakpannen zijn gelegd dan de door de deskundige genoemde ‘mantel pan’ van 46,5 kg/m2 en de rechtbank niet kan vaststellen op basis waarvan de deskundige heeft geconcludeerd dat toen die zwaardere pan is gebruikt en de overstek aangebracht, zal zij de deskundige vragen of zijn aannames hieromtrent kloppen. Indien dat niet het geval is, zal de deskundige moeten toelichten wat dit betekent voor het antwoord op de vraag of en zo ja in hoeverre aannemelijk is dat de schade aan de muren van [eiseres] niet door aardbevingen is ontstaan of verergerd en of - en zo ja op welke termijn - die schade ook zonder aardbevingen in deze mate zou zijn opgetreden.
Indien de deskundige nog niet met zekerheid kan zeggen welke dakpan is gebruikt, wat het gewicht daarvan is en wanneer de overstek is gemaakt, kan hij met partijen afstemmen op welke manier hierover duidelijkheid kan worden verkregen.
2.13.
De rechtbank zal de verdere beoordeling van de zaak in afwachting hiervan aanhouden.

5.De beslissing

De rechtbank:
1. verzoekt de deskundige om de volgende toelichting te geven:
Op welke manier heeft u vastgesteld welke dakpannen bij de vernieuwing van het dak van de woning van [eiseres] in 2011 zijn aangebracht, hoe zwaar deze zijn en wanneer de overstek is gemaakt?
Indien u niet met zekerheid kunt zeggen welke dakpannen er in 2011 zijn aangebracht en wanneer de overstek is gemaakt, wilt u dat dan alsnog nagaan?
Indien het gewicht van de dakpannen die in 2011 zijn aangebracht minder is dan het gewicht waarvan u bij uw deskundigenonderzoek bent uitgegaan en/of de overstek al voordien is gemaakt, kunt u dan gemotiveerd aangegeven wat dit betekent voor uw beoordeling en het antwoord op de vragen:
i) of en in welke mate het aannemelijk is dat de schade aan de muren van
[eiseres]
nietdoor aardbevingen is ontstaan of verergerd; en
ii) of en zo ja op welke termijn die schade ook zou zijn ontstaan als er geen
aardbevingen hadden plaatsgevonden.
2. verzoekt de deskundige om zijn schriftelijke reactie voor 15 september 2024 aan de rechtbank en partijen toe te zenden.
3. houdt in afwachting hiervan iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door de mr. M.E. van Rossum en in het openbaar uitgesproken op
10 juli 2024.
typ/conc: 536/MER
coll: