ECLI:NL:RBNNE:2024:3021

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
2 augustus 2024
Publicatiedatum
2 augustus 2024
Zaaknummer
C/19/148350 / KG ZA 24-75
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verwijdering van Exmoorpony’s uit natuurgebied met wolven door paardenhouders

In deze zaak vorderen twee paardenhouders in kort geding de verwijdering van Exmoorpony’s uit het natuurgebied Aekingerzand, waar een roedel wolven leeft. De eisers stellen dat de aanwezigheid van de Exmoorpony’s het risico op aanvallen door wolven op hun eigen paarden vergroot. De voorzieningenrechter oordeelt dat de eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat er een causaal verband bestaat tussen de aanwezigheid van de Exmoorpony’s en een verhoogd risico voor hun paarden. De rechter wijst erop dat het risico op aanvallen door wolven al bestond voordat de Exmoorpony’s in het gebied werden geplaatst. De vordering wordt afgewezen, omdat de eisers niet hebben aangetoond dat de Exmoorpony’s de situatie voor hun paarden hebben verslechterd. De voorzieningenrechter komt niet toe aan de vraag of Staatsbosbeheer zijn zorgplicht heeft geschonden, omdat de vordering al afstuit op het ontbreken van causaal verband en relativiteit. De eisers worden veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Assen
Zaaknummer: C/19/148350 / KG ZA 24-75
Vonnis in kort geding van 2 augustus 2024
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

te [woonplaats] ,
2.
[eiser 2],
te [woonplaats] ,
eisende partijen,
advocaat: mr. A.A. Westers,
hierna samen te noemen: eisers en afzonderlijk te noemen: eiser 1. en eiser 2.
tegen

1.de publiekrechtelijke rechtspersoon STAATSBOSBEHEER,

te Amersfoort,
advocaat: mr. H.J.S.M. Langbroek.
2.
[gedaagde],
te [woonplaats] ,
advocaat: mr. W.J. Koops
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: Staatsbosbeheer c.s. en afzonderlijk te noemen: Staatsbosbeheer en de ponyeigenaar.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 2 juli 2024;
- de conclusie van antwoord aan de zijde van Staatsbosbeheer;
- de akte overlegging producties aan de zijde van eisers;
- de mondelinge behandeling van 12 juli 2024. Eisers zijn in persoon verschenen, bijgestaan door mr. A.A. Westers. Staatsbosbeheer is verschenen in de persoon van de heer [naam 1] , de heer [naam 2] en mevrouw [naam 3] , bijgestaan door
mr. H.J.S.M. Langbroek. De ponyeigenaar is in persoon verschenen, bijgestaan door
mr. W.J. Koops.Van het verhandelde ter zitting heeft de griffier aantekeningen gemaakt. De spreekaantekeningen van mr. A.A. Westers en mr. H.J.S.M. Langbroek zijn aan het dossier toegevoegd.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De kern van de zaak

2.1.
Sinds april 2024 laten Staatsbosbeheer c.s. natuurgebied ‘Aekingerzand’ begrazen door Exmoorpony’s. In dat gebied leeft een roedel wolven. De Exmoorpony’s worden niet met wolfwerende middelen beschermd. Volgens eisers leren wolven op het Aekingerzand hoe zij op pony’s moeten jagen en ontstaat daardoor het gevaar dat ook de paarden van eisers worden aangevallen. Eisers vorderen dat het begrazen van het Aekingerzand door Exmoorpony's wordt gestaakt.
2.2.
In deze zaak draait het om de vraag of het risico van aanvallen door wolven op de paarden van eisers op onrechtmatige wijze wordt vergroot door de aanwezigheid van Exmoorpony’s op het Aekingerzand.
2.3.
De voorzieningenrechter zal de vordering van de paardenhouders afwijzen. Het risico dat hun paarden ten prooi vallen aan een wolf bestond al vóór de komst van de Exmoorpony’s op het Aekingerzand. De paardenhouders hebben niet aannemelijk gemaakt dat dit risico is vergroot door de aanwezigheid van de Exmoorpony’s op het Aekingerzand.
De rechter komt niet toe aan beoordeling van de vraag of Staatsbosbeheer c.s. de wettelijke zorgplicht schenden door de Exmoorpony’s, waaronder drachtige merries en pasgeboren veulens, onbeschermd middenin het leefgebied van een roedel wolven te plaatsen.
De volledige beoordeling is te lezen in paragraaf 5 van dit vonnis.

3.De feiten

3.1.
Het Aekingerzand maakt deel uit van het Natura 2000 gebied Drents-Friese Wold & Leggelderveld. Het natuurgebied wordt door Staatsbosbeheer beheerd. In dit gebied leeft een roedel wolven.
3.2.
Staatsbosbeheer heeft een samenwerkingsovereenkomst met de ponyeigenaar gesloten, waarin aan de ponyeigenaar opdracht is gegeven om het natuurgebied door Exmoorpony’s te laten begrazen. Op 2 april 2024 zijn twaalf Exmoorpony’s in het Aekingerzand geplaatst. De Exmoorpony’s worden niet met wolfwerende middelen beschermd.
3.3.
Eisers wonen in [woonplaats] en [woonplaats] en houden daar paarden.
3.4.
BIJ12 is een uitvoeringsorganisatie voor de provincies die onder andere belast is met wolvenmonitoring en het behandelen van schademeldingen met betrekking tot vee. BIJ12 houdt bij hoeveel van die schademeldingen betrekking hebben op wolvenpredatie. Het overzicht van schademeldingen is te vinden op https://www.bij12.nl/onderwerp/wolf/wolvenschade-melden/

4.Het geschil

4.1.
Eisers vorderen – samengevat – dat het begrazen van het Aekingerzand door Exmoorpony’s binnen 48 uur wordt gestaakt. Aan deze vordering leggen zij ten grondslag dat Staatsbosbeheer c.s. een onrechtmatige daad jegens hen plegen. De Exmoorpony’s zijn in het natuurgebied geplaatst, zonder bescherming tegen de wolf. Dit is volgens eisers in strijd met artikel 2.1 en 2.2 van de Wet dieren en artikel 1.6 lid 3 van het Besluit houders van dieren. Doordat de Exmoorpony’s worden blootgesteld aan wolven, wordt het gedrag van wolven negatief beïnvloed ten opzichte van de paarden en pony’s in de omgeving, waaronder de paarden van eisers. Deze gedragsverandering zeggen zij nu al te merken. Er is volgens eisers sprake van een escalatieladder. Als de wolven leren hoe zij de Exmoorpony’s moeten aanvallen, zullen zij de paarden van eisers ook sneller aanvallen. Eisers stellen dat hierdoor sprake is van onrechtmatige hinder en dreigende schade ten aanzien van hun paarden.
4.2.
Staatsbosbeheer c.s. stellen zich – samengevat – op het standpunt dat eisers niet-ontvankelijk moeten worden verklaard omdat zij een handhavingsverzoek kunnen indienen en omdat zij geen eigen belang hebben bij de vordering. Daarnaast menen zij dat de vorderingen van eisers moeten worden afgewezen. Allereerst betwisten Staatsbosbeheer c.s. dat zij hun zorgplicht hebben geschonden. Volgens hen is het treffen van afschermingsmaatregelen niet mogelijk en ook niet nodig omdat de sociale kuddestructuur van de Exmoorpony’s al voldoende bescherming biedt. Verder hebben eisers volgens Staatsbosbeheer c.s. niet onderbouwd dat het gedrag van de wolf is veranderd door de aanwezigheid van de Exmoorpony’s. Hetzelfde geldt voor de vervolgstelling dat de wolf vanwege de aanwezigheid van de Exmoorpony’s zijn aandacht gaat verleggen naar hun paarden – aldus Staatsbosbeheer c.s.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

Toetsingskader in een kort geding procedure
5.1.
Voor toewijzing van een vordering in kort geding is vereist dat de aan die vordering ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden voldoende aannemelijk zijn. Ook moet het in voldoende mate waarschijnlijk zijn dat de vordering in een nog te voeren gewone procedure (bodemprocedure) zal worden toegewezen. Voor nader onderzoek naar bepaalde feiten en omstandigheden of voor bewijslevering is in een kort geding in beginsel geen plaats.
Ontvankelijkheid
5.2.
Voordat de voorzieningenrechter toekomt aan een inhoudelijke beoordeling van de vordering, moet eerst worden beoordeeld of eisers ontvankelijk zijn. Staatsbosbeheer c.s. stellen dat een met voldoende waarborgen omklede rechtsingang openstaat bij een andere rechter, waarmee eenzelfde of een vergelijkbaar resultaat kan worden bereikt. Volgens Staatsbosbeheer c.s. kunnen eisers een handhavingsverzoek indienen bij de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (hierna: de minister) en daarna eventueel in beroep gaan bij de bestuursrechter. De voorzieningenrechter volgt Staatsbosbeheer c.s. daarin niet en licht dat als volgt toe.
5.3.
Eisers hebben aan hun vordering ten grondslag gelegd dat jegens hen een onrechtmatige daad wordt gepleegd door Staatsbosbeheer c.s. Het gaat niet om een besluit van een bestuursorgaan, maar om feitelijk handelen/nalaten van Staatsbosbeheer c.s. waarvan eisers stellen dat dit jegens hen onrechtmatig is. Het geschil is niet publiekrechtelijk van aard. Het geschil wordt beheerst door burgerlijk recht en daarom zijn eisers ontvankelijk in hun vordering bij de burgerlijke rechter.
Staatsbosbeheer c.s. hebben ter onderbouwing van hun stelling verwezen naar meerdere uitspraken, maar die acht de voorzieningenrechter niet vergelijkbaar omdat het nu niet gaat om een geschil van publiekrechtelijke aard maar om een vordering uit onrechtmatige daad. Ook de uitspraak van 19 december 2018 van de rechtbank Midden-Nederland is niet vergelijkbaar (ECLI:NL:RBMNE:2018:6260). In die zaak stelde een stichting die opkomt voor dierenbelangen dat het schenden van de zorgplicht onrechtmatig is, en oordeelde de rechtbank dat de stichting niet ontvankelijk is omdat zij een handhavingsverzoek kon indienen. Weliswaar stellen eisers ook in deze zaak dat de zorgplicht wordt geschonden, maar zij stellen bovendien dat Staatsbosbeheer c.s. daardoor een onrechtmatige daad jegens hen als omwonenden plegen doordat hun eigen dieren als gevolg van de geschonden zorgplicht gevaar lopen. Dat is een civielrechtelijke aangelegenheid.
5.4.
Daarnaast stellen Staatsbosbeheer c.s. zich op het standpunt dat eisers niet-ontvankelijk zijn vanwege het ontbreken van eigen belang in de zin van artikel 3:303 BW. Hieraan leggen zij ten grondslag dat in andere nabijgelegen natuurgebieden ook Exmoorpony’s grazen en dat eisers niet hebben toegelicht wat de situatie in het Aekingerzand onderscheidt van die natuurgebieden. De voorzieningenrechter oordeelt daarover als volgt.
Uit artikel 3:303 BW volgt dat een persoon uitsluitend een vordering kan instellen bij de civiele rechter als hij een voldoende eigen, persoonlijk, belang heeft bij de vordering. Eisers hebben naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoende belang bij hun vordering. Als hetgeen eisers stellen zou komen vast te staan, dan hebben zij belang bij hun vordering tot het staken van de pony-begrazing van het Aekingerzand. Het enkele feit dat ook in andere natuurgebieden Exmoorpony’s zijn geplaatst, betekent niet dat eisers geen belang hebben bij hun vordering uit onrechtmatige daad ten aanzien van de Exmoorpony’s in het Aekingerzand.
5.5.
Verder hebben eisers voldoende aannemelijk gemaakt dat zij een spoedeisend belang hebben bij de gevraagde voorziening, zodat de voorzieningenrechter over kan gaan tot de inhoudelijke beoordeling daarvan.
Inhoudelijke beoordeling
Onrechtmatige daad (artikel 6:162 BW)?
5.6.
Als onweersproken staat vast dat Staatsbosbeheer c.s. Exmoorpony’s zonder wolfwerende middelen in het leefgebied van een wolvenroedel heeft geplaatst, waaronder ook drachtige merries die kort daarna bevallen zijn. Volgens Staatsbosbeheer c.s. biedt de sociale kuddestructuur voldoende bescherming voor de pony’s. Partijen verschillen van mening over de vraag of Staatsbosbeheer c.s. daarmee in strijd handelen met hun wettelijke zorgplicht.
De voorzieningenrechter komt niet toe aan beoordeling van de vraag of Staatsbosbeheer c.s. de wettelijke zorgplicht voor de Exmoorpony’s schenden. De vordering van eisers stuit namelijk al af op het ontbreken van causaliteit en relativiteit. Dat wordt hieronder uitgelegd.
Schade en causaal verband
5.7.
Bij een vordering uit onrechtmatige daad dient onder andere sprake te zijn van (dreigende) schade en die schade moet het gevolg zijn van een onrechtmatige gedraging. Dit laatste wordt een ‘causaal verband’ genoemd. Eisers menen dat het zonder bescherming plaatsen van de Exmoorpony’s op het Aekingerzand onrechtmatig is omdat zij verwachten dat daardoor ook hun eigen paarden zullen worden aangevallen door wolven. Eisers moeten daarom aannemelijk maken dat de aanwezigheid van de Exmoorpony’s in het natuurgebied leidt tot een (groter) risico op aanvallen van wolven op hun eigen paarden. De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat eisers daarin niet zijn geslaagd.
5.8.
Allereerst hebben eisers verwezen naar de schademeldingen bij BIJ12, maar uit het schadeoverzicht van BIJ12 volgt juist niet dat het aantal aanvallen door wolven op pony’s of paarden in de omgeving is gestegen sinds de komst van de Exmoorpony’s op het Aekingerzand. In tegendeel, uit het schadeoverzicht van BIJ12 volgt dat in Boijl , de woonplaats van eiser 1., al een pony en een paard waren aangevallen door een wolf vóórdat de Exmoorpony’s op het Aekingerzand waren geplaatst. Van een stijging van aanvallen op pony’s en paarden sinds de komst van de Exmoorpony’s op 2 april 2024 is geen sprake.
5.9.
Daarnaast voeren eisers aan dat het gedrag van wolven ten opzichte van paarden en pony’s is veranderd sinds de komst van de Exmoorpony’s, maar die gedragsverandering hebben zij onvoldoende onderbouwd. Desgevraagd heeft eiser 1. ter zitting toegelicht dat zijn paarden onrustiger worden als het gaat schemeren, uit angst voor wolven. Eisers hebben echter niet onderbouwd dat en waarom die gedragsverandering – als die al met wolven te maken zou hebben – het gevolg is van de aanwezigheid van de Exmoorpony’s in het natuurgebied.
5.10.
Verder stellen eisers dat sprake is van een escalatieladder. Volgens eisers hebben de wolven de Exmoorpony’s al aangevallen en zullen de wolven zich daarin specialiseren, waarna zij ook grotere pony’s en paarden zullen gaan aanvallen. Zij beschouwen de Exmoorpony’s als een ‘trigger’ voor de wolf.
De voorzieningenrechter acht ten eerste van belang dat nog niet vast is komen te staan dat er wolven betrokken zijn geweest bij de recente incidenten met de Exmoorpony’s. Volgens Staatsbosbeheer is een hengst uit de kudde niet afgemaakt vanwege een wolvenaanval, maar vanwege een bloeduitstorting die tot kreupelheid leidde. Er is volgens Staatsbosbeheer geen enkele indicatie dat dit te maken had met een wolvenaanval, omdat de hengst geen bijtwonden had. Eisers hebben dat niet weersproken en hebben niets aangevoerd waaruit zou blijken dat een wolf debet is aan de kreupelheid van de hengst. Twee veulens zijn verdwenen. Het is niet bekend wat daarmee is gebeurd. Het kan zijn dat deze veulens ten prooi zijn gevallen aan een wolf, maar concrete aanwijzingen daarvoor zijn er, anders dan de verdwijning an sich, niet. Van een derde veulen is het aangevreten karkas teruggevonden. DNA onderzoek moet nog uitwijzen of hier wolven bij betrokken zijn geweest. Of de Exmoorpony’s op het Aekingerzand inderdaad bejaagd worden door wolven, staat nog niet vast. Ten tweede hebben eisers de gestelde ‘escalatieladder’ onvoldoende onderbouwd. De voorzieningenrechter licht dat hieronder toe.
5.11.
Eisers stellen dat onderzoek uitwijst dat wanneer de wolf heeft geleerd om op kleinere pony’s te jagen, ook grotere paarden het doelwit worden van de roedel. Eisers hebben desgevraagd echter niet voldoende onderbouwd uit welk onderzoek dit dan zou blijken. Eisers citeren, ter onderbouwing van de beweerde escalatieladder, uit het rapport Fact Finding Study “De wolf terug in Nederland” van de Universiteit Wageningen, maar doen dat onvolledig door weglating van de onderstaande (door de voorzieningenrechter) vetgedrukte tekst:
“Ondanks dat wilde prooien inderdaad de voorkeur genieten, sluit dit predatie van vee niet uit. Wolven zijn immers opportunistisch en risicomijdend en gaan daarom bij voorkeur op zoek naar makkelijk te bemachtigen en ongevaarlijke prooien (…). Kleinvee,
i.e. schapen en geiten, wordt door de kleine lichaamsgrootte aangeduid als een zeer kwetsbare prooicategorie indien niet afdoende beschermd”.
Eisers wekken door de tekst ‘i.e. schapen en geiten’ uit het citaat weg te laten ten onrechte de suggestie dat (ook) pony’s een zeer kwetsbare prooicategorie zijn; dit volgt niet uit het artikel.
5.12.
Ter onderbouwing van de escalatieladder verwijzen eisers verder naar artikelen over “free ranging” paarden en pony’s in Portugal, Iberië en Galicië. Ter zitting hebben zij verwezen naar een aantal pagina’s uit het artikel over Portugal (productie 11, p. 40-42), waaruit volgt dat de door wolven aangevallen paarden in het daar omschreven gebied met name veulens betreffen (77-87% van de aangevallen paarden), gevolgd door jong volwassen paarden (10-17%) en volwassen paarden (3-6%) (figuur 7 op p. 42). Verder hebben eisers ter zitting gewezen op de volgende passage (productie 11, p. 44):

Sub-adults and adults were occasionally killed by wolves throughout most of the year but more often disappeared, especially in December. Adverse weather, poor body condition and low availability of alternative prey could explain higher levels of wolf predation or scavenging on horses in winter (Gomes, 1996; Lagos, 2013). Freitas (2019) found high losses of sub-adult and adult horses in spring and summer, likely resulting from wolves targeting other age classes after most foals had been killed.”
Volgens eisers blijkt uit de voornoemde passages dat wolven van een kleine prooi zullen overgaan op een steeds grotere prooi. De voorzieningenrechter overweegt dat uit de passages slechts kan worden afgeleid dat zich aanvallen door wolven op veulens en (jong)volwassen paarden hebben voorgedaan in de in het artikel genoemde gebieden in Portugal. Dat sprake zou zijn van een escalatieladder waarbij wolven overgaan op grotere prooien volgt niet uit de aangehaalde artikelen. In tegendeel: volgens de artikelen hangt de predatie van paarden mede af van de beschikbaarheid van alternatieve prooien en overige omstandigheden in het gebied. Uit de door eisers overgelegde artikelen kan niet worden afgeleid dat de aanwezigheid van Exmoorpony’s op enige wijze invloed heeft op aanvallen van wolven op andere paarden in de omgeving of dat de aanwezigheid van de Exmoorpony’s de dreiging van dergelijke aanvallen zou vergroten. Ook blijkt hieruit niet dat wolven zich zullen specialiseren in het aanvallen van de Exmoorpony’s, waarna zij zich zullen richten op grotere pony’s en paarden in de omgeving, zoals eisers stellen. Dit blijkt ook niet uit de overige overgelegde artikelen (producties 10 en 12). Dat eisers daarvoor vrezen is de voorzieningenrechter duidelijk geworden, maar dat is niet voldoende om een causaal verband te kunnen aannemen.
5.13.
De voorzieningenrechter begrijpt dat eisers zich zorgen maken over de veiligheid van hun paarden vanwege de aanwezigheid van de wolf. De voorzieningenrechter wil ook best aannemen dat de paarden van eisers gevaar lopen omdat die door wolven als mogelijke prooi worden beschouwd. In dit kort geding hebben eisers echter niet aannemelijk gemaakt dat hun paarden gevaar lopen of dat dit gevaar wordt vergroot
als gevolg van de aanwezigheid van de Exmoorpony’s(causaal verband). Uit de hiervoor aangehaalde cijfers van BIJ12 volgt dat wolven de pony’s en paarden in de omgeving ook al aanvielen vóórdat de Exmoorpony’s in het natuurgebied waren geplaatst. Pony’s en paarden in de omgeving van het Aekingerzand lopen dus sowieso gevaar voor wolven.
5.14.
Gelet op het voorgaande concludeert de voorzieningenrechter dat eisers de dreigende schade en het causaal verband met het gestelde onrechtmatige handelen onvoldoende hebben onderbouwd.
Relativiteitsvereiste
5.15.
Bij een vordering uit onrechtmatige daad moet bovendien worden voldaan aan het relativiteitsvereiste. Dit vereiste houdt in dat geen sprake is van een onrechtmatige daad als de geschonden norm niet strekt ter bescherming van de benadeelde (eisers). Daarvan is in deze zaak sprake. Volgens eisers betreft de geschonden norm het niet voldoen aan de wettelijke zorgplicht uit de Wet Dieren en het Besluit houders van dieren. Weliswaar betwisten Staatsbosbeheer c.s. dat zij die norm geschonden hebben, maar ook als dat wél het geval is, heeft te gelden dat de zorgplicht voor de Exmoorpony’s niet strekt tot bescherming van de economische of emotionele belangen van eisers. De norm strekt tot bescherming van de dieren die worden gehouden, in dit geval de Exmoorpony’s. Als Staatsbosbeheer c.s. zich als houders van de Exmoorpony’s niet aan die zorgplicht houden, kan dat weliswaar onrechtmatig zijn, maar niet jegens eisers. Ook om die reden kan de vordering uit onrechtmatige daad niet worden toegewezen.
Conclusie
5.16.
De voorzieningenrechter heeft in dit kort geding niet kunnen vaststellen dat Staatsbosbeheer c.s. onrechtmatig jegens eisers handelen en dat kan er dus ook niet toe leiden dat de Exmoorpony’s uit het natuurgebied moeten worden verwijderd. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de vordering van eisers moet worden afgewezen.
Proceskosten
5.17.
Eisers zijn in het ongelijk gesteld en moeten de proceskosten (inclusief nakosten) betalen.
5.18.
De proceskosten aan de zijde van Staatsbosbeheer worden begroot op:
- griffierecht
688,00
- salaris advocaat
1.107,00
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.973‬,00
5.19.
De proceskosten aan de zijde van de ponyeigenaar worden begroot op:
- griffierecht
320,00
- salaris advocaat
1.107,00
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.605‬,00
5.20.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
5.21.
De veroordeling wordt (deels) hoofdelijk uitgesproken. Dat betekent dat iedere veroordeelde kan worden gedwongen het hele bedrag te betalen. Als de één (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter
6.1.
wijst de vorderingen van Eisers af,
6.2.
veroordeelt eisers hoofdelijk in de proceskosten aan de zijde van Staatsbosbeheer van € 1.973,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als eisers niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend,
6.3.
veroordeelt eisers hoofdelijk in de proceskosten aan de zijde van de ponyeigenaar van € 1.605,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als eisers niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend,
6.4.
veroordeelt eisers hoofdelijk tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
6.5.
verklaart dit vonnis wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. van Gessel en in het openbaar uitgesproken op
2 augustus 2024.
658/NS