ECLI:NL:RBMNE:2018:6260

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 december 2018
Publicatiedatum
19 december 2018
Zaaknummer
NL18.17040
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verwijdering van grote grazers uit de Oostvaardersplassen en terugbrengen van edelhertenpopulatie

In deze zaak vorderen de eisers, de Stichting en [eiser sub 2], in een incident dat voor de winter alle heckrunderen en konikspaarden uit de Oostvaardersplassen worden verwijderd en dat de edelhertenpopulatie wordt teruggebracht tot 500. In de hoofdzaak vorderen zij dat dit blijvend zo zal zijn. De rechtbank oordeelt dat de eisers niet ontvankelijk zijn in hun vorderingen, omdat zij hetzelfde of vergelijkbaar resultaat kunnen bereiken via de bestuursrechtelijke weg. De eisers kunnen een handhavingsverzoek indienen bij de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) en bij afwijzing daarvan bezwaar en beroep instellen bij de bestuursrechter. De rechtbank stelt vast dat de vorderingen van de eisers zijn gebaseerd op een onrechtmatige daad van de Staat c.s. en dat de rechtbank bevoegd is om hierover te oordelen. Echter, de eisers zijn niet ontvankelijk in hun vorderingen, omdat er een bestuursrechtelijke rechtsgang openstaat die hen in staat stelt om een vergelijkbaar resultaat te behalen. De rechtbank wijst erop dat de NVWA verantwoordelijk is voor het toezicht op de naleving van de Wet dieren en dat de eisers een handhavingsverzoek kunnen indienen. De rechtbank concludeert dat de eisers niet ontvankelijk zijn in hun vorderingen en veroordeelt hen in de proceskosten van de Staat c.s. in het incident en de hoofdzaak.

Uitspraak

vonnis

_________________________________________________________________ _

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Zittingsplaats Utrecht
zaaknummer: NL18.17040
Vonnis in incident en in de hoofdzaak van 19 december 2018
in de zaak van

1.de stichting[eiseres sub 1]gevestigd te [vestigingsplaats]

hierna: de Stichting
2.
[eiser sub 2]wonende te [woonplaats]
hierna: [eiser sub 2]
eiseressen in de hoofdzaak
eiseressen in het incident, hierna samen te noemen: de Stichting en [eiser sub 2]
behandelend advocaten: mrs. B. Jongmans en S.M. Andriesse
procesadvocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer
tegen

1.de publiekrechtelijke rechtspersoonDE STAAT DER NEDERLANDENzetelend te ’s-Gravenhage

hierna: de Staat
2. de publiekrechtelijke rechtspersoon
PROVINCIE FLEVOLANDzetelend te Lelystad
hierna: de Provincie
3. de publiekrechtelijke rechtspersoon
STAATSBOSBEHEERzetelend te Amersfoort
hierna: Staatsbosbeheer
verweersters in de hoofdzaak
verweersters in het incident
hierna samen te noemen: de Staat c.s.
advocaten mrs. H.J.S.M. Langbroek en E.H.P. Brans

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de procesinleiding met producties 1 tot met 21, met daarin opgenomen een incidentele
vordering tot het treffen van een voorlopige voorziening
- de aanvullende producties 22 tot en met 56 van de Stichting en [eiser sub 2]
- het verweerschrift in het incident met producties 1 tot en met 10
- de aanvullende producties 11 tot en met 15 van de Staat c.s.
- de mondelinge behandeling in het incident van 5 december 2018.
1.2.
Partijen hebben tijdens de mondelinge behandeling gepleit aan de hand van pleitaantekeningen. De Stichting en [eiser sub 2] hebben nog als productie overgelegd pagina 97 uit het boek De Oostvaardersplassen van Frans Vera.
1.3.
Aan het eind van de mondelinge behandeling is aan partijen verteld dat de rechtbank op 19 december 2018 vonnis zal wijzen.

2.Het geschil

Waar gaat het over?
Het gaat in deze zaak om het welzijn van de edelherten, konikpaarden en heckrunderen
(de grote grazers) in de Oostvaardersplassen. Er leven volgens in maart 2018 gehouden tellingen 2.260 grote grazers (160 heckhunderen, 630 konikpaarden en 1.470 edelherten) in het gebied. De Staat c.s. is van plan om op grond van het door de Provincie bij besluit van 11 juli 2018 aangenomen nieuwe beleid voor het beheer van de Oostvaardersplassen het aantal grote grazers in de Oostvaardersplassen terug te brengen tot 1.100. Er zullen 980 edelherten worden afgeschoten en minimaal 180 konikpaarden worden verwijderd (verplaatst). De heckhunderen mogen volgens dit beleid allemaal blijven.
De Stichting en [eiser sub 2] vinden dat dit nieuwe beleid niet deugt, omdat het niet wetenschappelijk is onderbouwd en omdat van onjuiste berekeningsmethoden is uitgegaan.
Het aantal grote grazers moet volgens hen veel verder worden teruggebracht dan nu is besloten. Zij vinden dat alle konikpaarden en alle heckrunderen uit het gebied moeten verdwijnen en dat de edelhertenpopulatie moet worden teruggebracht tot 500. Dat is ook wat de Stichting en [eiser sub 2] in de kern genomen met de hoofdzaak willen bereiken.
Vooruitlopend op de beslissing in de hoofdzaak vorderen de Stichting en [eiser sub 2] dat
de Staat c.s. wordt bevolen om nu al alle heckrunderen en konikpaarden uit de Oostvaardersplassen en het Oostvaardersveld (hierna kortheidshalve aan te duiden als: de Oostvaardersplassen) te verwijderen en het aantal edelherten terug te brengen tot 500. Als reden voeren zij daarvoor aan dat de heckrunderen en de konikpaarden niet in staat zullen zijn om de aankomende winter (2018/2019) in het gebied te overleven, ook niet wanneer hun aantal wordt verminderd. Hun conditie is ernstig verzwakt. Daarbij komt nog dat het gebied van de Oostvaardersplassen in gehavende staat verkeert. De edelherten kunnen daarin nog overleven, maar dan moeten wel alle heckrunderen en alle konikpaarden verdwijnen en de edelhertenpopulatie worden teruggebracht tot 500.

3.De beoordeling van het incident

De rechtbank is bevoegd
3.1.
De rechtbank is bevoegd om over het incident (en ook de hoofdzaak) te oordelen, aangezien de vordering is gebaseerd op een onrechtmatige daad van de Staat c.s. en het beoordelen van zo’n vordering tot het terrein van de burgerlijke rechter behoort.
De Stichting en [eiser sub 2] zijn niet ontvankelijk
3.2.
De Stichting en [eiser sub 2] zijn echter, zoals de Staat c.s. als verweer aanvoert, niet ontvankelijk in hun vorderingen in het incident. Dit betekent dat de rechtbank niet toekomt aan de inhoudelijke beoordeelding van de incidentele vorderingen van de Stichting en [eiser sub 2] . De rechtbank zal hierna uitleggen waarom dit zo is.
De vordering om voor de winter alle konikpaarden en alle heckrunderen te verwijderen en de edelhertenpopulatie terug te brengen tot 500
3.3.
De Stichting en [eiser sub 2] zijn niet ontvankelijk in hun vordering om voor de winter alle konikpaarden en alle heckrunderen te verwijderen en de edelhertenpopulatie terug te brengen tot 500, omdat daarvoor een bestuursrechtelijke weg openstaat waarmee eenzelfde of vergelijkbaar resultaat kan worden behaald. De rechtbank licht dit oordeel toe.
3.4.
Op grond vaste rechtspraak is de hoofdregel dat geen taak voor de burgerlijke rechter is weggelegd als er een met voldoende waarborgen omklede bestuursrechtelijke rechtsgang heeft opengestaan of nog openstaat, waarmee eenzelfde of vergelijkbaar resultaat kan worden bereikt.
3.5.
De Stichting en [eiser sub 2] willen met deze procedure bereiken dat er een einde komt aan het leed (mishandeling) van de grote grazers in de Oostvaardersplassen. Zij stellen zich op het standpunt dat sprake is van dierenmishandeling als bedoeld in artikel 2.1 Wet dieren en dat de Staat c.s. de in dit verband op haar rustende zorgplicht schendt. Aan dit dierenleed kan volgens de Stichting en [eiser sub 2] alleen een einde komen als alle heckrunderen en alle konikpaarden uit het gebied worden verwijderd en de edelhertenpopulatie wordt teruggebracht tot 500. Dit wordt ook door de Stichting en [eiser sub 2] (in het incident en de hoofdzaak) gevorderd.
De NVWA is op grond van het Besluit tot aanwijzing toezichthouders voor de Wet dieren met toezicht op de naleving van artikel 2.1 Wet dieren belast. De Stichting en [eiser sub 2] kunnen, zoals de Staat c.s. onweersproken heeft aangevoerd, de NVWA verzoeken om handhavend op te treden tegen het leed van de grote grazers in de Oostvaardersplassen.
De NVWA zal dan moeten beoordelen of sprake is van een overtreding van artikel 2.1 Wet dieren en zal, wanneer zij dit vindt, daartegen in beginsel handhavend moeten optreden. Deze handhaving kan daarin bestaan dat zij bepaalt dat er grote grazers uit de Oostvaardersplassen moeten worden verwijderd/verplaatst. Dat is precies wat de Stichting en [eiser sub 2] willen. Wanneer de NVWA afwijzend op het handhavingsverzoek van de Stichting en [eiser sub 2] beslist kunnen de Stichting en [eiser sub 2] door het instellen van bezwaar en aansluitend beroep de door hen gewenste handhaving mogelijk alsnog via de bestuursrechter afdwingen.
Dat een handhavingsverzoek kan worden ingediend, blijkt ook uit het besluit van de NVWA van 22 augustus 2018 (productie van 9 van de de Staat c.s.). Uit dit besluit volgt dat de Stichting Welzijn Grote Grazers een handhavingsverzoek bij de NVWA heeft ingediend en daarin heeft verzocht om handhavend op te treden tegen het weiden van heckrunderen, konikpaarden en edelherten in de Oostvaardersplassen en daarbij te bepalen dat de dieren worden overgeplaatst. De NVWA heeft dit verzoek inhoudelijk beoordeeld en geoordeeld dat geen sprake is van overtreding van artikel 2.1 Wet dieren.
3.6.
Niet gesteld of gebleken is van omstandigheden die maken dat een uitzondering moet worden gemaakt op de hoofdregel zoals genoemd in 3.3.
3.7.
De conclusie is dat de Stichting en [eiser sub 2] niet ontvankelijk zijn in hun vorderingen om voor de winter alle konikpaarden en alle heckrunderen te verwijderen en de edelhertenpopulatie terug te brengen tot 500.
Er zijn, zoals de Stichting en [eiser sub 2] aanvoeren, civiele rechters geweest die wel inhoudelijk hebben geoordeeld over een vergelijkbare zaak. Dat komt waarschijnlijk omdat in de genoemde zaken hierover geen verweer is gevoerd. In deze zaak heeft de Staat c.s. hierover wel verweer gevoerd en moet de rechtbank daarover oordelen.
Vordering om een onafhankelijke derde ieder kwartaal het aantal in de Oostvaardersplassen aanwezige grote grazers te laten tellen
3.8.
De Stichting en [eiser sub 2] hebben in het incident (en in de hoofdzaak) ook nog gevorderd dat de Staat c.s. wordt bevolen om een onafhankelijke derde ieder kwartaal het aantal in de Oostvaardersplassen aanwezige grote grazers te laten tellen.
De Stichting en [eiser sub 2] zijn niet ontvankelijk in deze vordering, omdat zij daarbij onvoldoende belang hebben (artikel 3:303 Burgerlijk Wetboek). Deze vordering is namelijk gelet op haar inhoud en strekking onlosmakelijk verbonden met de hiervoor besproken (hoofd)vordering tot verwijdering van alle heckrunderen en alle konikpaarden en het terugbrengen van de edelhertenpopulatie tot 500. Deze vordering heeft namelijk een controlefunctie; door middel van tellingen kan in de gaten worden gehouden of de Staat c.s. zich houdt aan de veroordeling. Nu de Stichting en [eiser sub 2] echter niet ontvankelijk in die (hoofd)vordering zullen worden verklaard, hebben zij onvoldoende belang bij een inhoudelijke beoordeling van haar vordering strekkende tot telling van het aantal grote grazers door een onafhankelijke derde.
Proceskosten
3.9.
De Stichting en [eiser sub 2] zullen hoofdelijk worden veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de Staat c.s. in het incident. Deze kosten worden begroot op € 1.086,-
(2 punten x het tarief van € 543) aan salaris advocaat. Ook de over deze proceskosten gevorderde wettelijke rente zal op de in de beslissing te noemen manier worden toegewezen. Verder zal de proceskostenveroordeling, zoals door de Staat c.s. gevorderd uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.

4.De beoordeling in de hoofdzaak

4.1.
Aan het einde van de mondelinge behandeling van het incident, toen het hele debat daarover was gevoerd, is aan de Staat c.s. gevraagd of zij de formele verweren zoals die door haar in het incident zijn opgeworpen ook in de hoofdzaak zal voeren.
De Staat c.s. heeft daarop geantwoord dat zij dat zal doen. Partijen hebben daarna allebei te kennen gegeven dat het debat over deze formele verweren volledig is gevoerd. Dit betekent dat de rechtbank nu al een beslissing kan nemen over de in de hoofdzaak gevoerde formele verweren. De conclusie is dat de Stichting en [eiser sub 2] ook niet ontvankelijk zijn in hun vorderingen in de hoofdzaak. Dat is om precies dezelfde redenen die hiervoor zijn genoemd bij de vorderingen in het incident.
4.2.
In de hoofdzaak is nog één extra vordering geformuleerd namelijk een verklaring voor recht dat de Staat c.s. de zorgplicht tegenover de grote grazers heeft geschonden. Deze vordering moet dus nog apart worden beoordeeld.
Ook ten aanzien van deze vordering zijn de Stichting en [eiser sub 2] niet ontvankelijk, omdat zij daarbij onvoldoende belang hebben. Deze vordering is onlosmakelijk verbonden met de vordering waar het in feite om draait, namelijk het verwijderen en verwijderd houden van alle konikpaarden, alle heckrunderen en het terugbrengen van de edelhertenpopulatie tot 500. Omdat de Stichting en [eiser sub 2] niet ontvankelijk in die vordering worden verklaard, hebben zij onvoldoende belang bij een inhoudelijke beoordeling van de door hen gevorderde verklaring voor recht. Een andere formulering van de vordering maakt niet dat de burgerlijke rechter ineens wel ontvankelijk is.
Proceskosten
4.3.
De Stichting en [eiser sub 2] zullen in de proceskosten van de Staat c.s. worden veroordeeld. De Staat c.s. heeft geen verweerschrift in de hoofdzaak ingediend. Dat zou zij doen na het vonnis in het incident. De Staat c.s. heeft tijdens de mondelinge behandeling die voor het incident was bepaald, verklaard dat zij de in het incident gevoerde formele verweren ook in de hoofdzaak wil voeren. Het debat daarover is volledig in het incident gevoerd. In het kader van de proceskostenveroordeling in het incident is daarvoor ook al een vergoeding toegekend. De kosten die de Staat c.s. in de hoofdzaak heeft gemaakt worden daarom begroot op € 0.

5.De beslissing

De rechtbank
in het incident
5.1.
verklaart de Stichting en [eiser sub 2] niet ontvankelijk in hun vorderingen
5.2.
veroordeelt de Stichting en [eiser sub 2] hoofdelijk in de kosten van het incident, aan de zijde van de Staat c.s. tot op heden begroot op € 1.086,- te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis
5.3.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad
in de hoofdzaak
5.4.
verklaart de Stichting en [eiser sub 2] niet ontvankelijk in hun vorderingen
5.5.
veroordeelt de Stichting en [eiser sub 2] in de kosten van de hoofdzaak, aan de zijde van de Staat c.s. tot op heden begroot op € 0.
Dit vonnis is gewezen door mrs. J.O. Zuurmond, J.M. van Jaarsveld en R.J. Verschoof en in het openbaar uitgesproken op 19 december 2018.