Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 mei 2024 in de zaak tussen
[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het zou, naar de mening van eiseres, onevenredig zijn om verplaatsing van de schutting te eisen omdat de meterkast dan eveneens verplaatst zou moeten worden. De door eiseres gekozen oplossing, waarbij de schutting op 37,5 cm achter de voorgevel geplaatst is, is zeer passend voor het straatbeeld en er is geen sprake van verstoring van de karakteristieke bebouwing of een onevenredige inbreuk op de oorspronkelijk lintbebouwing. Bovendien wordt de stroomkast op deze wijze aan het zicht onttrokken. Op grond hiervan had het college af moeten zien van handhaving.
Het bouwwerk is op 37,5 cm achter de voorgevel geplaatst. Dit betekent dat het bouwwerk 62,5 cm verder naar achter geplaatst had moeten worden om vergunningvrij geplaatst te kunnen worden. Zowel in absolute als in relatieve zin – afgezet tegen de benodigde 100 cm – is 62,5 cm naar het oordeel van de rechtbank geen zodanig geringe overschrijding dat om die reden handhaving onevenredig is.
Eiseres’ stelling dat het bouwwerk passend is voor het straatbeeld is voorts geen reden om af te zien van handhaving. Het college heeft onderzocht of het bouwwerk gelegaliseerd kon worden. Onder andere op basis van het negatieve ruimtelijk advies van 23 november 2022 en het welstandsadvies van dezelfde datum, heeft het college het standpunt mogen innemen dat het bouwwerk ruimtelijk en cultuurhistorisch niet aanvaardbaar is. Dat eiseres het zelf wel passend vindt in het straatbeeld is onvoldoende om tot een andere conclusie te komen. Hieruit volgt dat het college ook hierin geen bijzondere omstandigheid heeft hoeven zien op grond waarvan het college af had moeten zien van handhaving.
Hoewel de rechtbank begrip heeft voor de angst van eiseres voor overlast en vernieling, zijn ook daarin geen zodanige bijzondere omstandigheden gelegen dat van het college gevraagd kan worden niet te handhaven. Daarbij overweegt de rechtbank dat eiseres ook andere maatregelen kan treffen om de meterkast of haar voortuin af te schermen, bijvoorbeeld met een ombouw om de meterkast of het plaatsen van een (lage) erfafscheiding aan de voorkant van het perceel. De rechtbank is daarom van oordeel dat er geen sprake is van bijzondere omstandigheden die maken dat het college af had moeten zien van handhaving. Het college is dan ook terecht tot handhaving overgegaan.
Conclusie en gevolgen
Beslissing
mr.M. Dijk, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 8 mei 2024.