In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, gedateerd 17 april 2024, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westerkwartier beoordeeld. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen de verleende omgevingsvergunning voor de plaatsing van een windturbine met een ashoogte van 15 meter en zonnepanelen op zijn perceel. De rechtbank concludeert dat het college in redelijkheid de vergunning heeft kunnen verlenen, omdat het uitzicht van eiser niet onevenredig wordt aangetast. Eiser heeft niet kunnen aantonen dat er een gelijkwaardig alternatief bestaat voor de plaatsing van de windturbine verder naar achteren op het perceel.
De rechtbank behandelt ook de gronden van eiser met betrekking tot geluidsoverlast, waardevermindering van zijn woning en de aanwezigheid van beschermde diersoorten. Eiser stelt dat de windturbine geluidsoverlast zal veroorzaken, maar de rechtbank oordeelt dat het akoestisch onderzoek aantoont dat het geluid onder de wettelijke normen blijft. Wat betreft de waardevermindering van de woning, concludeert de rechtbank dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij onevenredige schade zal lijden. De rechtbank wijst ook de bezwaren van eiser over de aanwezigheid van zwaluwen en vleermuizen af, omdat hij onvoldoende bewijs heeft geleverd om de resultaten van het natuurwaardenonderzoek te betwisten.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, waardoor het besluit van het college in stand blijft. Eiser krijgt geen griffierecht terug. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.