Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige belastingkamer van 16 juli 2024 in de zaak tussen
[eiser] , uit [woonplaats] , eiser
de Minister van Justitie en Veiligheid, de Minister.
Inleiding
Feiten
“Samenvatting van uw verzoek
Beoordeling van uw verzoek
Dit plan is in het verleden niet inhoudelijk beoordeeld door kantoor Buitenland/Kennis- en Expertisecentrum Buitenland van de Belastingdienst.
Antwoord op uw verzoek
The company’s pension contribution in the International Ship’s Officers Pension Plan do not represent neither salary, bonus, severance of any other type of work-related financial compensation. Members are eligible to get funds from the trust as soon as they reach the agreed age of 60 years. From the age of 60, the seafarer owns the benefits of the funds. However, if the Company goes bankrupt or becomes insolvent before reaching the age of 60, the assets of the trust are subject to the claims of the Company’s general creditors.”
Op 28 januari 2020 had ik een brief gestuurd met betrekking tot het “ [SN] International Ship Officers Retirement Plan” van mijn cliënt de heer [eiser] voor de verwerking in zijn aangifte Inkomstenbelasting/Premie volksverzekeringen 2018. Op 27 mei 2020 heb ik uw antwoord ontvangen. Beide brieven zijn opgenomen als bijlage bij deze brief.
“Naming a Beneficiary
Vesting
The Trust
Account Balance Earnings
Distributions Upon Retirement or Disability
Distributions Upon Death
Transfers During Employment
Distributions Upon Leaving Employment Prior to Retirement
6.1.Taxes. Unless otherwise set forth in a written appendix attached
11.3.No Rights to Particular Assets. No Participant or Beneficiary shall
Beoordeling door de rechtbank
- de door de werkgever ingelegde storting van € 7.612 in het IRT (de werkgeversbijdrage) tot het fiscale loon van eiser behoort in 2018;
- de waarde van het IRT tot de grondslag van het inkomen uit sparen en beleggen van eiser behoort op 1 januari 2018 en zo ja, tot welk bedrag;
- het inkomen uit sparen en beleggen in 2018 op het juiste bedrag is vastgesteld, mede gelet op het arrest van de Hoge Raad van 24 december 2021
pensioenregelingals bedoeld in hoofdstuk IIB van de Wet op de loonbelasting 1964 (Wet LB) of buitenlandse kwalificerende pensioenregeling als bedoeld in artikel 1.7, tweede lid, onderdeel c (en artikel 3.82, aanhef en onderdeel b) van de Wet op de inkomstenbelasting 2001 (Wet IB).is. Met betrekking tot de vraag of de werkgeversbijdrage van € 7.612 al dan niet tot het belastbare loon behoort, is tussen partijen (daarom) alleen in geschil of die bijdrage kwalificeert als een
aanspraakin de zin van de loonbelasting en de inkomstenbelasting. Tussen partijen is niet in geschil dat áls er in fiscale zin sprake is van een aanspraak, die aanspraak dan in 2018 in aanmerking dient te worden genomen.
aanspraakin de zin van artikel 10, tweede lid, van de Wet LB.
aanspraakziet volgens de jurisprudentie van de Hoge Raad op gevallen, waarin ten behoeve van de werknemer naast de contante beloning een voorziening wordt getroffen krachtens welke hij of zijn nabestaanden aanspraken verwerven om op een toekomstig tijdstip al dan niet onder bepaalde voorwaarden in het genot te worden gesteld van een of meer uitkeringen. Kenmerkend is in het algemeen dat de getroffen voorziening zich ertoe leent dat de werkgever de daaruit voortvloeiende aanspraken dekt door daarvoor in eigen beheer een fonds op te bouwen of daarvoor stortingen te doen bij derden. [2] Het moet daarnaast gaan om een juridisch afdwingbaar recht (hoezeer ook voorwaardelijk van aard); een enkele verwachting, hoe stellig en gegrond ook, is onvoldoende voor de conclusie dat er een fiscale aanspraak is. [3]
rechtwordt toegekend. Van belang hierbij is dat het voor het bestaan van een aanspraak niet uitmaakt dat de uitoefening of verwezenlijking van dat recht afhangt van de vervulling van bepaalde voorwaarden of een tijdsverloop. Precies dát is hier volgens de rechtbank aan de hand: de hoofdregel van het IRT is dat uiteindelijk de tegenwaarde van wat is opgebouwd (pas) vrijkomt op het moment dat de deelnemer 60 jaar is, terwijl de opbouw plaatsvindt zolang iemand in dienst is. Dat daaraan allerlei voorwaarden zijn verbonden (en dat daarop onder omstandigheden uitzonderingen voor gelden), doet aan het rechtskarakter van het IRT niet af. In de ogen van de rechtbank is het zo dat eiser, naast zijn reguliere loon in geld, elke maand ook
loon in de vorm van een rechtkrijgt: namelijk een recht om, als hij 60 jaar is, de tegenwaarde van de stortingen plus de beleggingsrendementen uitgekeerd te krijgen.
werkelijke rendementdat eiser heeft behaald (in plaats van het
forfaitaire).