ECLI:NL:RBNNE:2024:2637

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
9 juli 2024
Publicatiedatum
16 juli 2024
Zaaknummer
10665980 CV EXPL 23-5464
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kwalificatie van overeenkomst op afstand en herroepingsrecht in consumentenkoop

In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 9 juli 2024, staat de kwalificatie van een overeenkomst tussen Energiewacht B.V. en een consument centraal. De kantonrechter had eerder geoordeeld dat de overeenkomst als een overeenkomst op afstand moet worden gekwalificeerd, wat betekent dat de consument recht heeft op herroeping. Energiewacht had een verzoek ingediend om terug te komen op dit oordeel, maar de kantonrechter bevestigde dat de overeenkomst inderdaad als een overeenkomst op afstand moet worden beschouwd. Dit oordeel was gebaseerd op de wijze waarop de overeenkomst tot stand was gekomen, waarbij gebruik was gemaakt van communicatie op afstand, en de kantonrechter oordeelde dat Energiewacht niet voldoende had aangetoond dat er geen sprake was van een georganiseerd systeem voor verkoop op afstand.

De kantonrechter behandelde ook het verzoek van Energiewacht om tussentijds hoger beroep in te stellen, maar dit verzoek werd afgewezen. De kantonrechter oordeelde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een uitzondering op de hoofdregel van artikel 337 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering rechtvaardigden. De gevolgen van de kwalificatie van de overeenkomst waren dat de consument, [Gedaagde], niet aansprakelijk was voor de waardevermindering van de cv-ketel en dat de installatiekosten niet vergoed hoefden te worden. De kantonrechter wees de vordering van Energiewacht tot betaling van een openstaande factuur af en oordeelde dat [Gedaagde] de cv-ketel moest terugleveren. De kantonrechter verleende Energiewacht de machtiging om de cv-ketel te demonteren, maar wees de vordering tot gedeeltelijke ontruiming van de woning af. De proceskosten werden toegewezen aan de in het ongelijk gestelde partij.

Uitspraak

RECHTBANKNOORD-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Groningen
Zaaknummer: 10665980 \ CV EXPL 23-5464
Vonnis van 9 juli 2024
in de zaak van
ENERGIEWACHT B.V.,
te Zwolle,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: Energiewacht,
gemachtigde: LAVG,
tegen
[Gedaagde],
te [woonplaats] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [Gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 19 maart 2024;
- de akte van Energiewacht, tevens het verzoek tot het instellen van tussentijds hoger beroep, tevens akte houdende voorwaardelijke wijziging van eis van 16 april 2024;
- de akte van [Gedaagde] van 14 mei 2024.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

in conventie
2.1.
In het tussenvonnis van 19 maart 2024 heeft de kantonrechter geoordeeld dat de tussen partijen gesloten overeenkomst kwalificeert als een overeenkomst op afstand en dat naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter Energiewacht [Gedaagde] niet op de juiste wijze heeft geïnformeerd over het herroepingsrecht. Als gevolg van deze schending van de herroepingsvoorlichting is de herroepingstermijn op grond van artikel 6:230o lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) met twaalf maanden verlengd. De kantonrechter heeft in het tussenvonnis eveneens voorshands geoordeeld dat [Gedaagde] binnen de verlengde herroepingstermijn een beroep op het herroepingsrecht heeft gedaan. Het gevolg daarvan is dat de overeenkomst is ontbonden en dat de cv-ketel teruggeleverd moet worden aan Energiewacht. De kantonrechter heeft verder voorshands geoordeeld dat [Gedaagde] op grond van artikel 6:230s lid 3 BW niet aansprakelijk is voor eventuele waardevermindering van de cv-ketel en dat [Gedaagde] op grond van artikel 6:230s lid 4 jo. lid 5 BW evenmin gehouden is tot vergoeding van de installatiekosten. Omdat op dit punt nog geen debat tussen partijen heeft plaatsgevonden, heeft de kantonrechter partijen in het tussenvonnis in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de wijze waarop Energiewacht al dan niet aan haar herroepingsvoorlichting jegens [Gedaagde] heeft voldaan en de gevolgen daarvan.
2.2.
Energiewacht heeft de kantonrechter bij akte – samengevat – verzocht terug te komen op het oordeel dat sprake is van een overeenkomst op afstand. Voor het geval de kantonrechter bij haar oordeel omtrent de kwalificatie van de overeenkomst blijft, heeft Energiewacht de kantonrechter verzocht om toestemming voor het instellen van tussentijds hoger beroep tegen het tussenvonnis van 19 maart 2024. Mocht de kantonrechter ook dit verzoek afwijzen, dan wenst Energiewacht haar eis (voorwaardelijk) te wijzigen. Tot slot heeft Energiewacht de kantonrechter verzocht het eindvonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. [Gedaagde] heeft verweer gevoerd.
2.3.
De kantonrechter zal de stellingen en verweren van partijen in het hiernavolgende puntsgewijs bespreken.
Kwalificatie van de overeenkomst
2.4.
Energiewacht heeft de kantonrechter in de eerste plaats verzocht om terug te komen op het oordeel dat de overeenkomst tussen partijen kwalificeert als een overeenkomst op afstand. Energiewacht heeft in dit kader gesteld dat partijen weliswaar gebruik hebben gemaakt van middelen voor communicatie op afstand, maar dat zij dit niet hebben gedaan in het kader van een ‘georganiseerd systeem voor verkoop’ als bedoeld in artikel 6:230g lid 1 onder e BW. Energiewacht heeft toegelicht dat er een monteur van Energiewacht bij [Gedaagde] thuis is geweest, waarna partijen telefonisch contact hebben gehad en vervolgens per e-mail hebben gecorrespondeerd en gecontracteerd. Energiewacht stelt dat dit geen georganiseerd systeem voor verkoop betreft, maar dat sprake is van min of meer toevallige gebruikmaking van middelen voor communicatie op afstand. Volgens Energiewacht valt de overeenkomst dan ook niet onder de reikwijdte van artikel 6:230m BW e.v. (overeenkomst op afstand), maar onder de reikwijdte van artikel 6:230l BW (overeenkomst anders dan op afstand of buiten de verkoopruimte). Van schending van de herroepingsvoorlichting is geen sprake en aanleiding om de overeenkomst ongedaan te maken ontbreekt, aldus Energiewacht.
2.5.
[Gedaagde] heeft de stellingen van Energiewacht bestreden. Onder verwijzing naar de website van Energiewacht heeft [Gedaagde] aangevoerd dat Energiewacht een georganiseerd systeem voor verkoop op afstand heeft, waarbij Energiewacht aan de hand van toegezonden gegevens en foto’s offertes voor de levering en plaatsing van cv-ketels opstelt. Volgens [Gedaagde] is de onderhavige overeenkomst ook op voornoemde wijze tot stand gekomen en is van toevallige gebruikmaking van middelen voor communicatie op afstand geen sprake.
2.6.
Het oordeel van de kantonrechter in het tussenvonnis van 19 maart 2024, dat sprake is van een overeenkomst op afstand, is een eindbeslissing. De rechter aan wie is gebleken dat de eerder gegeven eindbeslissing berust op een onjuiste juridische of feitelijke grondslag, is bevoegd om, nadat partijen de gelegenheid hebben gekregen zich dienaangaande uit te laten, over te gaan tot heroverweging van die eindbeslissing, teneinde te voorkomen dat hij op een ondeugdelijke grondslag een einduitspraak zou doen. [1] De kantonrechter overweegt naar aanleiding van hetgeen door Energiewacht is aangevoerd als volgt.
2.7.
Uit de Memorie van Toelichting blijkt dat de woorden ‘georganiseerd’ en ‘systeem’ uit artikel 6:230g lid 1 sub e BW erop duiden dat bij een overeenkomst op afstand sprake moet zijn van stelselmatige en niet van een min of meer toevallige gebruikmaking van één of meer middelen voor communicatie op afstand met het oog op het tot stand brengen van overeenkomsten op afstand. [2] De term ‘georganiseerd systeem voor verkoop’ is afkomstig uit Richtlijn 2011/83/EU. De Europese Commissie heeft in haar richtsnoeren met betrekking tot de uitlegging en toepassing van Richtlijn 2011/83/EG overwogen dat indien een handelaar slechts bij uitzondering per e-mail of telefoon een overeenkomst met een consument sluit, nadat hij door de consument werd gecontacteerd, een dergelijke overeenkomst niet mag worden aangemerkt als een overeenkomst op afstand. [3] Het is volgens de Europese Commissie niet nodig dat de handelaar een complexe organisatie, zoals een online-interface, opzet voor verkoop op afstand. Ook eenvoudiger regelingen, zoals het bevorderen van het gebruik van e-mail of telefoon voor het sluiten van overeenkomsten met consumenten, geven aanleiding tot de toepassing van de regels voor overeenkomsten op afstand. De term ‘georganiseerd systeem voor verkoop’ moet niet te restrictief worden uitgelegd. Bepalend is of de betreffende manier van contracteren de gebruikelijke handelswijze is van de handelaar, althans dat niet slechts bij uitzondering overeenkomsten op dergelijke wijze worden gesloten.
2.8.
Energiewacht heeft weliswaar gesteld dat de onderhavige overeenkomst niet tot stand is gekomen in het kader van een georganiseerd systeem voor verkoop, maar zij heeft deze stelling naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende onderbouwd. Energiewacht heeft namelijk niet toegelicht op welke wijze zij gebruikelijk contracteert, wat haar georganiseerd systeem voor verkoop inhoudt en in hoeverre de onderhavige wijze van contracteren daarvan afwijkt. De kantonrechter kan dan ook niet vaststellen dat bij de totstandkoming van de onderhavige overeenkomst, waarbij partijen eerst telefonisch contact hebben gehad en vervolgens per e-mail hebben gecorrespondeerd en gecontracteerd, sprake was van een min toevallige gebruikmaking van middelen voor communicatie op afstand, zodat de regels voor overeenkomsten op afstand toepassing missen. Voorts overweegt de kantonrechter dat Energiewacht deze wijze van contracteren in de hand heeft gewerkt, doordat Energiewacht het initiatief heeft genomen om op deze wijze met [Gedaagde] te contracteren. Energiewacht heeft immers telefonisch contact met [Gedaagde] opgenomen en gevraagd of [Gedaagde] een offerte voor een nieuwe cv-ketel wenste te ontvangen. Dit duidt naar het oordeel van de kantonrechter wel degelijk op gebruikmaking van een georganiseerd systeem voor verkoop. Daarmee is naar het oordeel van de kantonrechter sprake van een overeenkomst van afstand in de zin van artikel 6:230g lid 1 sub e BW .
2.9.
Dat sprake is vaan beslissing die berust op een onjuiste feitelijke grondslag is dan ook niet gebleken. Dat een monteur van Energiewacht op 26 april 2022 bij [Gedaagde] thuis is geweest, doet aan het voorgaande niets af. De afspraak op 26 april 2022 zag namelijk enkel op het periodiek onderhoud van de oude cv-ketel van [Gedaagde] en niet gesteld of gebleken is dat toen is onderhandeld over de onderhavige overeenkomst. De onderhandelingen over de onderhavige overeenkomst hebben uitsluitend op afstand (telefonisch en per e-mail) plaatsgevonden.
2.10.
De conclusie van het voorgaande is dan ook dat de kantonrechter geen aanleiding ziet om terug te komen op haar oordeel uit rechtsoverweging 4.4 van het tussenvonnis dat de overeenkomst tussen partijen is aan te merken als een overeenkomst op afstand.
Tussentijds hoger beroep
2.11.
Nu de kantonrechter niet terugkomt op haar oordeel ten aanzien van de kwalificatie van de overeenkomst, dient de kantonrechter te beslissen op het verzoek van Energiewacht om tussentijds hoger beroep tegen het tussenvonnis van 19 maart 2024 te mogen instellen. Energiewacht stelt dat er een onomkeerbare situatie dreigt te ontstaan wanneer de kantonrechter in een uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis tot het oordeel komt dat de overeenkomst tussen partijen ongedaan moet worden gemaakt, aangezien Energiewacht in dat geval lopende een procedure in hoger beroep gehoor moet geven aan een dergelijke beslissing. [Gedaagde] heeft zijnerzijds geen verweer gevoerd tegen het verzoek tot tussentijds hoger beroep.
2.12.
Het verzoek tot tussentijds hoger beroep strekt ertoe om een uitzondering te maken op de in artikel 337 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) neergelegde hoofdregel dat hoger beroep van een tussenvonnis slechts tegelijk met dat van het eindvonnis kan worden ingesteld. De ratio van de wetgever om tussentijds hoger beroep in beginsel uit te sluiten is gelegen in het bevorderen van de snelheid en doelmatigheid van de procedure. [4] Op grond van artikel 337 lid 2 Rv kan de kantonrechter de in het ongelijk gestelde partij de mogelijkheid bieden tussentijds beroep in te stellen tegen zijn beslissing. Uit de wetsgeschiedenis van deze bepaling volgt dat het de bedoeling is geweest om bij het toestaan van tussentijds hoger beroep een grote mate van terughoudendheid te betrachten en dat de beslissing daartoe afhankelijk is van het antwoord op de vraag of in het voorliggende geval sprake is van bijzondere omstandigheden, die afwijking van de hoofdregel van artikel 337 lid 2 Rv rechtvaardigen. [5]
2.13.
De kantonrechter is van oordeel dat van bijzondere omstandigheden als hiervoor bedoeld niet is gebleken. Het enkele feit dat een beslissing onomkeerbare gevolgen kan hebben, is onvoldoende voor een uitzondering op het in artikel 337 Rv neergelegde verbod op tussentijds hoger beroep. Een onomkeerbare situatie doet zich naar het oordeel van de kantonrechter overigens ook niet voor wanneer in een uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis wordt geoordeeld dat de overeenkomst ongedaan moet worden gemaakt. Ook wanneer het hof in hoger beroep tot een ander oordeel zou komen, is herstel van de overeenkomst en teruglevering van de cv-ketel immers niet onmogelijk. Naar de kantonrechter begrijpt brengt dit voor Energiewacht wellicht praktische en financiële bezwaren met zich, maar dit is onvoldoende om het verzoek tot tussentijds hoger beroep te honoreren. Dit verzoek van Energiewacht zal derhalve worden afgewezen.
De gevolgen van de kwalificatie van de overeenkomst
2.14.
In het tussenvonnis van 19 maart 2024 is overwogen dat Energiewacht, omdat sprake is van een overeenkomst op afstand, [Gedaagde] niet juist heeft geïnformeerd over het herroepingsrecht en dat [Gedaagde] binnen de (als gevolg daarvan) verlengde herroepingstermijn zijn herroepingsrecht heeft uitgeoefend. Energiewacht is in haar akte niet nader ingegaan op dit punt. Evenmin is Energiewacht in haar akte ingegaan op de rechtsgevolgen van het herroepingsrecht. De kantonrechter blijft, gelet hierop, bij haar voorlopig oordeel zoals gegeven in rechtsoverweging 4.7 van het tussenvonnis van 19 maart 2024 en overweegt over de herroeping en de rechtsgevolgen daarvan als volgt.
2.15.
De onderhavige overeenkomst bevat elementen van zowel de levering van een dienst als van een zaak. Er is sprake van een gemengde overeenkomst. Dit betekent dat de overeenkomst voor de toepassing van afdeling 6.5.2B BW wordt gezien als een consumentenkoop. Het gevolg hiervan is dat de bedenktijd pas aanvangt op de dag waarop de consument de zaak, in dit geval de cv-ketel, heeft ontvangen (artikel 6:230o lid 1 sub b onder 1 BW). Energiewacht heeft [Gedaagde] niet juist over het herroepingsrecht geïnformeerd zodat de herroepingstermijn met ten hoogste 12 maanden is verlengd (artikel 6:230o lid 2 BW). Zoals reeds geoordeeld in het tussenvonnis van 19 maart 2024 heeft [Gedaagde] binnen deze verlengde termijn gebruik gemaakt van zijn herroepingsrecht. Van maatwerk is in het geval van het leveren en plaatsen van een cv ketel geen sprake. De geleverde ketel is geprefabriceerd en niet vervaardigd op basis van een individuele keuze of beslissing van de consument, of duidelijk voor een specifieke persoon bestemd. De uitzondering van artikel 6:230p sub f onder 1 BW is dan ook niet van toepassing is.
2.16.
Het inroepen van het herroepingsrecht heeft tot gevolg dat de handelaar de reeds door de consument betaalde bedragen moet terugbetalen en dat de consument de geleverde zaken moet terugsturen. Dit betekent dat [Gedaagde] als gevolg van de ontbinding niet langer gehouden is de koopprijs van de cv-ketel aan Energiewacht te betalen.
2.17.
[Gedaagde] is ook niet gehouden de installatiekosten te vergoeden. De kantonrechter overweegt daartoe als volgt. Hoewel de onderhavige overeenkomst wordt gezien als een consumentenkoop, is artikel 6:230s lid 4 BW wel van toepassing waar het gaat om de geleverde diensten. In dit geval de installatiewerkzaamheden. Dit volgt uit artikel 6:230g lid 2 BW. Artikel 6:230s lid 4 BW bepaalt kort gezegd dat als de consument de overeenkomst herroept tijdens de herroepingstermijn en nadat hij om de onmiddellijke uitvoering van de overeenkomst heeft verzocht, hij aan de handelaar een bedrag moet betalen dat evenredig is aan hetgeen reeds is geleverd op basis van de totale afgesproken prijs. In de richtsnoeren met betrekking tot de uitlegging en toepassing van Richtlijn 2011/83/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende consumentenrechten [6] staat hierover:
“Indien dus de dienst wordt verleend tijdens de herroepingstermijn van de verkoopovereenkomst (bv. onmiddellijk bij levering van de goederen is de installatiedienst verricht), moet de handelaar ook het uitdrukkelijke verzoek van de consument krijgen om de dienst te verrichten tijdens de herroepingstermijn, indien de handelaar een vergoeding wenst voor die dienst als de consument de verkoopovereenkomst herroept:
Een op afstand of buiten verkoopruimten gesloten overeenkomst kan bijvoorbeeld voorzien in de levering en installatie van een huishoudelijk apparaat. Indien de consument de handelaar uitdrukkelijk verzoekt het apparaat onmiddellijk bij de levering te installeren, maar vervolgens besluit de overeenkomst binnen de herroepingstermijn (14 dagen vanaf de levering) te herroepen, heeft de handelaar recht op vergoeding van de installatiekosten (naast een eventuele vergoeding voor de waardevermindering van het apparaat).”
Energiewacht heeft niet op juiste wijze aan haar herroepingsvoorlichting voldaan en bovendien is niet gebleken dat de installatie van de cv-ketel op uitdrukkelijk verzoek van [Gedaagde] (binnen de herroepingstermijn) heeft plaatsgevonden. Dit betekent dat, gelet op het vorenstaande, [Gedaagde] ook niet gehouden is de installatiekosten te voldoen. Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat de vordering van Energiewacht tot betaling van de factuur van € 2.235,70 zal worden afgewezen.
2.18.
[Gedaagde] dient op zijn beurt de cv-ketel terug te leveren aan Energiewacht. De rechtsgevolgen van het inroepen van het herroepingsrecht zijn voor de consument geregeld in artikel 6:230s BW. Daaruit volgt dat de consument niet aansprakelijk is voor de waardevermindering van de zaak als de consument niet op juiste wijze is geïnformeerd over het herroepingsrecht (artikel 6:230s lid 3 BW). Dat is hier het geval. Daarbij wordt overwogen dat niet is gesteld of gebleken dat Energiewacht [Gedaagde] heeft geïnformeerd over de kosten van het terugleveren van de cv-ketel en dat [Gedaagde] deze kosten zou moeten dragen. Daaronder vallen naar het oordeel van de kantonrechter in een geval als dit ook de demontagekosten van de cv-ketel. De kosten voor teruglevering (waaronder de demontagekosten) komen daarom voor rekening van Energiewacht (artikel 6:230s lid 2 BW).
Voorwaardelijke wijziging van eis
2.19.
Daarmee komt de kantonrechter toe aan de voorwaardelijke wijziging van eis van Energiewacht. Energiewacht vordert bij akte, samengevat, na wijziging van eis, om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [Gedaagde] te veroordelen:
I. Energiewacht te machtigen om de door haar in de woning van [Gedaagde] geïnstalleerde cv-ketel, type Atag p35EC CW5 te demonteren;
II. [Gedaagde] te veroordelen om de uitvoering van de onder I bedoelde werkzaamheden in het gehuurde te gedogen door daaraan zijn onvoorwaardelijke en volledige medewerking te verlenen, waaronder het verschaffen van toegang tot het gehuurde aan medewerkers van Energiewacht en/of derden die van Energiewacht opdracht hebben gekregen om de werkzaamheden uit te voeren, alsmede het gehuurde op een zodanige wijze ter beschikking te stellen dat de werkzaamheden ongehinderd kunnen worden uitgevoerd;
III. [Gedaagde] te veroordelen om na betekening van dit vonnis op de door Energiewacht schriftelijk aan [Gedaagde] meegedeelde datum, althans op de door de kantonrechter in goede justitie te bepalen data, althans te bepalen datum, de woning gedeeltelijk en tijdelijk te ontruimen, te weten voor de duur en in de mate dat dit nodig is om de onder I benoemde werkzaamheden te kunnen verrichten, onder afgifte van de sleutels ter algehele en vrije beschikking van Energiewacht, bij het uitblijven waarvan het Energiewacht zal worden toegestaan om de woning gedeeltelijk en tijdelijk gedwongen te laten ontruimen, te weten voor de duur en in de mate dat dit nodig is om de onder I genoemde werkzaamheden te kunnen verrichten, onder afgifte van de sleutels ter algehele en vrije beschikking aan Energiewacht;
IV. [Gedaagde] te veroordelen in de proceskosten.
2.20.
[Gedaagde] heeft verweer gevoerd en aangevoerd dat Energiewacht geen ongelimiteerde toegang zou moeten krijgen tot een ontruimde woning voor het verwijderen van de cv-ketel. Volgens [Gedaagde] bestaat voor toewijzing van een dergelijke vordering geen aanleiding.
2.21.
De kantonrechter stelt voorop dat Energiewacht, zolang de kantonrechter nog geen eindvonnis heeft gewezen, op grond van artikel 130 Rv bevoegd is haar eis (voorwaardelijk) te wijzigen. Nu [Gedaagde] daartegen geen verweer heeft gevoerd en de (voorwaardelijke) wijziging van eis niet in strijd is met de eisen van goede procesorde, zal de kantonrechter de (voorwaardelijke) wijziging van eis toestaan en hierop beslissen.
2.22.
De kantonrechter begrijpt dat Energiewacht in haar petitum met “het gehuurde” de woning van [Gedaagde] bedoelt en dat dit voor [Gedaagde] ook duidelijk was. Aangezien de cv-ketel, als gevolg van de ontbinding van de overeenkomst, uit de woning van [Gedaagde] verwijderd moet worden liggen de vorderingen onder I en II op de wijze zoals omschreven in het dictum voor toewijzing gereed. Daarbij overweegt de kantonrechter dat de machtiging uitsluitend is gevraagd voor en zich beperkt tot de feitelijke werkzaamheden betreffende de demontage van de cv-ketel en niet ziet op het binnentreden van de woning van [Gedaagde] . De kantonrechter is ook niet bevoegd om een machtiging tot het binnentreden van de woning af te geven. Nu de vordering onder I daarop niet ziet, is deze toewijsbaar. [Gedaagde] heeft in zijn akte nog aangevoerd dat hij een termijn van zes maanden nodig heeft om een nieuwe cv-ketel te regelen. Zonder nadere onderbouwing, die ontbreekt, is het voor de kantonrechter echter onduidelijk welke juridische gevolgen hieraan (moeten) worden verbonden. Dit verweer van [Gedaagde] zal daarom worden gepasseerd. De kantonrechter ziet evenwel aanleiding om een termijn te verbinden aan de vordering als genoemd onder I en II, in die zin dat [Gedaagde] zijn medewerking dient te verlenen vanaf veertien dagen na betekening van dit vonnis.
2.23.
De vordering als genoemd onder III (gedeeltelijke en tijdelijke ontruiming) zal worden afgewezen. Niet gesteld of gebleken is dat [Gedaagde] zal weigeren zijn medewerking te verlenen aan demontage van de cv-ketel, zodat de kantonrechter gedeeltelijke en tijdelijke ontruiming van de woning van [Gedaagde] een te verregaande maatregel acht.
Uitvoerbaar bij voorraad
2.24.
Energiewacht heeft de kantonrechter verzocht om het eindvonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. In haar voorwaardelijke wijziging van eis heeft Energiewacht de kantonrechter echter wél verzocht om het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. De akte van Energiewacht is op dit punt tegenstrijdig. Nu de kantonrechter dient te beslissen op de voorwaardelijke wijziging van eis, zal dit vonnis, zoals door Energiewacht gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.
Proceskosten
2.25.
Energiewacht is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [Gedaagde] worden begroot op:
- verletkosten
50,00
totaal
50,00
2.26.
[Gedaagde] heeft niet met bewijsstukken onderbouwd dat hij meer dan € 50,00 aan kosten heeft gemaakt, zodat geen aanleiding bestaat voor het toekennen van een hogere proceskostenvergoeding.
in reconventie
2.27.
[Gedaagde] vordert, na vermeerdering van eis, veroordeling van Energiewacht tot betaling van € 4.815,14 aan schadevergoeding.
2.28.
De kantonrechter zal de vermeerdering van eis – gelet op het bepaalde in artikel 130 Rv – toestaan en hierop beslissen.
2.29.
Blijkens het door [Gedaagde] als productie 12 bij akte overgelegde overzicht betreft het gevorderde bedrag van € 4.815,14 een vergoeding voor de uren die [Gedaagde] in deze kwestie heeft gestoken, een vergoeding voor onkosten (waaronder betaalde servicekosten) en immateriële schadevergoeding, bestaande uit onder meer verloren tijd, stress en frustratie. Energiewacht heeft verweer gevoerd tegen de reconventionele vordering van [Gedaagde] en aangevoerd dat de vordering van [Gedaagde] onvoldoende is onderbouwd. Energiewacht heeft eveneens betwist dat [Gedaagde] aanspraak kan maken op immateriële schadevergoeding.
2.30.
De gevorderde vergoeding voor de uren die [Gedaagde] in de onderhavige kwestie heeft gestoken zal worden afgewezen. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [Gedaagde] deze kosten onvoldoende onderbouwd, nu [Gedaagde] heeft volstaan met het overleggen van een overzicht van alle vermeende kosten, zonder deze met bewijsstukken te onderbouwen.
2.31.
De gevorderde vergoeding voor ‘onkosten’ zal eveneens worden afgewezen. Ook deze vordering is door [Gedaagde] niet (met bewijsstukken) onderbouwd. [Gedaagde] heeft bijvoorbeeld geen facturen overgelegd waaruit blijkt dat hij deze kosten daadwerkelijk heeft gemaakt. Bovendien heeft [Gedaagde] nagelaten te onderbouwen op welke grond Energiewacht deze kosten aan hem dient te vergoeden.
2.32.
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade overweegt de kantonrechter als volgt. Nog los van het feit dat [Gedaagde] de vermeende immateriële schade niet heeft onderbouwd, volgt uit de wet (artikel 6:106 BW) dat alleen in bepaalde gevallen sprake kan zijn van een verplichting tot vergoeding van immateriële schade. Het gaat dan bijvoorbeeld om de situatie waarin de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn of haar eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn of haar persoon is aangetast. [Gedaagde] heeft niet onderbouwd dat van één van de in de wet genoemde gevallen sprake is, zodat hij alleen al om die reden geen recht heeft op immateriële schadevergoeding.
2.33.
Het voorgaande leidt dan ook tot de slotsom dat de reconventionele vordering van [Gedaagde] zal worden afgewezen.
2.34.
[Gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Energiewacht worden begroot op:
- salaris gemachtigde
271,00
(2 punten × factor 0,5 × € 271,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
totaal
406,00

3.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
3.1.
wijst de (oorspronkelijke) vordering van Energiewacht om [Gedaagde] te veroordelen tot betaling van € 2.235,70, vermeerderd met rente en kosten, af;
3.2.
machtigt Energiewacht om vanaf veertien dagen na betekening van dit vonnis de door haar in de woning van [Gedaagde] geïnstalleerde cv-ketel, type Atag p35EC CW5 te demonteren;
3.3.
veroordeelt [Gedaagde] om vanaf veertien dagen na betekening van dit vonnis de uitvoering van de onder 3.2 bedoelde werkzaamheden te gedogen door daaraan zijn onvoorwaardelijke en volledige medewerking te verlenen, waaronder het verschaffen van toegang tot zijn woning aan medewerkers van Energiewacht en/of derden die van Energiewacht opdracht hebben gekregen om de werkzaamheden uit te voeren, alsmede de woning op een zodanige wijze ter beschikking te stellen dat de werkzaamheden ongehinderd kunnen worden uitgevoerd;
3.4.
veroordeelt Energiewacht in de proceskosten van € 50,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als Energiewacht niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
3.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.6.
wijst het meer of anders gevorderde af;
in reconventie
3.7.
wijst de vorderingen van [Gedaagde] af;
3.8.
veroordeelt [Gedaagde] in de proceskosten van € 406,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [Gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
Dit vonnis is gewezen door mr. I.F. Clement en in het openbaar uitgesproken op 9 juli 2024.
59522

Voetnoten

1.Hoge Raad 25 april 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC2800.
2.MvT,
3.Richtsnoeren met betrekking tot de uitlegging en toepassing van Richtlijn 2011/83/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende consumentenrechten (PbEU 2021, C 525/42).
4.HR 13 juli 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW3264.
5.HR 13 juli 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW3264.
6.Paragraaf 5.6.2. Vergoedingsplicht van de consument, pagina 58 -60.