ECLI:NL:RBNNE:2024:2621

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
3 juli 2024
Publicatiedatum
12 juli 2024
Zaaknummer
C/17/194152 / FA RK 24-556
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vervangende toestemming voor verhuizing met kinderen naar Zweden afgewezen

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 3 juli 2024 uitspraak gedaan in een verzoek van een vrouw om vervangende toestemming te verlenen voor een verhuizing met haar kinderen naar Zweden. De vrouw, die de Roemeense nationaliteit heeft, verzocht de rechtbank om toestemming om met haar kinderen te verhuizen, terwijl de man, de vader van de kinderen, hiertegen verweer voerde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw en de man voormalig geregistreerd partners zijn en samen het gezag uitoefenen over hun twee minderjarige kinderen. De rechtbank heeft de belangen van de man en de kinderen zwaarder laten wegen dan die van de vrouw. De rechtbank oordeelde dat de verhuizing naar Zweden de frequentie van het contact tussen de kinderen en de man aanzienlijk zou verminderen, wat niet in het belang van de kinderen zou zijn. De vrouw had niet voldoende onderbouwd waarom een verhuizing naar Zweden noodzakelijk was en had geen overtuigende argumenten gepresenteerd die haar verzoek konden rechtvaardigen. De rechtbank wees het verzoek van de vrouw af, met de overweging dat de belangen van de kinderen en de man beter gediend zijn met een verblijf in Nederland. De rechtbank sprak de hoop uit dat de vrouw inziet dat de kinderen haar nodig hebben in hun leven en dat zij alles in het werk zal stellen om de belangen van de kinderen voorop te stellen, ook als dat betekent dat zij in Nederland moet blijven wonen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaak-/rekestnummer: C/17/194152 / FA RK 24-556
beschikking van de meervoudige kamer van 3 juli 2024
in de zaak van
[naam],
wonende te [plaats] ,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. S.M. Wolfert, kantoorhoudende te Leek,
tegen
[naam],
wonende te [plaats] ,
hierna te noemen de man,
bijgestaan door mr. A. Szirmai, kantoorhoudende te Heerenveen.

1.Het procesverloop

1.1.
Op 13 maart 2024 heeft de rechtbank een verzoekschrift met bijlagen van de vrouw ontvangen.
1.2.
Op 30 mei 2024 heeft de rechtbank een verweerschrift met bijlagen ontvangen van de man.
1.3.
De zaak is mondeling behandeld tijdens de zitting met gesloten deuren van 5 juni 2024. Daarbij zijn verschenen en gehoord partijen, bijgestaan door hun advocaten, en mevrouw Douma namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad).
1.4.
Voorafgaand aan de zitting heeft de voorzitter in aanwezigheid van een lid van de meervoudige kamer met [minderjarige 1] gesproken over het verzoek.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn voormalig geregistreerd partners. Het geregistreerde partnerschap is bij beschikking van deze rechtbank van 22 september 2022 ontbonden. Deze beschikking is op 7 oktober 2022 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
2.2.
Tijdens het geregistreerde partnerschap zijn partijen de ouders geworden van [minderjarige 1] , geboren op [datum] te [plaats] en
[minderjarige 2], geboren op [datum] te [plaats] .
2.3.
Partijen oefenen samen het gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] uit. In de beschikking van 22 september 2022 is (onder meer) bepaald dat de kinderen hun hoofdverblijf hebben bij de vrouw. Daarnaast is een op 12 juli 2022 door partijen ondertekend ouderschapsplan aan de beschikking van 22 september 2022 gehecht. In dit ouderschapsplan zijn partijen (onder meer) overeengekomen dat:
  • de kinderen in de oneven weken van vrijdagavond tot zondagavond bij de man verblijven en in de even weken van woensdagavond tot vrijdag na school;
  • de reguliere regeling doorloopt in vakanties die korter duren dan twee weken en de vakanties die langer duren dan twee weken en de feestdagen volgens een schema gelijk tussen partijen worden verdeeld;
  • partijen in onderling overleg een keuze maken voor een (type) school;
  • partijen er naar streven om beiden in de omgeving (binnen een straal van 40 km) te blijven wonen, zodat de kinderen naar de huidige school kunnen blijven gaan en om het co-ouderschap te bevorderen. Van deze bepaling kan enkel worden afgeweken als ouders hierover overeenstemming hebben bereikt.
2.4.
In afwijking van het ouderschapsplan verblijven [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in de praktijk om het weekend van vrijdagavond tot zondagavond bij de man.
2.5.
Op dit moment wonen partijen nog ieder in een eigen (huur)woning in [plaats] . De vrouw heeft haar koopwoning in [plaats] inmiddels verkocht en een nieuwe woning gekocht in Zweden, regio [plaats in Zweden] .
2.6.
De vrouw heeft de Roemeense nationaliteit. De man en de kinderen hebben de Nederlandse nationaliteit.

3.De standpunten van partijen en de beoordeling daarvan

3.1.
De vrouw heeft de rechtbank verzocht om aan haar vervangende toestemming te verlenen om met de kinderen te verhuizen naar Zweden, althans de directe omgeving van [plaats in Zweden] .
3.2.
De man heeft verweer gevoerd tegen het verzoek van de vrouw. Hij verzoekt om dit verzoek af te wijzen, kosten rechtens.
Rechtsmacht en toepasselijk recht
3.3.
Aangezien de vrouw de Roemeense nationaliteit heeft, heeft de zaak een internationaal karakter. De rechtbank zal daarom eerst beoordelen of zij rechtsmacht heeft en welk recht van toepassing is.
3.4.
Het verzoek van de vrouw ziet op de ouderlijke verantwoordelijkheid in de zin van artikel 1 van de Verordening (EG) nr. 2019/1111 (Brussel II-ter) en artikel 1 van het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996. Aangezien zowel partijen als de kinderen hun gewone verblijfplaats in Nederland hebben, is de Nederlandse rechter bevoegd (artikel 10:113 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) en artikel 7 Brussel II-ter) en is Nederlands recht op het verzoek van toepassing (artikel 10:113 BW en artikel 15, eerste lid, Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996).
Inhoudelijke beoordeling
3.5.
Partijen oefenen samen het gezag uit over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . De vrouw heeft daarom toestemming nodig van de man om met de kinderen naar Zweden te mogen verhuizen. Aangezien de man het er niet mee eens is dat de kinderen verhuizen naar Zweden, kan de rechter op grond van artikel 1:253a, eerste lid BW beslissen of de vrouw vervangende toestemming krijgt om toch met de kinderen te verhuizen. Volgens vaste rechtspraak (waaronder Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 16 mei 2024, ECLI:NL:GHARL:2024:3374) moet de rechter bij die beslissing niet alleen het belang van de kinderen afwegen, maar alle betrokken belangen en alle omstandigheden van het geval. Tot die belangenafweging behoort onder meer:
  • de noodzaak om te verhuizen;
  • de mate waarin de verhuizing is doordacht en voorbereid;
  • de door de verhuizende ouder geboden alternatieven en maatregelen om de gevolgen van de verhuizing voor de kinderen en de andere ouder te verzachten en/of te compenseren;
  • de mate waarin de ouders in staat zijn tot onderlinge communicatie en overleg;
  • de rechten van de andere ouder en de kinderen op onverminderd contact met elkaar in een vertrouwde omgeving;
  • de verdeling van de zorgtaken en de continuïteit van de zorg;
  • de frequentie van het contact tussen de kinderen en de andere ouder voor en na de verhuizing;
  • de leeftijd van de kinderen, hun mening en de mate waarin zij geworteld zijn in hun omgeving of juist extra gewend zijn aan verhuizingen;
  • de (extra) kosten van de omgang na de verhuizing.
3.6.
Alle belangen afwegende, is de rechtbank van oordeel dat het belang van de vrouw bij de verhuizing naar Zweden met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] minder zwaar weegt dan het belang van de man (en de kinderen) dat de kinderen in Nederland blijven wonen. De rechtbank zal het verzoek van de vrouw om haar vervangende toestemming te verlenen om met de kinderen naar Zweden te verhuizen daarom afwijzen. De rechtbank zal hierna motiveren waarom.
3.7.
De vrouw heeft aangegeven dat zij zowel tijdens haar relatie met de man als tijdens haar relatie met haar nieuwe partner al de wens heeft gehad om uit Nederland te vertrekken. Volgens de vrouw heeft zijzelf - en daardoor ook de kinderen van partijen - in Nederland onvoldoende mogelijkheden om een (financieel) zorgeloos leven te leiden en om de kinderen een veilige omgeving en goede toekomst te bieden. In Zweden is dit wel mogelijk. De man vindt de wens van de vrouw om naar Zweden te verhuizen begrijpelijk, maar hij staat er niet achter dat de kinderen ook in Zweden gaan wonen. Hij vreest dat hij de kinderen steeds minder gaat zien als zij naar Zweden verhuizen, terwijl hij juist een grote rol wil blijven spelen in hun verzorging en opvoeding.
3.8.
De rechtbank is van oordeel dat het belang van de man en de kinderen om elkaar regelmatig te zien onvoldoende wordt gewaarborgd als de kinderen naar Zweden verhuizen. De huidige afstand tussen de woningen van partijen in [plaats] bedraagt ongeveer 4 kilometer, terwijl de afstand tussen de woning van de man en [plaats in Zweden] (de regio waar de vrouw een nieuwe woning heeft gekocht) ongeveer 1.300 kilometer bedraagt. Hoewel de vrouw heeft gesteld dat deze grotere afstand enkel invloed zal hebben op de frequentie van het contact tussen de man en de kinderen, deelt de rechtbank dit standpunt niet. Beide partijen hebben aangegeven dat de kinderen naast de dagen die partijen in het ouderschapsplan zijn overeengekomen ook regelmatig extra dagen bij de man verblijven. Het staat dan ook vast dat de man een grote rol speelt in het leven van de kinderen. Mede door de grote afstand, zal dit bij een verhuizing naar Zweden heel anders worden. De man zal niet alleen minder betrokken zijn bij dagelijkse verzorging van de kinderen, maar ook bij hun ontwikkeling, hun schoolgang en hun sociale leven. De rechtbank is van oordeel dat de vrouw onvoldoende compensatie aan de man heeft geboden voor dit verlies aan contact en betrokkenheid. De vrouw heeft enkel aangeboden dat de man de kinderen altijd bij haar en haar nieuwe partner mag komen bezoeken in Zweden en dat de kinderen alle schoolvakanties bij de man in Nederland kunnen verblijven. De man heeft echter gemotiveerd aangegeven dat hij het niet ziet zitten om steeds zo'n grote afstand te moeten afleggen om de kinderen te kunnen zien en dat hij ook niet in de woning of op het erf van de vrouw en haar partner wil verblijven. Daarnaast is de door de vrouw geboden compensatie ook niet haalbaar, nu de man onbetwist heeft gesteld dat hij in verband met zijn werk niet alle vakanties vrij kan nemen. Ook als de man wel de mogelijkheid had gehad om de kinderen iedere vakantie bij zich te hebben, heeft de rechtbank evenals de Raad niet de verwachting dat dit in de toekomst haalbaar blijft. Naarmate de kinderen ouder worden zal hun sociale leven zich immers steeds meer in Zweden gaan afspelen en zullen zij niet meer 'gedwongen' kunnen worden om de vakanties bij de man in Nederland door te brengen. De man komt daardoor steeds meer op afstand van de kinderen te staan.
3.9.
Ook de noodzaak van een verhuizing naar Zweden is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende komen vast te staan. De voornaamste reden dat de vrouw naar Zweden wil verhuizen is volgens haar dat zij in Zweden meer (voornamelijk financiële) mogelijkheden heeft om de kinderen een goede toekomst te bieden. Nog los van het feit dat de man deze stelling heeft betwist, heeft de vrouw naar het oordeel van de rechtbank ook niet onderbouwd waarom dit in Nederland niet mogelijk is. De vrouw heeft geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat zij in Nederland niet rond kan komen en zij heeft ook niet met stukken onderbouwd waarom haar financiële situatie in Zweden beter is. Dit had wel op haar weg gelegen, temeer nu partijen in het ouderschapsplan zijn overeengekomen dat zij er naar streven om beiden in de omgeving te blijven wonen. De enkele stelling dat zij in Zweden hypotheekvrij kan leven en [minderjarige 1] gratis kan studeren, acht de rechtbank in ieder geval niet voldoende. Daarnaast heeft de man terecht naar voren gebracht dat het nog maar de vraag is of het voor [minderjarige 1] , die nu nog op de basisschool zit, haalbaar is om aan de universiteit te gaan studeren en heeft hij er op gewezen dat hij ook kan bijdragen in de studiekosten.
3.10.
Tijdens de zitting is gebleken dat de vrouw haar woning in Nederland inmiddels heeft verkocht en een nieuwe woning heeft aangekocht in Zweden, waar zij met haar nieuwe partner en de kinderen wil gaan wonen. Ook heeft de vrouw de potentiële school in Zweden al met [minderjarige 1] bezocht en heeft zij haar baan in Nederland opgezegd. Het is voor de rechtbank volstrekt onbegrijpelijk dat de vrouw deze ingrijpende handelingen al heeft verricht, terwijl zij wist dat de man geen toestemming gaf voor de verhuizing en de procedure bij de rechtbank nog niet had plaatsgevonden. Hierdoor heeft zij niet alleen de rechtbank, maar ook de man voor een voldongen feit geplaatst. Nu de rechtbank geen toestemming zal geven voor de verhuizing, heeft de vrouw door haar premature handelingen juist voor (financiële) instabiliteit en onzekerheid in het leven van de kinderen gezorgd. Daarnaast hebben haar gedragingen mogelijk invloed op de loyaliteit van de kinderen richting de man, aangezien de vrouw de kinderen al bij de verhuizing heeft betrokken en in ieder geval [minderjarige 1] zich ook op de verhuizing verheugt. Extra zorgelijk is dat de vrouw tijdens de zitting heeft aangegeven dat zij zonder de kinderen naar Zweden zal verhuizen als de rechtbank haar verzoek afwijst. Met de Raad, is de rechtbank van oordeel dat de vrouw daarmee een (gespiegelde) situatie creëert die óók niet in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] is. Wat de rechtbank hiervoor heeft overwogen over het contact en de band tussen de kinderen en de man, geldt immers ook ten aanzien van het contact en de band tussen de kinderen en de vrouw. De rechtbank spreekt daarom de hoop uit dat de vrouw inziet dat de kinderen haar nodig hebben in hun leven en dat zij al het mogelijke zal doen om de belangen van de kinderen voorop te stellen, ook nu dit betekent dat zij in Nederland moet blijven wonen.
proceskosten
3.11.
Het verweerschrift van de man wordt afsloten met de woorden 'kosten rechtens'. Naar het oordeel van de rechtbank is daarmee geen sprake van een uitdrukkelijk verzoek tot een proceskostenveroordeling. De rechtbank vat de woorden 'kosten rechtens' op als een referte ten aanzien van het al dan niet uitspreken van een veroordeling in de proceskosten in de zin van artikel 289 van het Wetboek Burgerlijke Rechtsvordering. Gelet op de aard van de procedure bestaat voor een veroordeling geen ruimte.

4.Beslissing

De rechtbank:
4.1.
wijst af het verzoek van de vrouw om haar vervangende toestemming te verlenen om met de kinderen te verhuizen naar Zweden, althans de directe omgeving van [plaats in Zweden] ;
4.2.
wijst ook het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. F. van der Meulen (voorzitter), mr. J. Teertstra en mr. A. Sibma, (kinder)rechters, bijgestaan door mr. I.Y. Demes als griffier en in het openbaar uitgesproken op 3 juli 2024.
Voor zover in deze beschikking een of meer eindbeslissingen zijn opgenomen, kan tegen deze beschikking hoger beroep worden ingesteld door een advocaat bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden:
- door verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.