ECLI:NL:RBNNE:2024:262

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
2 februari 2024
Publicatiedatum
2 februari 2024
Zaaknummer
18/233202-23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van brandstichting en openlijk geweld tegen goederen

Op 2 februari 2024 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Assen uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van brandstichting en openlijk geweld tegen goederen. De zaak betreft twee incidenten die plaatsvonden op 14 augustus 2023 in Emmen, waarbij een Toyota Aygo en een Mercedes Sprinter in brand werden gestoken. De verdachte, geboren in 2005, was aanwezig bij beide brandstichtingen en had samen met een medeverdachte een jerrycan met benzine aangeschaft om de branden te veroorzaken. Tijdens de zitting op 19 januari 2024 heeft de verdachte verklaard dat hij de Toyota Aygo in brand heeft gestoken, maar ontkende de brandstichting van de Mercedes Sprinter. De officier van justitie vorderde veroordeling voor beide feiten, terwijl de verdediging vrijspraak bepleitte. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor gemeen gevaar voor goederen bij de brandstichting van de Toyota Aygo, maar dat er wel sprake was van gemeen gevaar bij de brandstichting van de Mercedes Sprinter. De rechtbank kwam tot de conclusie dat de verdachte en zijn medeverdachte nauw en bewust samenwerkten bij het plegen van de feiten. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 200 uren, waarvan 120 uren voorwaardelijk, en er werden bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder toezicht door de jeugdreclassering. Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot betaling van 100 euro voor materiële schade.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/233202-23
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 2 februari 2024 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2005 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 19 januari 2024.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. A.M. Veld, advocaat te Meppel. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L. de Graaf.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 14 augustus 2023 te Emmen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht door benzine, althans (een) brandbare/brandversnellende
stof(fen) te gieten/sprenkelen over (onderdelen van) een personenauto, te weten een Toyota Aygo (met kenteken [kenteken] ) en/of (vervolgens) aan te steken en/of tot ontbranding te brengen, althans met open vuur in aanraking te brengen, ten
gevolge waarvan die Toyota Aygo en/of de bestrating nabij die Toyota Aygo geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten die Toyota Aygo (met kenteken [kenteken] ) en/of de in die Toyota Aygo aanwezige goederen en/of de bestrating nabij die Toyota Aygo,
te duchten was;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: hij op of omstreeks 14 augustus 2023 te Emmen, althans in Nederland, openlijk, te weten op de
parkeerplaats gelegen aan de Noordbargerstraat, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,
in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een goed, te weten een Toyota Aygo (met kenteken [kenteken] ), door benzine, althans (een) brandbare/brandversnellende stof(fen) te gieten/sprenkelen over (onderdelen van) de Toyota Aygo (met kenteken [kenteken] ) en/of (vervolgens) aan te steken en/of tot ontbranding te brengen, althans met open vuur in aanraking te brengen, terwijl hij, verdachte deze goederen opzettelijk heeft vernield;
2
hij op of omstreeks 14 augustus 2023 te Emmen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht door benzine, althans (een) brandbare/brandversnellende
stof(fen) te gieten/sprenkelen over (onderdelen van) een camper, te weten een Mercedes Sprinter (met kenteken [kenteken] ) en/of (vervolgens) aan te steken en/of tot ontbranding te brengen, althans met open vuur in aanraking te brengen, ten gevolge waarvan die Mercedes Sprinter en/of de bestrating nabij die Mercedes Sprinter geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten die Mercedes Sprinter (met kenteken [kenteken] ) en/of de in die Mercedes Sprinter aanwezige goederen en/of de bestrating nabij die Mercedes Sprinter en/of een of meerdere (andere) in de nabije
omgeving geparkeerde voertuigen en/of in de nabije omgeving gelegen schu(u)r(en),
te duchten was;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 14 augustus 2023 te Emmen, althans in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een Mercedes Sprinter (met kenteken [kenteken] ), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde partij 3] , in elk geval aan een
ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de onder 1 en 2 primair ten laste gelegde feiten. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Ten aanzien van beide feiten is er sprake van gemeen gevaar voor goederen. Wat betreft feit 1 geldt dat uit de jurisprudentie (ECLI:NL:RBZWB:2018:5822) blijkt dat beschadiging/verbranding van de bestrating gemeen gevaar voor goederen oplevert. Met betrekking tot feit 2 was er sprake van gemeen gevaar voor goederen gelet op de locatie van de camper, nu uit het dossier blijkt dat de camper vrij dicht op een schuur stond. Tevens bestond er gemeen gevaar voor de goederen die volgens aangever in de camper lagen. Op basis van de verklaringen van verdachte en medeverdachte kan worden vastgesteld dat zij samen de jerrycan hebben gekocht en benzine hebben getankt met als doel daar een vuurtje mee te stoken. Beide verdachten bekennen met benzine in de weer te zijn geweest bij de eerste brandstichting van de Toyota. Het voornoemde is voldoende om te spreken van een nauwe en bewuste samenwerking. Dit geldt ook ten aanzien van de brandstichting van de camper. Hoewel verdachten daar niet uitgebreid over hebben verklaard, blijkt uit het dossier wel dat zij geen van tweeën na de eerste brandstichting zich hebben gedistantieerd en dat zij ook ten tijde van de brand bij de camper samen waren. Gelet op het voornoemde en het feit dat de rollen inwisselbaar waren kan ook gesproken worden van een nauwe en bewuste samenwerking met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde feit.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Met betrekking tot beide ten laste gelegde feiten kan niet gesproken worden van gemeen gevaar voor goederen. De stelling dat daarvan wel sprake zou zijn is in het proces-verbaal forensisch onderzoek niet onderbouwd. Voor de onder 1 ten laste gelegde brandstichting geldt dat uit het dossier niet blijkt dat er andere goederen in de nabijheid van de Toyota stonden, die door de brand hadden kunnen worden aangetast. Voor wat betreft de camper geldt dat alleen de geen brand versnellende middelen zijn aangetroffen en dat alleen de voorzijde van de camper door de brand is aangetast zodat niet gezegd kan worden dat daardoor gemeen gevaar voor andere zich in de nabijheid van de camper bevindende goederen bestond. Gelet op het voornoemde dient verdachte vrij te worden gesproken van de onder 1 en 2 primair ten laste gelegde feiten. Er dient ook vrijspraak te volgen voor het onder 1 subsidiair ten laste gelegde feit nu verdachte verklaard heeft de brand alleen te hebben gesticht. Er kan derhalve geen veroordeling volgen voor het ten laste gelegde in vereniging plegen. Verdachte is ter terechtzitting teruggekomen op zijn eerder afgelegde verklaring bij de politie en geeft aan dat hij niet degene is geweest die de camper in de brand heeft gezet. Gelet op die verklaring dient verdachte eveneens vrij te worden gesproken van het onder feit 2 subsidiair ten laste gelegde.
Oordeel van de rechtbank

Vrijspraak feit 1 primair

De rechtbank komt tot een vrijspraak van het onder 1 primair ten laste gelegde, gelet op het ontbreken van gemeen gevaar voor goederen.
De rechtbank acht het onvoldoende om, zonder nadere onderbouwing, te stellen dat er per definitie gevaar te duchten was voor de bestrating waar de in de brand gestoken autos op stonden. Uit het dossier blijkt onvoldoende waar het
gevaar,de dreiging, voor de bestrating dan uit heeft bestaan. Daartoe acht de rechtbank de enkele mededeling dat er roetvlekken op de bestrating zijn aangetroffen onvoldoende.
Of er sprake is van gemeen gevaar voor de goederen die aanwezig waren in de voertuigen, hangt af van de omstandigheden van het geval, waaronder de wijze waarop de brand is gesticht. Met betrekking tot feit 1 gaat het om een betrekkelijk kleine auto, die is overgoten met benzine en vervolgens in de brand is gezet. Daarbij is de Toyota volledig uitgebrand. Op basis van voornoemde feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de in de Toyota aanwezige goederen niet zo zeer gevaar liepen, maar onderdeel waren van de in de brand gestoken auto. Naar het oordeel van de rechtbank kan er derhalve niet gesproken worden van gemeen gevaar voor de in de Toyota aanwezige goederen.

Bewezenverklaring feit 1 subsidiair en feit 2 primair

Gemeen gevaar voor goederen feit 2
De rechtbank is voor wat betreft de brandstichting van de Mercedes-Benz Sprinter van oordeel dat daar wel sprake is geweest van gemeen gevaar voor goederen. De Mercedes-Benz Sprinter betreft een groot voertuig, waarvan het achterste deel tot camper was omgebouwd. Uit het dossier blijkt dat de brand aan de voorzijde is ontstaan. Het interieur van de camper vertoonde vanaf de voorzijde naar de achterzijde steeds minder brandschade. Gelet op hierop bestond er naar het oordeel van de rechtbank wel gemeen gevaar voor de zich in de achterzijde van de camper bevindende goederen. Tevens blijkt dat het voertuig naast een schuur/garage geparkeerd stond. Er zijn ook roetdelen aangetroffen op de kanteldeur van die schuur. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat er gemeen gevaar voor de naast gelegen schuur te duchten was.
In vereniging plegen feit 1 subsidiair en feit 2
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte, door nauw en bewust samen te werken met medeverdachte [medeverdachte] , de onder 1 subsidiair en onder 2 primair ten laste gelegde feiten heeft gepleegd. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat verdachten op basis van een gezamenlijk vooropgezet plan om een vuurtje te fikken een jerrycan hebben gekocht en deze kort daarop hebben gevuld met benzine. Vervolgens zijn ze samen op pad gegaan met de met benzine gevulde jerrycan en beide voorzien van een aansteker, op zoek naar een locatie om brand te stichten. Verdachte heeft vervolgens de Toyota overgoten met benzine en de auto in de brand gezet. Verdachte [medeverdachte] was hierbij aanwezig, heeft zich niet gedistantieerd en is vervolgens met verdachte verder gaan rennen naar de locatie waar de Mercedes-Benz Sprinter zich bevond.
Vervolgens is die Mercedes-Benz Sprinter in brand gestoken, waarbij ook weer beide verdachte aanwezig zijn geweest.
Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte] . Dat niet geheel duidelijk is geworden wie wanneer de jerrycan in handen heeft gehad, de voertuigen besprenkeld heeft met benzine of wie de branden daadwerkelijk heeft aangestoken, doet daar niet aan af.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1.
​De door verdachte ter zitting van 19 januari 2024 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Het klopt dat ik samen met [medeverdachte] te zien ben op de camerabeelden van het Esso tankstation in Emmen, opgenomen op 14 augustus 2023. Wij kwamen die avond samen op het idee om ergens een vuurtje te fikken. Ik heb samen met [medeverdachte] bij het tankstation een jerrycan gekocht. Even later hebben we bij dat tankstation de jerrycan gevuld met benzine en de benzine vervolgens afgerekend. Ik heb op enig moment de jerrycan van [medeverdachte] afgepakt, maar ik weer niet meer wanneer dat precies was. Op de parkeerplaats bij de Lidl heb ik benzine over een auto van het merk Toyota gegoten en vervolgens die auto in de fik gestoken. Daarna kwamen we al rennend bij een camper aan. Ik was erbij toen de camper in de brand vloog, maar ik heb die brand niet aangestoken.
2. ​
​Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 25 augustus 2023, opgenomen op pagina 9 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer NN3R023058 d.d. 31 oktober 2023, inhoudend als verklaring van [benadeelde partij 1] :
Maandagmorgen 14 augustus 2023 zag ik op facebook opeens een berichtje dat er een auto was afgebrand bij de Lidl in Emmen. Ik heb mijn dochter daarover gebeld, en die is bij de verbrande auto gaan kijken en zij zag aan het kenteken dat het mijn auto betrof.
Voertuig : Personenauto Merk/type : Toyota Toyota Aygo Kenteken : [kenteken]
3. ​
​Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 25 augustus 2023, opgenomen op pagina 11 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [benadeelde partij 3] :
Op maandag 14 augustus 2023, werd ik omstreeks 01.30 uur gebeld door mijn compagnon [naam] . Ik hoorde hem zeggen dat mijn camper, die achter het huis van [naam] stond, in de brand stond. [naam] woont in Emmen. De camper betreft een Mercedes Sprinter, voorzien van kenteken [kenteken] , die omgebouwd is tot camper.
4. ​
​Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 19 september 2023, opgenomen op pagina 197 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van medeverdachte [medeverdachte] :
V: Heb je verder nog een auto in de brand gestoken?
A: lk heb verder geen auto in de brand gestoken, maar ik was er wel bij. V: Waar hebben die andere branden plaats gevonden?
A: Dicht bij het spoor.
V: Jullie rekenen dan de benzine af in de shop van de Esso. Wie betaalde de benzine? A: Ik heb alles betaald.
5. ​
​Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 augustus 2023, opgenomen op pagina 32 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] :
Op 14 augustus 2023 omstreeks 00.53 uur bevonden wij ons aan de Dordsestraat te Emmen. Aldaar kregen wij de melding te gaan naar de Noordbargerstraat ter hoogte van perceel 19, alwaar supermarkt de Lidl is gevestigd. Wij zagen een kleine personenauto volledig in brand staan. Het voertuig stond waarschijnlijk al enkele minuten in brand. Wij zagen nadien dat het voertuig voorzien was van het kenteken [kenteken] .
6. ​
​Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 augustus 2023, opgenomen op pagina 62 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 3] , zakelijk weergegeven:
Uit de camerabeelden van het Esso tankstation maakte ik kort samengevat op dat twee mannen op 14 augustus 2023 na 00.15 uur aankomen lopen bij het tankstation Esso Emmen waardoor ze zichtbaar worden op één van de camera's. Ze gaan het tankstation binnen, pakken verschillende producten uit de winkelrekken waaronder een jerrycan. De mannen overleggen een aantal keren waarna ze de producten afrekenen bij de kassa en omstreeks 00.21 uur betalen ze met een betaalpas. Vervolgens gaan ze naar buiten en nemen plaats op een bankje bij het tankstation. Hier eten en drinken ze wat. Vervolgens staan ze op, lopen naar één van de pompen van het tankstation en vullen daar de jerrycan met brandstof.
Vervolgens gaan de mannen het tankstation binnen alwaar ze de brandstof afrekenen en omstreeks 00.27 uur betalen met een betaalpas.
7. ​
​Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal forensisch onderzoek voertuig (Toyota [kenteken] ) d.d. 19 augustus 2023, opgenomen op pagina 21 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] :

Merk/type : Toyota Aygo Kenteken : [kenteken] Bevindingen

Wij zagen dat de auto grotendeels was uitgebrand. Wij zagen dat de linker voorzijde (bestuurderszijde, de motorkap, voorzijde, dak en achterzijde) in ernstige mate waren aangetast door hitte inwerking en vuur. Wij zagen dat het personencompartiment en motorcompartiment volledig waren uitgebrand.
Samenvatting
De Toyota Aygo was aan de bestuurderszijde meer door hitte-inwerking en vuur aangetast dan aan de passagierszijde. De brand was zeer destructief geweest.
8.
​Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal forensisch onderzoek voertuig (Mercedes- Benz [kenteken] ) d.d. 4 september 2023, opgenomen op pagina 27 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] :
Op 14 augustus 2023 om 10:30 uur kwamen wij, naar aanleiding van een brandstichting, voor forensisch onderzoek aan op de locatie [adres]
.

Voertuig

Merk/type : Mercedes-Benz Sprinter Kenteken : [kenteken] Bevindingen

Wij zagen dat de auto op een afstand van ongeveer een meter vanaf de garageboxen stond. Wij zagen dat de voorzijde van de auto was aangetast door hitte inwerking en vuur. Wij zagen dat van de voorzijde van
de auto een deel van de carosserie grotendeels was weggebrand en het motorcompartiment volledig was uitgebrand. Wij zagen dat de brandschade aan de binnenzijde van de auto, vanaf de voorzijde naar de achterzijde van de auto steeds minder werd.
Samenvatting
De auto had met name aan de voorzijde de meeste brandschade. Het interieur vertoonde vanaf de voorzijde naar de achterzijde steeds minder brandschade. Dit gaf, in combinatie met de schade aan het motorcompartiment, de indicatie dat de brand bij of in het motorcompartiment was ontstaan en was doorgeslagen naar het interieur van de auto. Gelet op de locatie van de auto was er gemeen gevaar voor goederen te duchten geweest.
9.
​Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 september 2023, opgenomen op pagina 102 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 7] , zakelijk weergegeven:
Naar aanleiding van de camperbrand gepleegd op 14 augustus 2023, omstreeks 01.01 uur, aan Het Meerveld achter perceel [adres] te Emmen, hebben wij ter plaatse een onderzoek ingesteld. Wij zagen, dat er roetdelen op de kanteldeur van [adres] lagen. Naast de kanteldeur is de muur vervangen door houten planken. Achter deze houten bekleding stond een stoel en was er nog een houten schutting zichtbaar die aan de woning vastzat. Het gevaar dat de brand over zou kunnen hebben slaan naar de garage c.q. woning was wel degelijk aanwezig.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht de onder 1 subsidiair en onder 2 primair ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1. subsidiair
hij op 14 augustus 2023 te Emmen, openlijk, te weten op de parkeerplaats gelegen aan de Noordbargerstraat, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een goed, te weten een Toyota Aygo (met kenteken [kenteken] ), door benzine te gieten/sprenkelen over de Toyota Aygo (met kenteken [kenteken] ) en vervolgens aan te steken en tot ontbranding te brengen, terwijl hij, verdachte dit goed opzettelijk heeft vernield.
2. primair
hij op 14 augustus 2023 te Emmen, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk brand heeft gesticht door benzine te gieten/sprenkelen over onderdelen van een camper, te weten een Mercedes Sprinter (met kenteken [kenteken] ) en vervolgens aan te steken en tot ontbranding te brengen, ten gevolge waarvan die Mercedes Sprinter gedeeltelijk is verbrand, terwijl daarvan - gemeen gevaar voor goederen, te weten de in die Mercedes Sprinter (met kenteken [kenteken] ) aanwezige goederen en in de nabije omgeving gelegen schuren, te duchten was;
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
subsidiair openlijk in vereniging geweld plegen tegen goederen
primairmedeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de primair ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 93 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht en met een proeftijd van twee jaren. Tevens vordert de officier van justitie oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de Raad van de Kinderbescherming (hierna: de Raad) d.d. 29 december 2023. Daarnaast vordert de officier van justitie dat aan verdachte een werkstraf voor de duur van 80 uren wordt opgelegd.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat verdachte vrijgesproken dient te worden van de ten laste gelegde feiten en er derhalve geen straf opgelegd dient te worden. Subsidiair heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat een voorwaardelijke jeugddetentie, gelet op de richtlijnen, in deze zaak niet aan de orde is. Er is bij deze zaak geen sprake van gevaar voor personen, maar enkel van gevaar voor goederen. Een deels voorwaardelijke taakstraf is dan passender. Voorts heeft de raadsvrouw verzocht om dan de bijzondere voorwaarden op te leggen zoals door de Raad, met uitzondering van de voorwaarde die betrekking heeft op het contact met Verslavingszorg Noord-Nederland (hierna: VNN).
Daartoe is verdachte niet gemotiveerd, en gelet op zijn persoonlijke omstandigheden in combinatie met de rest van de bijzondere voorwaarden is het niet wenselijk om verdachte het contact met VNN op te leggen.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting
en de over verdachte opgemaakte rapportages, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee strafbare feiten, namelijk het medeplegen van een brandstichting en het openlijk in vereniging geweld plegen tegen goederen. Hierdoor is een Toyota Aygo volledig uitgebrand en is een camper ernstig beschadigd. Er is eveneens gemeen gevaar voor goederen in en bij de camper te duchten geweest. Brandstichting roept doorgaans gevoelens van angst op in de samenleving en heeft ook maatschappelijke onrust tot gevolg.. Daarnaast benadrukt de rechtbank dat dergelijke feiten in het algemeen tot aanzienlijke schade en gevoelens van onveiligheid kunnen leiden.
Verdachte is door GZ-psycholoog mw. Drs. B. Meijer onderzocht. Uit het psychologisch rapport van 6 december 2023 blijkt dat bij verdachte sprake is van een norm overschrijdende gedragsstoornis, kenmerken van autismespectrumstoornis, zorgelijke persoonlijkheidsontwikkeling, ouder(s)-kind relatieproblemen, ADHD en een stoornis in cannabisgebruik. De psycholoog concludeert dat de stoornissen aanwezig waren ten tijde van de ten laste gelegde feiten. Het kunnen overzien van de gevolgen ten tijde van de ten laste gelegde feiten werd door de stoornissen deels verstoord. Verdachte had minder beschikking over gedragsalternatieven. De psycholoog adviseert daarom de ten laste gelegde feiten in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. Voorts adviseert de psycholoog om verdachte ambulant te laten behandelen in het kader van een forse voorwaardelijke straf met onder andere de bijzondere voorwaarde van toezicht door de jeugdreclassering.
De rechtbank kan zich met de conclusies uit het rapport van de psycholoog verenigen en neemt die conclusies over. Gelet op de problematiek van verdachte en hetgeen de psycholoog daarover opmerkt met betrekking tot de ten laste gelegde feiten, zal de rechtbank de bewezenverklaarde feiten in verminderde mate aan verdachte toerekenen en daarmee rekening houden in de straftoemeting.
Op 29 december 2023 heeft de Raad een advies met betrekking tot verdachte uitgebracht. Blijkens dat advies kan de Raad zich verenigen met de conclusies van de psycholoog. De Raad kan zich eveneens vinden in het advies van een forse voorwaardelijke straf, waarbinnen behandeling, toezicht en begeleiding vanuit de jeugdreclassering dient te worden vormgegeven. De Raad acht een voorwaardelijke jeugddetentie passend en adviseert als bijzondere voorwaarden dat verdachte:
  • wordt verplicht zich onder behandeling van Accare FJP of soortgelijke instelling te stellen;
  • meewerkt aan de plaatsing bij [instelling] te Groningen, of een andere geïndiceerde woonplek;
  • onderwijs of dagbesteding volgt;
  • inzicht geeft in zijn middelengebruik en ten behoeve hiervan meewerkt aan urinecontroles;
  • inzicht geeft in zijn sociale netwerk;
  • meewerkt aan de hulpverlening (bijvoorbeeld de inzet van een coach en/of VNN) die noodzakelijk wordt geacht door de jeugdreclassering.
Gelet op het advies van de Raad en het verhandelde ter terechtzitting, ziet de rechtbank aanleiding om een deels voorwaardelijke straf op te leggen en daaraan de bijzondere voorwaarden te verbinden zoals door de Raad geadviseerd. Anders dan door de raadsvrouw bepleit, zal de rechtbank ook de voorwaarden met betrekking tot het contact met VNN opleggen. De rechtbank zal de voorwaarde zodanig formuleren dat er niet meteen een verplichting voor verdachte in het leven wordt geroepen, maar dat de mogelijk bestaat om verdachte in een later stadium wel met VNN in contact te laten komen. Dit acht de rechtbank wenselijk gelet op de vastgestelde stoornis in cannabisgebruik.
De rechtbank ziet geen aanleiding om een voorwaardelijke jeugddetentie aan verdachte op te leggen. De rechtbank neemt daarbij allereerst in aanmerking dat als oriëntatiepunt voor een brandstichting waarbij sprake is van aanzienlijke schade aan goederen in beginsel oplegging van een taakstraf vanaf 60 uren het
uitgangspunt is. Daarnaast neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest en dat aan verdachte een fors pakket aan bijzondere voorwaarden wordt opgelegd.
Gelet op al het vorenstaande acht de rechtbank een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van 200 uren, waarvan 120 uren voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht en met een proeftijd van 2 jaren, passend en geboden. De rechtbank legt daarbij de bijzondere voorwaarden op zoals door de Raad geadviseerd.
Benadeelde partij
[benadeelde partij 1] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van 182,50 ter vergoeding van materiële schade en 400,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de materiele schade voldoende onderbouwd is en derhalve toegewezen dient te worden. Wat betreft de immateriële schade dient de vordering niet ontvankelijk te worden verklaard, nu de gestelde immateriële schade in beginsel op grond van de wettelijke regeling niet voor vergoeding in aanmerking komt en onvoldoende is onderbouwd waarom dat in dit geval anders zou moeten zijn. De aangehaalde jurisprudentie is niet vergelijkbaar met onderhavige zaak.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat, gelet op de bepleite vrijspraak, de vordering van de benadeelde partij niet ontvankelijk dient te worden verklaard. Subsidiair heeft de verdediging aangevoerd dat de materiele schade onvoldoende onderbouwd is nu er geen aankoopbonnen van de goederen zijn aangeleverd. Daarnaast zijn de reiskosten van de dochter niet aan te merken als rechtstreekse schade met betrekking tot het ten laste gelegde feit. Ook de immateriële schade acht de verdediging onvoldoende onderbouwd, nu daartoe onderbouwende stukken ontbreken.
Oordeel van de rechtbank
Materiële schade
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde materiele schade, voor zover dit betrekking heeft op 100,00 aan verbrande goederen, heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde. De rechtbank acht het opgevoerde bedrag redelijk gelet op de aard van de verbrande goederen. Dat de benadeelde partij geen aankoopbonnen van die goederen heeft aangeleverd, doet daar niet aan af. De rechtbank wijst derhalve de vordering tot vergoeding van de materiele schade gedeeltelijk toe, namelijk tot een bedrag van 100,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 augustus 2023.
Ten aanzien van de opgevoerde reiskosten van 82,50 is de rechtbank van oordeel dat het geen rechtstreekse schade betreft. Gelet op de onderbouwing van die schade, betreffen het reiskosten die de benadeelde partij ook had moeten maken indien zij wel over haar eigen auto had kunnen beschikken. De rechtbank wijst derhalve de vordering tot vergoeding van de reiskosten, af.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien zijn medeverdachte deze al heeft betaald, en andersom.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Immateriële schade
De benadeelde partij heeft daarnaast vergoeding van immateriële schade gevorderd. Indien geen sprake is van lichamelijk letsel, zoals in dit geval, kan op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) slechts een vergoeding voor immateriële schade worden toegekend indien de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Geestelijk letsel kan pas worden aangemerkt als aantasting van de persoon, indien de psychische gevolgen voldoende ernstig zijn. Gevoelens van verdriet en machteloosheid vormen nog geen aantasting van de persoon als bedoeld in artikel 6:106 BW. Ernstige psychische schade, als hiervoor bedoeld, is door de benadeelde partij niet aangevoerd. De vordering tot vergoeding van immateriële schade wordt dan ook niet-ontvankelijk verklaard.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 47, 77a, 77g, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 7aa, 77gg, 141 en 157 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 primair ten laste is gelegd en spreekt verdachte daar van vrij.
Verklaart de onder 1 subsidiair en onder 2 primair ten laste gelegde feiten bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
een taakstraf, te weten een werkstraf voor de duur van 200 uren.
Bepaalt dat van deze werkstraf
een gedeelte, groot 120 uren, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden, dat:
veroordeelde zich verplicht onder behandeling van Accare FJP of soortgelijke instelling stelt, door de jeugdreclassering te bepalen;
veroordeelde blijft meewerken aan de plaatsing bij [instelling] te Groningen, of een andere geïndiceerde woonplek;
veroordeelde onderwijs volgt of een andere dagbesteding heeft;
veroordeelde inzicht geeft aan de jeugdreclassering en de hulpverlening over zijn middelengebruik en ten behoeve hiervan meewerkt aan urinecontroles;
veroordeelde inzicht geeft in zijn sociale netwerk;
veroordeelde meewerkt aan de hulpverlening (bijvoorbeeld de inzet van een coach en/of VNN) die noodzakelijk wordt geacht door de jeugdreclassering.
Geeft aan Jeugdbescherming Noord en Veilig Thuis te Groningen, een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert, opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het jeugdreclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde het onvoorwaardelijk opgelegde deel van de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie voor de duur van 40 dagen zal worden toegepast.
Beveelt voorts dat, indien het mocht komen tot de tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde deel van de werkstraf, vervangende jeugddetentie voor de duur van 60 dagen zal worden toegepast, indien de veroordeelde dat deel van de werkstraf niet naar behoren verricht.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde werkstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag voorlopige hechtenis.
Vordering benadeelde partij
Ten aanzien van feit 1 subsidiair:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde partij 1]gedeeltelijk toe tot het hierna te noemen bedrag aan materiële schade en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan [benadeelde partij 1] te betalen:
  • het bedrag van
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 14 augustus 2023 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Wijst de vordering wat betreft de materiële schade voor het overige af.
Verklaart de vordering wat betreft de immateriële schade niet ontvankelijk. Bepaalt dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van [benadeelde partij 1] aan de Staat te betalen een bedrag van 100,00 (zegge: honderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 augustus 2023 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt de maximale duur van de gijzeling op 0 dagen als de verdachte niet voldoet aan zijn betalingsverplichting.
Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Zwarts, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. M.C. Fuhler en mr. R. ter Haar, rechters en eveneens kinderrechters, bijgestaan door mr. A. Kamphuis, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 2 februari 2024.
Mr. Fuhler en mr. Kamphuis zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.