ECLI:NL:RBNNE:2024:261

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
2 februari 2024
Publicatiedatum
2 februari 2024
Zaaknummer
18.233208.23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het medeplegen van brandstichting en openlijk in vereniging geweld plegen tegen goederen

Op 2 februari 2024 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Assen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2004, die beschuldigd werd van het medeplegen van brandstichting en openlijk in vereniging geweld plegen tegen goederen. De zaak kwam voort uit een incident op 14 augustus 2023, waarbij de verdachte samen met een medeverdachte brand heeft gesticht aan een Toyota Aygo en een Mercedes Sprinter in Emmen. Tijdens de zitting op 19 januari 2024 was de verdachte aanwezig, bijgestaan door zijn advocaat, mr. Th. Martens, terwijl het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. L. de Graaf. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor gemeen gevaar voor de goederen in de Toyota Aygo, wat leidde tot vrijspraak van het primair ten laste gelegde feit. Echter, de rechtbank achtte het subsidiair ten laste gelegde feit en het primair ten laste gelegde feit met betrekking tot de Mercedes Sprinter bewezen. De rechtbank concludeerde dat er sprake was van nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte, wat leidde tot de veroordeling voor het medeplegen van brandstichting en openlijk geweld plegen tegen goederen. De rechtbank legde een taakstraf op van 200 uren, waarvan 120 uren voorwaardelijk, en bepaalde dat de verdachte zich aan verschillende bijzondere voorwaarden moest houden, waaronder toezicht door de jeugdreclassering. Daarnaast werd een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij voor materiële schade, maar de vordering voor immateriële schade werd niet-ontvankelijk verklaard.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18.233208.23
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 2 februari 2024 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2004 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 19 januari 2024.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. Th. Martens, advocaat te Assen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L. de Graaf.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1. ​
hij op of omstreeks 14 augustus 2023 te Emmen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht door benzine, althans (een) brandbare/brandversnellende stof(fen) te gieten/sprenkelen over (onderdelen van) een personenauto, te weten een Toyota Aygo (met kenteken [kenteken] ) en/of (vervolgens) aan te steken en/of tot ontbranding te brengen, althans met open vuur in aanraking te brengen, ten gevolge waarvan die Toyota Aygo en/of de bestrating nabij die Toyota Aygo geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten die Toyota Aygo (met kenteken [kenteken] ) en/of de in die Toyota Aygo aanwezige goederen en/of de bestrating nabij die Toyota Aygo,
te duchten was;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: hij op of omstreeks 14 augustus 2023 te Emmen, althans in Nederland, openlijk, te weten op de
parkeerplaats gelegen aan de [adres] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een goed, te weten een Toyota Aygo (met kenteken [kenteken] ), door benzine, althans (een) brandbare/brandversnellende stof(fen) te gieten/sprenkelen over (onderdelen van) de Toyota Aygo (met kenteken [kenteken] ) en/of (vervolgens) aan te steken en/of tot ontbranding te brengen, althans met open vuur in aanraking te brengen, terwijl hij, verdachte deze goederen opzettelijk heeft vernield;
hij op of omstreeks 14 augustus 2023 te Emmen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht door benzine, althans (een) brandbare/brandversnellende stof(fen) te gieten/sprenkelen over (onderdelen van) een camper, te weten een Mercedes Sprinter (met kenteken [kenteken] ) en/of (vervolgens) aan te steken en/of tot ontbranding te brengen, althans met open vuur in aanraking te brengen, ten gevolge waarvan die Mercedes Sprinter en/of de bestrating nabij die Mercedes Sprinter geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten die Mercedes Sprinter (met kenteken [kenteken] ) en/of de in die Mercedes Sprinter aanwezige goederen en/of de bestrating nabij die Mercedes Sprinter en/of een of meerdere (andere) in de nabije omgeving geparkeerde voertuigen en/of in de nabije omgeving gelegen schu(u)r(en), te duchten was;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte] op of omstreeks 14 augustus 2023 te Emmen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht door benzine, althans
(een) brandbare/brandversnellende stof(fen) te gieten/sprenkelen over (onderdelen van) een camper, te weten een Mercedes Sprinter (met kenteken [kenteken] ) en/of (vervolgens) aan te steken en/of tot ontbranding te brengen, althans met open vuur in aanraking te brengen, ten gevolge waarvan die Mercedes Sprinter en/of de bestrating nabij die Mercedes Sprinter geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten die Mercedes Sprinter (met kenteken [kenteken] ) en/of de in die Mercedes Sprinter aanwezige goederen en/of de bestrating nabij die Mercedes Sprinter en/of een of meerdere (andere) in de nabije omgeving geparkeerde voertuigen en/of in de nabije omgeving gelegen schu(u)r(en), te duchten was,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 14 augustus 2023, te Emmen, althans in Nederland, opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of toen daar opzettelijk behulpzaam is geweest door
  • een jerrycan met benzine (ten behoeve van de brandstichting) te vullen en/of te helpen met vullen en/of
  • deze jerrycan met benzine (vervolgens) af te rekenen;

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de onder 1 en 2 primair ten laste gelegde feiten. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Ten aanzien van beide feiten is er sprake van gemeen gevaar voor goederen. Wat betreft feit 1 geldt dat uit de jurisprudentie (ECLI:NL:RBZWB:2018:5822) blijkt dat beschadiging/verbranding van de bestrating gemeen gevaar voor goederen oplevert. Met betrekking tot feit 2 was er sprake van gemeen gevaar voor goederen gelet op de locatie van de camper, nu uit het dossier blijkt dat de camper vrij dicht op een schuur stond. Tevens bestond er gemeen gevaar voor de goederen die volgens aangever in de camper lagen. Op basis van de verklaringen van verdachte en medeverdachte kan worden vastgesteld dat zij samen de jerrycan hebben gekocht en benzine hebben getankt met als doel daar een vuurtje mee te stoken. Beide verdachten bekennen met benzine in de weer te zijn geweest bij de eerste brandstichting van de Toyota. Het voornoemde is voldoende om te spreken van een nauwe en bewuste samenwerking. Dit geldt ook ten aanzien van de brandstichting van de camper. Hoewel verdachten daar niet uitgebreid over hebben verklaard, blijkt uit het dossier wel dat zij geen van tweeën na de eerste brandstichting zich hebben gedistantieerd en dat zij ook ten tijde van de brand bij de camper samen waren. Beiden hebben bijgedragen aan het geheel. Gelet op het voornoemde kan ook gesproken worden van een nauwe en bewuste samenwerking met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde feit.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Verdachte weet vrijwel niets meer van wat er die avond is gebeurd. Dat hij bij de politie heeft verklaard dat hij benzine over de Toyota heeft gegoten was slechts een gissing. Uit het dossier blijkt enkel dat verdachte de jerrycan heeft afgerekend omdat hij en medeverdachte [medeverdachte] samen een brandje wilden stichten. Dat is onvoldoende om te kunnen spreken van een nauwe en bewuste samenwerking.
Medeplegen kan derhalve niet bewezen worden.
Oordeel van de rechtbank

Vrijspraak feit 1 primair

De rechtbank komt tot een vrijspraak van het onder 1 primair ten laste gelegde, gelet op het ontbreken van gemeen gevaar voor goederen.
De rechtbank acht het onvoldoende om, zonder nadere onderbouwing, te stellen dat er per definitie gevaar te duchten was voor de bestrating waar de in de brand gestoken autos op stonden. Uit het dossier blijkt onvoldoende waar het
gevaar,de dreiging, voor de bestrating dan uit heeft bestaan. Daartoe acht de rechtbank de enkele mededeling dat er roetvlekken op de bestrating zijn aangetroffen onvoldoende.
Of er sprake is van gemeen gevaar voor de goederen die aanwezig waren in de voertuigen, hangt af van de omstandigheden van het geval, waaronder de wijze waarop de brand is gesticht. Met betrekking tot feit 1 gaat het om een betrekkelijk kleine auto, die is overgoten met benzine en vervolgens in de brand is gezet. Daarbij is de Toyota volledig uitgebrand. Op basis van voornoemde feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de in de Toyota aanwezige goederen niet zo zeer gevaar liepen, maar onderdeel waren van de in de brand gestoken auto. Naar het oordeel van de rechtbank kan er derhalve niet gesproken worden van gemeen gevaar voor de in de Toyota aanwezige goederen.

Bewezenverklaring feit 1 subsidiair en feit 2 primair

Gemeen gevaar voor goederen feit 2
De rechtbank is voor wat betreft de brandstichting van de Mercedes-Benz Sprinter van oordeel dat daar wel sprake is geweest van gemeen gevaar voor goederen. De Mercedes-Benz Sprinter betreft een groot voertuig, waarvan het achterste deel tot camper was omgebouwd. Uit het dossier blijkt dat de brand aan de voorzijde is ontstaan. Het interieur van de camper vertoonde vanaf de voorzijde naar de achterzijde steeds minder brandschade. Gelet op hierop bestond er naar het oordeel van de rechtbank wel gemeen gevaar voor de zich in de achterzijde van de camper bevindende goederen. Tevens blijkt dat het voertuig naast een schuur/garage geparkeerd stond. Er zijn ook roetdelen aangetroffen op de kanteldeur van die schuur. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat er gemeen gevaar voor de naast gelegen schuur te duchten was.
In vereniging plegen feit 1 subsidiair en feit 2
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte, door nauw en bewust samen te werken met medeverdachte [medeverdachte] , de onder 1 subsidiair en onder 2 primair ten laste gelegde feiten heeft gepleegd. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat verdachten op basis van een gezamenlijk vooropgezet plan om een vuurtje te fikken een jerrycan hebben gekocht en deze kort daarop hebben gevuld met benzine. Vervolgens zijn ze samen op pad gegaan met de met benzine gevulde jerrycan en beide voorzien van een aansteker, op zoek naar een locatie om brand te stichten. Uit de verklaringen van verdachte blijkt voorts dat hij in ieder geval aanwezig was bij de brand aan de Toyota op de parkeerplaats bij de Lidl. Verdachte heeft zich niet gedistantieerd en is vervolgens met medeverdachte [medeverdachte] verder gaan rennen naar de locatie waar de Mercedes- Benz Sprinter zich bevond. Vervolgens is die Mercedes-Benz Sprinter in brand gestoken, waarbij ook weer beide verdachte aanwezig zijn geweest.
Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte] . Dat niet geheel duidelijk is geworden wie wanneer de jerrycan in handen heeft gehad, de voertuigen besprenkeld heeft met benzine of wie de branden daadwerkelijk heeft aangestoken, doet daar niet aan af.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1.
​De door verdachte ter zitting van 19 januari 2024 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Het klopt dat ik samen met [medeverdachte] te zien ben op de camerabeelden van het Esso tankstation in Emmen opgenomen op 14 augustus 2023. We waren van plan om een brandje te stichten. We zijn naar de Esso gegaan om een jerrycan en benzine te kopen. Ik heb betaald. Ik weet ook nog dat we daarna samen op de parkeerplaats bij de Lidl waren. Ik heb die jerrycan op enig moment wel in mijn handen gehad.
Verder weet ik alleen nog dat ik vuur bij een auto zag.
2. ​
​Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 19 september 2023, opgenomen op pagina 197 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer NN3R023058 d.d. 31 oktober 2023, inhoudend als verklaring van verdachte:
V: Heb je verder nog een auto in de brand gestoken?
A: lk heb verder geen auto in de brand gestoken, maar ik was er wel bij. V: Waar hebben die andere branden plaats gevonden?
A: Dicht bij het spoor.
3. ​
​Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 25 augustus 2023, opgenomen op pagina 9 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [benadeelde partij 1] :
Maandagmorgen 14 augustus 2023 zag ik op facebook opeens een berichtje dat er een auto was afgebrand bij de Lidl in Emmen. Ik heb mijn dochter daarover gebeld, en die is bij de verbrande auto gaan kijken en zij zag aan het kenteken dat het mijn auto betrof.
Voertuig : Personenauto Merk/type : Toyota Toyota Aygo Kenteken : [kenteken]
4. ​
​Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 25 augustus 2023, opgenomen op pagina 11 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [benadeelde partij 2] :
Op maandag 14 augustus 2023, werd ik omstreeks 01.30 uur gebeld door mijn compagnon [naam] . Ik hoorde hem zeggen dat mijn camper, die achter het huis van [naam] stond, in de brand stond. [naam] woont in Emmen. De camper betreft een Mercedes Sprinter, voorzien van kenteken [kenteken] , die omgebouwd is tot camper.
5. ​
​Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 18 september 2023, opgenomen op pagina 235 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verdachte [medeverdachte] , zakelijk weergegeven:
Ik heb wat benzine uit de jerrycan op de motorkap van de auto gegooid. Ik heb de benzine aangestoken met een aansteker. Toen een andere, een grotere. Die heb ik op dezelfde manier aangestoken, benzine
op de motorkap.
6. ​
​Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 augustus 2023, opgenomen op pagina 32 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] :
Op 14 augustus 2023 omstreeks 00.53 uur bevonden wij ons aan de Dordsestraat te Emmen. Aldaar kregen wij de melding te gaan naar de Noordbargerstraat ter hoogte van perceel 19, alwaar supermarkt de Lidl is gevestigd. Wij zagen een kleine personenauto volledig in brand staan. Het voertuig stond waarschijnlijk al enkele minuten in brand. Wij zagen nadien dat het voertuig voorzien was van het kenteken [kenteken] .
7. ​
​Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 augustus 2023, opgenomen op pagina 62 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 3] zakelijk weergegeven:
Uit de camerabeelden van het Esso tankstation maakte ik kort samengevat op dat twee mannen op 14 augustus 2023 na 00.15 uur aankomen lopen bij het tankstation Esso Emmen waardoor ze zichtbaar worden op één van de camera's. Ze gaan het tankstation binnen, pakken verschillende producten uit de winkelrekken waaronder een jerrycan. De mannen overleggen een aantal keren waarna ze de producten afrekenen bij de kassa en omstreeks 00.21 uur betalen ze met een betaalpas. Vervolgens gaan ze naar buiten en nemen plaats op een bankje bij het tankstation. Hier eten en drinken ze wat. Vervolgens staan ze op, lopen naar één van de pompen van het tankstation en vullen daar de jerrycan met brandstof.
Vervolgens gaan de mannen het tankstation binnen alwaar ze de brandstof afrekenen en omstreeks 00.27 uur betalen met een betaalpas.
8. ​
​Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal forensisch onderzoek voertuig (Toyota [kenteken] ) d.d. 19 augustus 2023, opgenomen op pagina 21 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] :

Merk/type : Toyota Aygo Kenteken : [kenteken] Bevindingen

Wij zagen dat de auto grotendeels was uitgebrand. Wij zagen dat de linker voorzijde (bestuurderszijde, de motorkap, voorzijde, dak en achterzijde) in ernstige mate waren aangetast door hitte inwerking en vuur. Wij zagen dat het personencompartiment en motorcompartiment volledig waren uitgebrand.
Samenvatting
De Toyota Aygo was aan de bestuurderszijde meer door hitte-inwerking en vuur aangetast dan aan de passagierszijde. De brand was zeer destructief geweest.
9.
​Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal forensisch onderzoek voertuig (Mercedes- Benz [kenteken] ) d.d. 4 september 2023, opgenomen op pagina 27 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] :
Op 14 augustus 2023 om 10:30 uur kwamen wij, naar aanleiding van een brandstichting, voor forensisch onderzoek aan op de locatie [adres] ter hoogte van [adres] .
Voertuig

Merk/type : Mercedes-Benz Sprinter Kenteken : [kenteken] Bevindingen

Wij zagen dat de auto op een afstand van ongeveer een meter vanaf de garageboxen stond. Wij zagen dat de voorzijde van de auto was aangetast door hitte inwerking en vuur. Wij zagen dat van de voorzijde van de auto een deel van de carosserie grotendeels was weggebrand en het motorcompartiment volledig was uitgebrand. Wij zagen dat de brandschade aan de binnenzijde van de auto, vanaf de voorzijde naar de achterzijde van de auto steeds minder werd.
Samenvatting
De auto had met name aan de voorzijde de meeste brandschade. Het interieur vertoonde vanaf de voorzijde naar de achterzijde steeds minder brandschade. Dit gaf, in combinatie met de schade aan het motorcompartiment, de indicatie dat de brand bij of in het motorcompartiment was ontstaan en was doorgeslagen naar het interieur van de auto. Gelet op de locatie van de auto was er gemeen gevaar voor goederen te duchten geweest.
10.
​Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 september 2023, opgenomen op pagina 102 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 7] ., zakelijk weergegeven:
Naar aanleiding van de camperbrand gepleegd op 14 augustus 2023, omstreeks 01.01 uur, aan [adres] achter perceel [adres] te Emmen, hebben wij ter plaatse een onderzoek ingesteld. Wij zagen, dat er roetdelen op de kanteldeur van [adres] lagen. Naast de kanteldeur is de muur vervangen door houten planken. Achter deze houten bekleding stond een stoel en was er nog een houten schutting zichtbaar die aan de woning vastzat. Het gevaar dat de brand over zou kunnen hebben slaan naar de garage c.q. woning was wel degelijk aanwezig.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht de onder 1 subsidiair en onder 2 primair ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1. subsidiair
hij op 14 augustus 2023 te Emmen, openlijk, te weten op de parkeerplaats gelegen aan de Noordbargerstraat, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een goed, te weten een Toyota Aygo (met kenteken [kenteken] ), door benzine, te gieten/sprenkelen over de Toyota Aygo (met kenteken [kenteken] ) en vervolgens aan te steken en tot ontbranding te brengen, terwijl hij, verdachte dit goed opzettelijk heeft vernield.
2. primair
hij op 14 augustus 2023 te Emmen, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk brand heeft gesticht door benzine, te gieten/sprenkelen over onderdelen van een camper, te weten een Mercedes Sprinter (met kenteken [kenteken] ) en vervolgens aan te steken en tot ontbranding te brengen, ten gevolge waarvan die Mercedes Sprinter gedeeltelijk is verbrand, terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten de in die Mercedes Sprinter (met kenteken [kenteken] ) aanwezige goederen en in de nabije omgeving gelegen schuren, te duchten was;
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
subsidiair openlijk in vereniging geweld plegen tegen goederen
primairmedeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft toepassing van het jeugdstrafrecht gevorderd gelet op de jonge leeftijd van verdachte, het feit dat hij nog naar school gaat en het gegeven dat verdachte openstaat voor pedagogische beïnvloeding. De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de primair ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 106 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht en met een proeftijd van twee jaren. Tevens vordert de officier van justitie oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. Daarnaast vordert de officier van justitie dat aan verdachte een werkstraf voor de duur van 80 uren wordt opgelegd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat verdachte vrijgesproken dient te worden van de ten laste gelegde feiten en er derhalve geen straf opgelegd dient te worden. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat het jeugdstrafrecht toegepast dient te worden zoals geadviseerd door de reclassering. Daarnaast acht de verdediging een voorwaardelijke jeugddetentie, gelet op de richtlijnen, niet aan de orde. Verdachte is niet eerder met politie en justitie in aanraking gekomen en is inmiddels geheel zelfstandig gestopt met het gebruik van verdovende middelen. Een deels voorwaardelijke taakstraf is daarom passend. Voorts heeft de raadsman verzocht om dan de bijzondere voorwaarden op te leggen zoals geadviseerd door de reclassering.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting
en de over verdachte opgemaakte rapportage, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee strafbare feiten, namelijk het medeplegen van een brandstichting en het openlijk in vereniging geweld plegen tegen goederen. Hierdoor is een Toyota Aygo volledig uitgebrand en is een camper ernstig beschadigd. Er is eveneens gemeen gevaar voor goederen in en bij de camper te duchten geweest. Brandstichting roept doorgaans gevoelens van angst op in de samenleving en heeft ook maatschappelijke onrust tot gevolg. Daarnaast benadrukt de rechtbank dat dergelijke feiten in het algemeen tot aanzienlijke schade en gevoelens van onveiligheid kunnen leiden.
Jeugdstrafrecht
De verdachte was 18 jaar oud toen hij het bewezenverklaarde pleegde. Het Wetboek van Strafrecht geeft de rechter de mogelijkheid om rekening te houden met de jeugdige leeftijd van verdachten en het jeugdstrafrecht toe te passen (artikel 77c). De rechtbank heeft besloten om in dit geval van deze mogelijkheid gebruik te maken. Daarbij heeft de rechtbank mede gelet op het reclasseringsadvies d.d. 29 december 2023, waarin wordt geadviseerd om het jeugdstrafrecht toe te passen. Verdachte staat sinds 4 oktober 2023 in het kader van schorsing van de voorlopige hechtenis onder toezicht van de jeugdreclassering. In dat kader werkt verdachte mee aan middelencontroles en is hij middelenabstinent. Verdachte maakt sindsdien door zijn intrinsieke motivatie een positieve ontwikkeling door. Zo heeft hij zijn schoolgang weer opgepakt en staat hij open voor hulp en begeleiding zoals die door de jeugdreclassering georganiseerd kan worden.
Gelet op het voorgaande en gelet op de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen op het onderzoek ter terechtzitting acht de rechtbank toepassing van het jeugdstrafrecht dan ook geïndiceerd.
Straftoemeting
Om de positieve ontwikkelingen die verdachte de afgelopen tijd heeft doorgemaakt, voort te zetten adviseert de reclassering om aan verdachte een aantal bijzondere voorwaarden op te leggen. Verdachte is bereid zich te houden aan die voorwaarden. De reclassering adviseert de volgende bijzondere voorwaarden:
  • Begeleiding door jeugdreclassering
  • Begeleid wonen of maatschappelijke opvang
  • Drugsverbod
  • Alcoholverbod
  • Meewerken aan middelencontrole.
Gelet op het advies van de reclassering en het verhandelde ter terechtzitting, ziet de rechtbank aanleiding om een deels voorwaardelijke straf op te leggen en daaraan de bijzondere voorwaarden te verbinden zoals door de reclassering geadviseerd
De rechtbank ziet geen aanleiding om een voorwaardelijke jeugddetentie aan verdachte op te leggen. De rechtbank neemt daarbij allereerst in aanmerking dat als oriëntatiepunt voor een brandstichting waarbij sprake is van aanzienlijke schade aan goederen in beginsel oplegging van een taakstraf vanaf 60 uren het uitgangspunt is. Daarnaast neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest en dat aan verdachte een fors pakket aan bijzondere voorwaarden zal wordt opgelegd.
Gelet op al het vorenstaande acht de rechtbank een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van 200 uren, waarvan 120 uren voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht en met een proeftijd van 2 jaren, passend en geboden. De rechtbank legt daarbij de bijzondere voorwaarden op zoals door de reclassering geadviseerd.

Benadeelde partij

[benadeelde partij 1] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van 182,50 ter vergoeding van materiële schade en 400,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de materiele schade voldoende onderbouwd is en derhalve toegewezen dient te worden. Wat betreft de immateriële schade dient de vordering niet ontvankelijk te worden verklaard, nu de gestelde immateriële schade in beginsel op grond van de wettelijke regeling niet voor vergoeding in aanmerking komt en onvoldoende is onderbouwd waarom dat in dit geval anders zou moeten zijn. De aangehaalde jurisprudentie is niet vergelijkbaar met onderhavige zaak.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat, gelet op de bepleite vrijspraak, de vordering van de benadeelde partij niet ontvankelijk dient te worden verklaard. Subsidiair heeft de verdediging aangevoerd dat zowel de materiële schade als immateriële schade onvoldoende is onderbouwd, nu daartoe onderliggende stukken ontbreken.
Oordeel van de rechtbank
Materiële schade
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde materiele schade, voor zover dit betrekking heeft op 100,00 aan verbande goederen, heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde. De rechtbank acht het opgevoerde bedrag redelijk gelet op de aard van de verbrande goederen. Dat de benadeelde partij geen aankoopbonnen van die goederen heeft aangeleverd, doet daar niet aan af. De rechtbank wijst derhalve de vordering tot vergoeding van de materiele schade gedeeltelijk toe, namelijk tot een bedrag van 100,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 augustus 2023.
Ten aanzien van de opgevoerde reiskosten van 82,50 is de rechtbank van oordeel dat het geen rechtstreekse schade betreft. Gelet op de onderbouwing van die schade, betreffen het reiskosten die de benadeelde partij ook had moeten maken indien zij wel over haar eigen auto had kunnen beschikken. De rechtbank wijst derhalve de vordering tot vergoeding van de reiskosten, af.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien zijn medeverdachte deze al heeft betaald, en andersom.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Immateriële schade
De benadeelde partij heeft daarnaast vergoeding van immateriële schade gevorderd. Indien geen sprake is van lichamelijk letsel, zoals in dit geval, kan op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) slechts een vergoeding voor immateriële schade worden toegekend indien de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Geestelijk letsel kan pas worden aangemerkt als aantasting van de persoon, indien de psychische gevolgen voldoende ernstig zijn. Gevoelens van verdriet en machteloosheid vormen nog geen aantasting van de persoon als bedoeld in artikel 6:106 BW. Ernstige psychische schade, als hiervoor bedoeld, is door de benadeelde partij niet aangevoerd. De vordering tot vergoeding van immateriële schade wordt dan ook niet-ontvankelijk verklaard.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 47, 77c, 77g, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 7aa, 77gg, 141 en 157 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 primair ten laste is gelegd en spreekt verdachte daar van vrij.
Verklaart de onder 1 subsidiair en onder 2 primair ten laste gelegde feiten bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
een taakstraf, te weten een werkstraf voor de duur van 200 uren.
Bepaalt dat van deze werkstraf
een gedeelte, groot 120 uren, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden, dat:
veroordeelde meewerkt aan toezicht door de jeugdreclassering en zich meldt op afspraken met de jeugdreclassering van het Leger des Heils zo vaak de jeugdreclassering dat nodig vindt;
veroordeelde verblijft in [instelling] of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Dit verblijf is reeds gestart. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
3. veroordeelde geen drugs gebruikt en meewerkt aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd;
4. veroordeelde geen alcohol gebruikt en meewerk aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd.
Geeft aan het Leger des Heils Jeugdbescherming en -reclassering te Groningen, een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert, opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het jeugdreclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde het onvoorwaardelijk opgelegde deel van de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie voor de duur van 40 dagen zal worden toegepast.
Beveelt voorts dat, indien het mocht komen tot de tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde deel van de werkstraf, vervangende jeugddetentie voor de duur van 60 dagen zal worden toegepast, indien de veroordeelde dat deel van de werkstraf niet naar behoren verricht.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde werkstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag voorlopige hechtenis.

Vordering benadeelde partij

Ten aanzien van feit 1 subsidiair:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde partij 1]gedeeltelijk toe tot het hierna te noemen bedrag aan materiële schade en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan [benadeelde partij 1] te betalen:
  • het bedrag van
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 14 augustus 2023 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Wijst de vordering wat betreft de materiële schade voor het overige af.
Verklaart de vordering wat betreft de immateriële schade niet ontvankelijk. Bepaalt dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van [benadeelde partij 1] aan de Staat te betalen een bedrag van 100,00 (zegge: honderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 augustus 2023 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt de maximale duur van de gijzeling op 0 dagen als de verdachte niet voldoet aan zijn betalingsverplichting.
Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Zwarts, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. M.C. Fuhler en mr. R. ter Haar, rechters en eveneens kinderrechters, bijgestaan door mr. A. Kamphuis, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 2 februari 2024.
Mr. Fuhler en mr. Kamphuis zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.