Uitspraak
uitspraak van de meervoudige belastingkamer van 4 juli 2024 in de zaken tussen
[eiseres] , uit [vestigingsplaats] , eiseres
Inleiding
- het verlies voor beide jaren vastgesteld op nihil (verliesvaststellingsbeschikkingen);
- de belastingrente vastgesteld op € 3.561 (2018) en € 1.673 (2019) (rentebeschikkingen);
- voor beide jaren een verzuimboete opgelegd van € 2.757 (boetebeschikkingen) op grond van artikel 67a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR).
Feiten
Beoordeling door de rechtbank
redelijkeschatting ten grondslag te leggen. Die schatting mag niet onredelijk en dus niet willekeurig zijn: de inspecteur moet zijn schatting baseren op aanknopingspunten in de werkelijkheid. [1] De inspecteur heeft zijn schatting (zie 2.3.) voor 2018 onderbouwd met concrete gegevens die zien op eiseres zelf. De rechtbank verwijst daarvoor naar pagina 6 en 7 van het verweerschrift dat betrekking heeft op het jaar 2018. Voor 2019 heeft de inspecteur zijn schatting (zie 2.4.) ook onderbouwd met concrete gegevens die voor een aanzienlijk deel op gebeurtenissen uit de feitelijke werkelijkheid zijn gebaseerd (transacties en bezittingen van onroerende zaken van eiseres). De rechtbank verwijst daarvoor naar de pagina’s 12 tot en met 15 van het verweerschrift dat betrekking heeft op het jaar 2019. De rechtbank ziet dat de inspecteur er echt werk van heeft gemaakt en ziet daarin (ruim) voldoende aanknopingspunten om aan te nemen dat de schatting aansluit bij de werkelijkheid. De conclusie is dat de rechtbank van oordeel is dat de schatting van de inspecteur redelijk is.
Conclusie en gevolgen
Beslissing
- verklaart de beroepen ongegrond;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar uitsluitend voor zover het betreft de beslissing over de verzuimboetes;
- vermindert de boetebeschikkingen tot € 2.343 (2018) en € 2.481 (2019);
- bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van de vernietigde uitspraken op bezwaar.