ECLI:NL:RBNNE:2024:2468

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
22 april 2024
Publicatiedatum
1 juli 2024
Zaaknummer
LEE 23/2322
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het besluit van de Nationale Coördinator Groningen inzake de versterking van woningen in het Groningenveld

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Noord-Nederland het beroep van eiser, een inwoner van Wildervank, tegen het besluit van de Nationale Coördinator Groningen (NCG) van 17 november 2022. Dit besluit houdt in dat de woning van eiser niet wordt beoordeeld voor versterking, omdat deze volgens de Seismische Dreigings- en Risicoanalyse (SDRA) een normaal risicoprofiel heeft. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en stelt dat de NCG zijn kerntaak heeft verwaarloosd door alleen te kijken naar de veiligheid in het kerngebied rondom Loppersum en niet naar andere mogelijke bedreigingen zoals zoutwinning en de gevolgen van gaswinning uit het gasveld Annerveen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de NCG niet verantwoordelijk is voor de versterking van gebouwen vanwege andere mijnbouwactiviteiten en dat er op de locatie van eiser niet tot nauwelijks seismische activiteit is. De rechtbank heeft de beroepsgronden van eiser beoordeeld en geconcludeerd dat de NCG de adviezen van Graval Engineering & Solutions BV heeft gevolgd, die bevestigen dat de woning voldoet aan de veiligheidsnormen. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard, maar heeft wel bepaald dat de NCG het door eiser betaalde griffierecht van € 184,- moet vergoeden, omdat eiser terecht beroep heeft ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn bezwaar.

De uitspraak is gedaan door mr. A.W. Wassink op 22 april 2024 en is openbaar uitgesproken. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 23/2322

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 april 2024 in de zaak tussen

[naam], uit Wildervank, eiser

(gemachtigde: H. Janssen).
en
de staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat (Nationaal Coördinator Groningen), NCG
(gemachtigden: mr. R.M. Don en ing. R. Kamer).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van de NCG van 17 november 2022 om de woning niet te beoordelen.
1.1.
Bij brief van 5 juni 2023 heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn bezwaar.
1.2.
Met het bestreden besluit van 6 juni 2023 op het bezwaar van eiser is de NCG bij het besluit gebleven. De NCG heeft eiser een dwangsom van € 184,- toegekend wegens het niet tijdig beslissen.
1.3.
Bij brief van 25 juni 2023 heeft eiser bericht het beroep te handhaven. Op 3 juli 2023 heeft hij zijn gronden aangevuld.
1.4.
De NCG heeft op 10 juli 2023 een verweerschrift ingediend.
1.5.
Op 11 maart 2024 is het beroep op zitting behandeld. De gemachtigde van eiser is verschenen. De NCG heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Feiten en zaaksverloop

2. Aan het bestreden besluit is het hierna volgende voorafgegaan.
2.1.
Eiser heeft een aanvraag ingediend bij het Loket Opname op Verzoek (LOOV) voor zijn woning op het [adres] te Wildervank.
2.2.
Op 11 mei 2022 heeft Graval Engineering & Solutions BV een opname van de woning uitgevoerd. Op 29 juli 2022 is een adviesrapport opgesteld. In het rapport is onder meer het volgende vermeld:
“Niet overal in Groningen is het nodig om te onderzoeken of gebouwen voldoende bestand zijn tegen aardbevingen. Dat komt omdat er op veel plaatsen geen dreiging van zware aardbevingen is.
(…)
Voor berekeningen van veel gebouwen, zoals woningen, wordt tijdvak T5 met een herhalingstijd van 2475 jaar gebruikt. (…) De seismiciteit op de locatie van uw adres is dan 0,040g.
(…)
Daarnaast is gekeken naar de seismiciteit op de locatie van uw woning bij een herhalingstijd van 475 jaar. De seismiciteit op uw locatie bedraagt daarbij 0,017g. Volgens de Nederlandse Praktijkrichtlijn voor aardbevingsbestending bouwen (9998:2020 art. 3.2.1) hoeft bij een waarde kleiner dan 0,05g geen verder onderzoek plaats te vinden. Dit betekent dat er sprake is van een zeer lage seismiciteit en een gebouw daarmee voldoet aan de veiligheidsnorm.”
2.3.
Bij (primair) besluit van 17 november 2022 is beslist de woning niet te beoordelen. Daartoe is uitgelegd dat de woning van eiser op grond van de Seismische Dreigings- en Risicoanalyse (SDRA) een normaal risicoprofiel heeft, dat dit betekent dat de verwachting is dat het aan de norm voldoet en dat de woning daarom niet is opgenomen in het versterkingsproces. Verder is uiteengezet dat naar aanleiding van de aanvraag bij het LOOV in opdracht van de NCG een opname is uitgevoerd, dat daarbij informatie over de woning is verzameld en dat de informatie is vastgelegd in een opnamerapport. Vervolgens is in een adviesrapport een deskundigenoordeel vastgelegd. De conclusie dat de woning niet verder onderzocht hoeft te worden, is door de NCG overgenomen.
2.4.
Eiser heeft bezwaar gemaakt. In bezwaar is door eiser naar voren gebracht dat geen risicoanalyse beschikbaar is voor de gestapelde mijnbouw. Gewezen is onder meer op het gasveld van Annerveen en op zoutwinning. Daarbij is een brief van de NAM van 31 maart 2021 aan de gemeente Veendam overgelegd, waarbij is bericht dat op 30 maart 2021 een beving met een magnitude van 1.5 is veroorzaakt door gaswinning uit het gasveld Annerveen en dat het epicentrum van deze beving door het KNMI is gelokaliseerd bij Veendam-Wildervank.
3. In het bestreden besluit is erop gewezen dat NCG niet verantwoordelijk is voor versterking van gebouwen vanwege overige mijnbouwactiviteiten, zoals zoutwinning. Verder is overwogen dat er niet tot nauwelijks seismische activiteit is op het adres van eiser.

Standpunten partijen

4. De rechtbank beoordeelt het bestreden besluit aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
4.1.
Eiser heeft naar voren gebracht dat de NCG de eigen kerntaak heeft verwaarloosd door enkel de veiligheid van het kerngebied rondom Loppersum mee te nemen. Eiser heeft naar voren gebracht dat breder moet worden gekeken dan enkel dreigingen uit het Groningenveld. Daarbij is opnieuw gewezen op het gasveld van Annerveen en (de gevolgen van) zoutwinning.
4.2.
De NCG heeft in het verweerschrift naar voren gebracht dat de veiligheidsnorm is beschreven in artikel 52d, tweede lid, aanhef en onder a, van de Mijnbouwwet (Mw). Deze norm (ook wel Meijdam-norm) houdt in dat ieder persoon per jaar maximaal een kans van 1:100.000 mag hebben om bij een aardbeving te overlijden door het instorten van een gebouw, of afbrokkeling van onderdelen daarvan, zoals een schoorsteen. De NCG blijft van mening dat de adviezen van Graval Engineering & Solutions BV gevolgd kunnen worden. Ter zitting heeft de NCG benadrukt dat hij zich bezighoudt met de veiligheidsnorm voor zover deze in het geding is door bevingen vanuit het Groningenveld.

Beoordeling door de rechtbank

5. De rechtbank slaat acht op het navolgende.
5.1.
In artikel 33 van de Mw is -voor zover hier van belang- bepaald dat de houder van een vergunning alle maatregelen neemt die redelijkerwijs van hem gevergd kunnen worden om te voorkomen dat als gevolg van de met gebruikmaking van de vergunning verrichte activiteiten de veiligheid wordt geschaad. In de bijbehorende memorie van toelichting (bij het destijds ingediende artikel 34) is verder onder meer het volgende vermeld:
“Voorgesteld wordt een algemene verplichting tot zorg en nazorg in de Mijnbouwwet op te nemen. De verplichting geldt in alle gevallen waarin een vergunning voor opsporing, winning of opslag is verleend. (…) Het artikel verplicht de vergunninghouder tot het nemen van alle maatregelen die redelijkerwijs van hem gevergd kunnen worden om bepaalde nadelige gevolgen of schade te voorkomen. [1]
5.2.
In 2018 is een wetsvoorstel tot wijziging van de Mw ingediend. In hoofdstuk 4a zijn bijzondere regels opgenomen voor het Groningenveld (art. 52a t/m 52i). In artikel 52b van de Mw is bepaald dat artikel 33 niet van toepassing is op de houder van de winningsvergunning Groningenveld voor zover het betreft de winning van gas uit het Groningenveld. Verder is aan het wetsvoorstel als art. 52g, derde lid, van de Mw toegevoegd dat de Minister alle maatregelen neemt die redelijkerwijs van hem gevergd kunnen worden om te voorkomen dat als gevolg van de gaswinning uit het Groningenveld de veiligheid wordt geschaad. [2] Dit artikel [3] verschaft de wettelijke basis om de versterkingsoperatie uit te voeren. [4] In de memorie van toelichting is over versterking onder meer het volgende vermeld:
“Met het wetsvoorstel wordt de hoogte van de winning (door middel van het vaststellen van de operationele strategie) in het publieke domein belegd. Het ligt voor de hand om in het verlengde daarvan ook de zorgplicht en de bijbehorende versterking in het publieke domein een plek te geven. In het wetsvoorstel wordt een bepaling opgenomen waarin de verantwoordelijkheid voor het plannen en uitvoeren van de versterkingsoperatie bij de rijksoverheid wordt gelegd. De Minister zal hiertoe alle maatregelen die redelijkerwijs van hem gevergd kunnen worden nemen om te voorkomen dat als gevolg van de gaswinning uit het Groningenveld de veiligheid van mensen in het gebied wordt geschaad. [5]
5.3.
Door middel van het -ten tijde van het bestreden besluit geldende- Besluit versterking gebouwen Groningen (BvG) is invulling gegeven aan de wettelijke verplichting uit art. 52g, derde lid, van de Mw. [6] In artikel 1 is als definitie van de veiligheidsnorm gegeven:
“een maximaal risico op overlijden van een individu door het bezwijken van een gebouw, als gevolg van bodembeweging veroorzaakt door de winning van gas uit het Groningenveld, van 1 op de 100.000 per jaar.”Verder is in artikel 4, zevende lid, van het BvG neergelegd dat de eigenaar van een gebouw een verzoek kan doen om een controle op de uitkomst van de analyse van de verwachte risico’s van de verwachte bodembeweging, als bedoeld in art. 52c, vierde lid, onder c, van de Mw.
5.4.
Vanaf 1 januari 2020 wordt de versterking van woningen in Groningen uitgevoerd door de NCG. [7] Op 2 maart 2020 is het LOOV door de NCG geopend. [8]
6. De woning van eiser heeft een normaal risicoprofiel en is niet opgenomen in het versterkingsprogramma. Door eiser is bij de NCG een aanvraag ingediend bij het LOOV. [9]
6.1.
Naar aanleiding van deze aanvraag heeft een ingenieursbureau in opdracht van de NCG een opname van de woning van eiser uitgevoerd en is gekeken naar de seismiciteit op de locatie van de woning van eiser. De rechtbank ziet in het betoog van eiser geen grond voor het oordeel dat de NCG daarmee zijn kerntaak heeft verwaarloosd.
6.2.
Zoals hierboven besproken, stellen hoofdstuk 4a van de Mw en het BvG (zoals geldend ten tijde van het bestreden besluit) bijzondere regels voor het Groningenveld. Als uitvoeringsorganisatie in de zin van het BvG is de NCG belast met de beoordeling of gebouwen voldoen aan de veiligheidsnorm. Het betreft gebouwen die mogelijk niet voldoen aan de veiligheidsnorm, als gevolg van beweging van de bodem als gevolg van de aanleg of de exploitatie van een mijnbouwwerk ten behoeve van het winnen van gas uit het Groningenveld. De werkwijze van de NCG, althans in de periode die nu van belang is, is gebaseerd op het BvG. [10] Het onderzoek dat naar aanleiding van de aanvraag bij het LOOV is gedaan sluit aan bij het destijds geldende artikel 4, zevende lid, van het BvG. Het betoog van eiser geeft geen aanknopingspunten dat voor het nemen van het bestreden besluit niet kon worden volstaan met het onder 2.2. genoemde onderzoek.
6.3.
Het betoog van eiser geeft ook voor het overige geen grond voor het oordeel dat de NCG niet kon uitgaan van het advies van Graval Engineering & Solutions BV. [11] Het aangevoerde kan dan ook niet afdoen aan het bestreden besluit.
7. Het beroep is ongegrond.
8. Omdat eiser terecht beroep heeft ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op bezwaar, bepaalt de rechtbank wel dat de NCG het door eiser betaalde griffierecht vergoedt.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- bepaalt dat de NCG aan eiser het griffierecht van € 184,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.W. Wassink, rechter, in aanwezigheid van mr. H.A. Hulst, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 22 april 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Tweede Kamer, vergaderjaar 1998-1999, 26 219, nr. 3, blz. 63-64
2.Tweede Kamer, vergaderjaar 2017–2018, 34 957, nr. 2, blz. 5
3.Wet van 17 oktober 2018, Stb. 2018, 371
4.vgl. de uitspraak van de ABRvS van 3 juli 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2217, 36.2
5.Tweede Kamer, vergaderjaar 2017–2018, 34 957, nr. 3, paragraaf 3.4.3.3
6.Stcrt. 2019, 30569, blz. 19
7.Tweede Kamer, vergaderjaar 2020-2021, 33 529, nr. 866, brief minister EZK
8.Tweede Kamer, vergaderjaar 2019-2020, 33 529, nr. 770
9.vgl. de uitspraak van de rechtbank van 6 december 2022, ECLI:NL:RBNNE:2022:4666
10.vgl. de uitspraak van deze rechtbank van 17 juni 2022, ECLI:NL:RBNNE:2022:2026
11.vgl. de uitspraak van deze rechtbank van 23 mei 2023, ECLI:NL:RBNNE:2023:2029