In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westerwolde, dat het verzoek van eiser om een loonwaardemeting buiten behandeling heeft gesteld. Eiser had op 20 november 2022 een verzoek ingediend, maar het college stelde dit buiten behandeling op 21 februari 2023, omdat eiser niet alle gevraagde informatie had ingeleverd. Eiser ging in bezwaar tegen dit besluit, maar het college verklaarde het bezwaar ongegrond op 18 juli 2023. De rechtbank heeft het beroep op 9 april 2024 behandeld, waarbij zowel eiser als de gemachtigde van het college aanwezig waren.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het college in redelijkheid de gevraagde informatie van eiser kon verlangen om het verzoek goed te kunnen beoordelen. Eiser had niet duidelijk gemaakt welke stukken hij al eerder had ingediend en waarom deze niet opnieuw konden worden verstrekt. De rechtbank oordeelt dat de termijn die het college aan eiser had gegeven voor het indienen van de gevraagde stukken niet onredelijk was. Eiser had de mogelijkheid om een verlenging van de termijn aan te vragen, maar heeft dit niet gedaan.
De rechtbank concludeert dat het college wel degelijk een besluit heeft genomen op het verzoek van eiser, ook al is dit besluit om het verzoek buiten behandeling te stellen. De beroepsgrond van eiser dat er geen besluit is genomen, wordt verworpen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding of terugbetaling van het griffierecht. De uitspraak is gedaan door mr. T.A. Oudenaarden, rechter, en is openbaar uitgesproken op 14 juni 2024.