ECLI:NL:RBNNE:2024:2408

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
26 juni 2024
Publicatiedatum
25 juni 2024
Zaaknummer
C/17/191146 / FA RK 23-1821
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwikkeling huwelijkse voorwaarden en verdeling van de eenvoudige gemeenschappen na echtscheiding

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 24 juni 2024 een beschikking gegeven inzake de afwikkeling van huwelijkse voorwaarden tussen partijen, die op 22 januari 2024 zijn gescheiden. De vrouw had op 7 september 2023 een verzoekschrift tot echtscheiding ingediend, waarbij zij verzocht om de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden en de verdeling van de eenvoudige gemeenschappen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man geen afzonderlijke aanspraak kan maken op huurinkomsten, aangezien deze toekomen aan de gemeenschap van goederen. De rechtbank heeft de verdeling van de bankrekeningen en de toedeling van de auto's geregeld, waarbij de man onder andere de Mercedes ML 420 en de Audi A6 toegewezen kreeg, terwijl de vrouw het saldo op de bankrekening met nummer [bankrekening C] kreeg toegewezen. De rechtbank heeft ook bepaald dat de man een bedrag van € 9.250,- aan de vrouw moet voldoen in verband met een vergoedingsrecht inzake een erfenis. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad en partijen zijn verplicht om binnen twee weken na de beschikking gezamenlijk opdracht te geven aan een taxateur voor de taxatie van het winkelpand.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaak-/rekestnummer: C/17/191146 / FA RK 23-1821
beschikking van de enkelvoudige kamer d.d. 24 juni 2024
inzake
[naam],
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
hierna ook te noemen: de vrouw,
advocaat mr. L.M. Ligtvoet-van Tuijn, kantoorhoudende te Dokkum,
tegen
[naam],
wonende te [plaats] ,
hierna ook te noemen: de man,
advocaat mr. P. Sipma, kantoorhoudende te Drachten,

1.Het verdere procesverloop

1.1.
Bij beschikking van 2 februari 2024 heeft de rechtbank de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en de zaak ten aanzien van de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden en - voor zover deze bestaan - de verdeling van de eenvoudige gemeenschappen verwezen naar een nader te bepalen terechtzitting voor een mondelinge behandeling.
1.2.
Na 2 februari 2024 heeft de rechtbank kennisgenomen van een verweerschrift op vermeerdering van eis/zelfstandige verzoeken, tevens wijziging/aanvulling van eis, met bijlagen, van de man, ontvangen op 6 mei 2024.
1.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 14 mei 2024. Daarbij zijn verschenen:
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
- de man, bijgestaan door zijn advocaat.
1.4.
De mondelinge behandeling is meerdere malen geschorst om partijen in de gelegenheid te stellen te komen tot een minnelijke regeling. Dit is, ook na tussenkomst van de rechter, niet mogelijk gebleken zodat uiteindelijk beschikking is bepaald.

2.De verzoeken

2.1.
De vrouw heeft op 7 september 2023 een verzoekschrift tot echtscheiding ingediend waarbij zij - voor zover nog hier van belang - heeft verzocht partijen te veroordelen over te gaan tot afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden en voor zover deze bestaan de verdeling van de eenvoudige gemeenschappen, met benoeming van een notaris of onzijdig persoon.
2.2.
Bij verweerschrift, tevens houdende zelfstandige verzoeken, heeft de man verzocht - voor zover nog hier van belang - te bepalen dat partijen tot afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden dienen over te gaan overeenkomstig hetgeen hieromtrent door de man is gesteld.
2.3.
Bij verweerschrift op de zelfstandige verzoeken, tevens houdende vermeerdering van eis, althans houdende zelfstandige verzoeken, heeft de vrouw verzocht, voor zover hier van belang, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
(…)
II. de vrouw te veroordelen tot het betalen van € 6,27 ter zake van de verrekening van het saldo van bankrekening [bankrekening A] ;
III. de man te veroordelen tot het betalen van € 100,66 ter zake van de verrekening van het saldo van bankrekening [bankrekening B] ;
IV. de vrouw te veroordelen tot het betalen van € 1.104,24 ter zake van de verrekening van het saldo van bankrekening [bankrekening C] ten name van de vrouw, althans een beslissing te nemen die de rechtbank juist acht;
V. de vrouw te veroordelen tot het betalen van € 8,20 ter zake van de verrekening van het saldo van bankrekening [bankrekening D] ;
VI. de man te veroordelen tot het betalen van € 15.000,- aan de vrouw ter zake van de Audi voornoemd, althans een beslissing te nemen die de rechtbank juist acht;
VII. de man te veroordelen tot het betalen van € 2.000,- ter zake van de Mercedes, althans een beslissing te nemen die de rechtbank juist acht;
VIII. de vorderingen van de man af te wijzen;
IX. de man te veroordelen tot het betalen van € 1.437,50 aan de vrouw ter zake van de verrekening van de hypotheeklasten en/of verrekening van de rekening-courantschuld ten aanzien van het winkelpand aan [adres] te [plaats] (hierna: het winkelpand);
X. de man te veroordelen tot het betalen van € 18.500,- ter zake van het vergoedingsrecht ex artikel 3 van de akte van huwelijkse voorwaarden,
althans beslissingen te nemen die de rechtbank juist acht;
XI. de man te veroordelen in de kosten van de procedure.
2.4.
Bij verweerschrift op vermeerdering van eis/zelfstandige verzoeken, tevens wijziging/aanvulling van eis heeft de man verzocht:
- te bepalen dat de personenauto van het merk Audi A6 en de personenauto BMW 125i buiten enige toedeling en verrekening van partijen vallen;
- te bepalen dat de Mercedes ML420 van het bouwjaar 2007 aan de man wordt toegedeeld, waarbij de helft van de waarde van € 4.000,- aan de vrouw wordt uitbetaald;
- de bankrekeningen, zoals opgenomen onder 9 tot en met 13 van het verweerschrift, tevens houdende zelfstandige verzoeken, te verdelen en het saldo te verrekenen, zoals opgenomen onder 9 tot en met 13 van dit verweerschrift;
- het winkelpand toe te delen aan de vrouw en 25% van de waarde van dit pand door de vrouw aan de man uit te betalen;
- een taxateur te benoemen tot vaststelling van een bindende taxatie met betrekking tot het winkelpand;
- te bepalen dat de vrouw aan de man een bedrag betaalt van € 158.570,- als verrekening/verdeling van de revenuen, overeenkomstig artikel 2 van de huwelijkse voorwaarden;
- de vrouw te gelasten bankafschriften en/of andere stukken in het geding te brengen, waaruit de rente blijkt die de vrouw heeft ontvangen uit de nalatenschap van de op 20 maart 2005 overleden moeder van de vrouw vanaf het overlijden van de moeder tot aan de peildatum;
- te bepalen dat de helft van de ontvangen rente uit de nalatenschap van de op 20 maart 2005 overleden moeder van de vrouw vanaf het overlijden van de moeder tot aan de peildatum aan de man wordt toegedeeld/uitbetaald;
- de vermeerdering van eis/zelfstandige verzoeken van de vrouw af te wijzen;
- de vrouw te veroordelen in de kosten van de procedure.

3.De feiten

3.1.
Partijen zijn op [datum] 2001 met elkaar gehuwd. Voorafgaand aan hun huwelijk, op [datum] 2001, zijn zij huwelijkse voorwaarden aangegaan. Op 22 januari 2024 is de echtscheiding ingeschreven in de daartoe bestemde registers van de burgerlijke stand.
3.2.
In de akte huwelijksvoorwaarden is, voor zover hier van belang, het volgende opgenomen:
"Artikel 1
Er zal tussen de echtgenoten een gemeenschap van goederen bestaan overeenkomstig de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek voor de algehele gemeenschap van goederen, met uitzondering echter van de goederen, die door de echtgenoten krachtens erfstelling, legaat of schenking zullen worden verkregen, alsmede met uitzondering van de aan het slot van deze akte vermelde privégoederen.
Deze uitgezonderde goederen zullen ieders persoonlijke eigendom zijn en blijven, terwijl de op de verkrijging van die goederen drukkende schulden en lasten - de wegens die verkrijgingen geheven belastingen als successie-, schenkings- en overgangsrecht daaronder begrepen - uitsluitend voor rekening van de verkrijger zullen zijn.
Artikel 2
De revenuen van de goederen, die aan een van de echtgenoten persoonlijk toebehoren, zullen behoren tot de gemeenschap van goederen, terwijl de renten van de persoonlijke schulden, de kosten en lasten van een van de echtgenoten die ten laste van de revenuen plegen te worden gebracht, zullen komen voor rekening van de gemeenschap van goederen.
Vergoedingen
Artikel 3
De echtgenoten zijn, voor zover zij niet anders overeenkomen, verplicht aan elkaar te vergoeden hetgeen aan het vermogen van de ene echtgenoot is onttrokken ten bate van de andere echtgenoot, naar de waarde op de dag van de onttrekking.Deze vergoeding is terstond opeisbaar, tenzij de redelijkheid en billijkheid zich hiertegen verzetten.
(…)
Slotverklaringen
De comparanten verklaarden tenslotte:
(…)
- dat de in artikel 1 bedoelde ten huwelijk aangebrachte privégoederen van de man bestaan uit de woning met toebehoren aan de [adres] te [plaats] met de daarop rustende hypothecaire schuld wegens geldlening aan de Rabobank [plaats] ad eenhonderdvijftig duizend gulden (f.150.000,00), alsmede een personenauto Volkswagen Golf, bouwjaar negentienhonderd zevenentachtig, kenteken [kenteken] ;"
3.3.
Niet in geschil is dat als peildatum voor de omvang en samenstelling van de gemeenschap 6 september 2023 wordt gehanteerd.

4.De beoordeling

De afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden
De verkoopopbrengst inzake de voormalige echtelijke woning
4.1.
Partijen zijn het erover eens dat de tussen partijen verdeelde verkoopopbrengst inzake de voormalige echtelijke woning geen deel meer uitmaakt van de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden. De rechtbank merkt op dat de verkoopopbrengst is gestort op de bankrekeningen van partijen, die hierna worden besproken.
De inboedel
4.2.
Partijen zijn het erover eens dat de inboedel geen deel meer uitmaakt van de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden.
De auto's
4.3.
Niet in geschil is dat de auto van het merk Mercedes ML420 met een waarde van € 4.000,- aan de man dient te worden toegedeeld, onder de verplichting om de helft van de waarde aan de vrouw te vergoeden, namelijk € 2.000,-.
4.4.
Tijdens de mondelinge behandeling zijn partijen het erover eens geworden dat de auto's van het merk Audi A6 en BMW 125i aan de man worden toegedeeld zonder verrekening van de waarde.
De bankrekeningen
* [bankrekening A]
4.5.
Niet in geschil is dat de bankrekening met nummer [bankrekening A] door de vrouw is opgeheven. Tijdens de mondelinge behandeling zijn partijen het erover eens geworden dat het saldo voor opheffing van € 12,53 door partijen bij helfte dient te worden verdeeld, zodat de vrouw een bedrag van € 6,27 aan de man dient te betalen.
* [bankrekening B]
4.6.
Partijen hebben tijdens de mondelinge behandeling afgesproken dat de gezamenlijke bankrekening met nummer [bankrekening B] , die in gebruik is bij de man, dient te worden opgeheven. Zij zijn het erover eens dat het saldo op 6 september 2023 € 201,32 bedroeg en dat dit aan partijen ieder voor de helft toekomt. De man dient dan ook € 100,66 aan de vrouw te betalen. Partijen hebben afgesproken dat zij binnen twee weken na de mondelinge behandeling gaan regelen dat de rekening wordt opgeheven.
* [rekeningnummer]
4.7.
Tijdens de mondelinge behandeling hebben partijen afgesproken dat (het saldo op) de bankrekening met nummer [rekeningnummer] aan de man kan worden toegedeeld zonder verrekening van het saldo, omdat het saldo (voornamelijk) ziet op de verkoopopbrengst inzake de woning van partijen waarover partijen hebben afgesproken dat dit buiten beschouwing blijft bij de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden.
* [bankrekening C]
4.8.
De rechtbank stelt voorop dat de bankrekening met nummer [bankrekening C] een zakelijke rekening van de vrouw betreft. Niet in geschil is dat van het saldo op deze rekening de tussen partijen verdeelde verkoopopbrengst van de echtelijke woning van partijen deel uitmaakt en dat de vrouw dit saldo toekomt. Tijdens de mondelinge behandeling hebben partijen afgesproken dat (het saldo op) deze rekening aan de vrouw dient te worden toegedeeld en dat de vrouw een bedrag van (€ 3.387,40 - € 1.141,58 (de helft van de kosten VVE) =) € 2.245,82 aan de man dient te voldoen.
* [bankrekening D]
4.9.
De rechtbank zal (het saldo op) de bankrekening met nummer [bankrekening D] aan de man toedelen. Omdat uit de stukken blijkt dat het saldo op de peildatum € 16,39 bedroeg, zal de rechtbank bepalen dat de man de helft hiervan, namelijk € 8,20, aan de vrouw moet voldoen.
* [rekeningnummer]
4.10.
De man heeft aangevoerd dat de bankrekening met nummer [rekeningnummer] aan de vrouw dient te worden toegedeeld en dat het saldo dient te worden gedeeld. Volgens de man staat deze rekening op naam van de vrouw en dient zij vrouw het saldo per peildatum aan te tonen. De vrouw heeft betwist dat deze bankrekening bestaat.
4.11.
Omdat de man degene is die stelt dat partijen een bankrekening met nummer [rekeningnummer] hebben en de vrouw die stelling heeft betwist, ligt het op de weg van de man om zijn stelling nader te onderbouwen. De rechtbank constateert dat de man dat heeft nagelaten. De rechtbank gaat daarom voorbij aan de stelling van de man.
4.12.
De rechtbank wenst partijen te wijzen op artikel 3:194 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW), waarin is bepaald dat een deelgenoot die opzettelijk tot de gemeenschap behorende goederen verzwijgt, zoek maakt of verborgen houdt, zijn aandeel in die goederen aan de andere deelgenoten verbeurt.
* De kwartaalspaarrekening
4.13.
De man heeft aangevoerd dat partijen een kwartaalspaarrekening hebben, maar het bankrekeningnummer en saldo is hem onbekend. De man is van mening dat de vrouw hierover duidelijkheid moet geven. De vrouw betwist dat deze bankrekening bestaat.
4.14.
Omdat de man degene is die stelt dat partijen een kwartaalspaarrekening hebben en de vrouw die stelling heeft betwist, ligt het op de weg van de man om zijn stelling nader te onderbouwen. De man heeft dat nagelaten, zodat de rechtbank voorbij gaat aan de stelling van de man.
4.15.
De rechtbank wijst partijen nogmaals op het bepaalde in artikel 3:194 lid 2 BW.
De erfenis van de vrouw / het winkelpand
4.16.
Niet in geschil is dat de vrouw de onverdeelde helft van het winkelpand heeft verkregen krachtens erfrecht uit de nalatenschap van haar vader en dat dit privévermogen van de vrouw betreft.
4.17.
In geschil is of de man mede-eigenaar is van de andere helft van het winkelpand.
4.18.
Zoals hiervoor is vermeld, zijn partijen in hun huwelijkse voorwaarden overeengekomen dat tussen hen een gemeenschap van goederen zal bestaan overeenkomstig de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek voor de algehele gemeenschap van goederen, met uitzondering van de goederen, die door de echtgenoten krachtens erfstelling, legaat of schenking zullen worden verkregen, alsmede met uitzondering van de aan het slot van de akte vermelde privégoederen.
4.19.
Uit de stukken blijkt dat de nichtjes van de vrouw de andere onverdeelde helft in het winkelpand, ieder voor één/vierde deel, uit de nalatenschap van de vader van de vrouw hebben geërfd. Bij notariële akte van 30 augustus 2016 is het onverdeelde aandeel van de nichtjes van de vrouw in het winkelpand aan de vrouw toegedeeld, en niet ter discussie is dat de vrouw op dat moment een hypothecaire geldlening heeft afgesloten om deze uitkoop te financieren. Deze schuld bedraagt thans € 96.875,-. De rechtbank is van oordeel dat dit overgenomen aandeel in het winkelpand tot de huwelijksgemeenschap van partijen behoort, nu de vrouw dit niet krachtens erfstelling, legaat of schenking heeft verkregen. Dit betekent dat de man een onverdeeld aandeel van één/vierde in het winkelpand heeft. De vrouw heeft het winkelpand voor een onverdeeld aandeel van drie/vierde in eigendom.
4.20.
De rechtbank leidt uit de stellingen van partijen af dat partijen het erover eens zijn dat het aandeel van de man in het winkelpand aan de vrouw moet worden toegedeeld. De rechtbank zal dan ook het onverdeelde aandeel van één/vierde in het winkelpand van de man toedelen aan de vrouw.
4.21.
Niet in geschil is dat aan de man 25% van de overwaarde van het winkelpand toekomt. Partijen zijn het erover eens dat het bedrag waarop de man aanspraak maakt als volgt wordt berekend. Op de helft van de waarde van het winkelpand - ten aanzien van het deel dat bij akte van 30 augustus 2016 aan de vrouw is toegedeeld - wordt de restant hypotheekschuld van € 96.875,- in mindering gebracht. De helft van dit bedrag komt vervolgens toe aan de man.
4.22.
Partijen zijn het niet eens over de waarde van het winkelpand. De vrouw heeft de waarde van het winkelpand gesteld op € 229.000,- en een taxatierapport van 10 januari 2023 ingebracht die deze waarde onderbouwt. Gelet op de economische situatie op de markt voor winkelpanden is de vrouw van mening dat van deze waarde moet worden uitgegaan. De man heeft hiertegen ingebracht dat het rapport niet recent is, nu de taxatie op 13 januari 2023 heeft plaatsgevonden en de markt voor winkelpanden snel kan veranderen. Bovendien heeft het winkelcentrum waarin het winkelpand is gelegen, een functie voor het dorp. Ook heeft de man aangevoerd dat het taxatierapport niet kan worden gebruikt in deze procedure, omdat de taxatie destijds voor een ander doel is aangevraagd. Nu de man het door de vrouw overgelegde taxatierapport gemotiveerd heeft betwist, is de rechtbank van oordeel dat taxatie van het winkelpand noodzakelijk is. Partijen hebben tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat een eventuele taxatie dient plaats te vinden door taxateur [naam] . Ook zijn partijen het erover eens dat de kosten van de taxatie door hen worden gedeeld. De rechtbank zal bepalen dat partijen binnen twee weken na heden taxateur [naam] gezamenlijk opdracht geven om het winkelpand te laten taxeren. De rechtbank zal bepalen dat de datum van de taxatie als peildatum heeft te gelden voor de waardering van het winkelpand en dat de taxatiewaarde bindend is voor partijen.
4.23.
De toedeling van het aandeel van de man in het winkelpand aan de vrouw dient plaats te vinden onder de verplichting en voorwaarde dat de man binnen twee maanden na het taxatierapport bij notariële akte wordt ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire geldlening. De vrouw mag daarbij de notaris kiezen. De rechtbank is van oordeel dat de notariskosten voor het goederenrechtelijk toedelen van het onverdeelde aandeel van de man in het winkelpand aan de vrouw ten laste dienen te komen van partijen samen.
4.24.
De vrouw heeft nog aangevoerd dat de zakelijke bankrekening met nummer [bankrekening C] een rekening-courantvordering op de gemeenschap heeft van in totaal € 20.500,- in verband met de hypotheeklasten inzake het winkelpand, omdat zij dit bedrag van de gezamenlijke spaarrekening eindigend op [laatste drie cijfers bankrekening D] heeft voldaan die is gevoed met haar erfenis. Nog daargelaten dat er in dit geval geen sprake kan zijn van een rekening-courantvordering op de gemeenschap, is tijdens de mondelinge behandeling naar voren gekomen dat de vrouw ditzelfde bedrag van € 20.500,- ook bij haar verzoek tot vergoeding van een bedrag van € 18.500,- op grond van artikel 3 van de huwelijkse voorwaarden heeft betrokken. De rechtbank zal het standpunt van de vrouw over het bedrag van € 20.500,- in de beoordeling betrekken bij haar verzoek inzake het vergoedingsrecht.
De revenuen inzake het winkelpand
4.25.
De man heeft aangevoerd dat de huurinkomsten inzake het winkelpand op grond van artikel 2 huwelijke voorwaarden als revenuen moeten worden aangemerkt en dat hij aanspraak maakt op 25% van de totale huurinkomsten over de periode van 30 april 2011 tot 1 mei 2024 van € 429.641,-, namelijk € 158.570,-.
4.26.
De vrouw erkent dat 25% van de revenuen uit verhuur aan de man toekomt, maar is van mening dat hij hierop geen aanspraak maakt omdat de revenuen zijn besteed aan de kosten van de huishouding. De vrouw heeft aangevoerd dat de huurinkomsten werden ontvangen op de bankrekening met het nummer eindigend op [laatste drie cijfers bankrekening C] en dat deze werden overgemaakt naar de gezamenlijke bankrekening met het nummer eindigend op [laatste drie cijfers bankrekening A] . Partijen hebben geleefd van deze huurinkomsten, die in totaal € 44.663,75 bedroegen.
4.27.
Voor zover de vrouw tijdens de mondelinge behandeling haar verzoek over de huurinkomsten heeft gewijzigd, in die zin dat de revenuen op grond van artikel 1:94 BW aan haar toekomen, acht de rechtbank dat te laat gelet op de goede procesorde. Dit argument is niet eerder aangevoerd, en de man heeft zich hierop niet kunnen voorbereiden. De rechtbank betrekt bij haar oordeel dat de man niet ondubbelzinnig heeft ingestemd met de wijziging en dat de vrouw deze wijziging eerder bij de beoordeling had kunnen en moeten betrekken. Dat zij dat heeft nagelaten, dient voor haar rekening en risico te blijven. Bovendien wordt de man onredelijk bemoeilijkt in zijn verdediging door de wijziging pas tijdens de mondelinge behandeling in te brengen. De rechtbank zal het gewijzigde verzoek dan ook niet in de beoordeling betrekken.
4.28.
De rechtbank stelt voorop dat de revenuen op grond van artikel 2 van de huwelijkse voorwaarden aan de gemeenschap van goederen toekomen. Niet in geschil is dat de huurinkomsten werden ontvangen op de bankrekening eindigend op [laatste drie cijfers bankrekening C] en dat deze werden overgemaakt naar de gezamenlijke bankrekening met het nummer eindigend op [laatste drie cijfers bankrekening A] . Voor zover de revenuen nog aanwezig zijn, maken deze deel uit van de banksaldi en worden deze betrokken bij de verdeling van de banksaldi. De rechtbank zal het verzoek van de man inzake de huurinkomsten dan ook afwijzen. Daarbij wijst de rechtbank de man er op dat in de huwelijkse voorwaarden niet is bepaald dat de man na scheiding nog in privé aanspraak kan maken op de tijdens huwelijk ontvangen revenuen. Die revenuen komen, blijkt de tekst van artikel 2 van de huwelijkse voorwaarden, de gemeenschap toe en dat is in de praktijk dus gebeurd.
Het vergoedingsrecht inzake de erfenis
4.29.
De vrouw heeft aangevoerd dat zij op grond van artikel 3 van de huwelijkse voorwaarden een vergoedingsrecht van € 18.500,- op de man heeft, omdat zij dit bedrag van haar privévermogen heeft onttrokken ten bate van de man. De vrouw stelt dat zij in 2011 een erfenis onder uitsluitingsclausule van haar vader heeft verkregen ten bedrage van € 72.493,18, namelijk de helft van de verkoopopbrengst van het ouderlijk huis, en dat deze is ontvangen op de gezamenlijke bankrekening eindigend op [laatste drie cijfers bankrekening A] . De vrouw heeft op 3 december 2011 twee bedragen overgemaakt naar de gezamenlijke spaarrekening eindigend op [laatste drie cijfers bankrekening D] . Volgens de vrouw blijkt uit het bankafschrift van bijlage 9 dat de erfenis op die rekening is ontvangen. De vrouw heeft aangegeven dat zij in totaal € 20.500,- van deze bankrekening heeft overgemaakt naar haar zakelijke rekening eindigend op [laatste drie cijfers bankrekening C] . Ter onderbouwing van haar standpunt heeft zij verwezen naar het bankafschrift van bijlage 13. De vrouw heeft aangevoerd dat zij vervolgens in totaal € 18.500,- ten behoeve van de man heeft overgemaakt naar de gezamenlijke bankrekening eindigend op [laatste drie cijfers bankrekening B] , die in gebruik was bij de man, namelijk op 16 maart 2018 € 1.500,-, op 22 november 2020 € 12.000,- in verband met een factuur van bouwbedrijf [naam] en op 3 februari 2023 € 5.000,- omdat de man aangaf krap bij kas te zitten. De vrouw verwijst naar de overgelegde bankafschriften van de rekening eindigend op [laatste drie cijfers bankrekening C] .
4.30.
De man heeft aangevoerd dat de vrouw niet heeft aangetoond dat het bedrag van € 18.500,- is voldaan met gelden die afkomstig zijn van de nalatenschap van de vader van de vrouw. De man is van mening dat onduidelijk is dat dit bedrag afkomstig is van de erfenis, nu gelden zijn overgemaakt van de ene bankrekening naar een andere bankrekening en vervolgens weer naar een andere bankrekening. Bovendien zijn de bedragen overgemaakt naar bankrekeningen waarop ook andere inkomsten werden ontvangen, waaronder de revenuen.
4.31.
Niet in geschil is dat de vrouw een erfenis uit de nalatenschap van haar vader heeft ontvangen van € 72.493,18, vanwege de verkoop van het ouderlijk huis, en dat deze erfenis tot het privévermogen van de vrouw behoort. In geschil is of zij van de erfenis een bedrag van in totaal € 18.500,- heeft onttrokken ten gunste van de man.
4.32.
De rechtbank is van oordeel dat de vrouw, in het licht van de inhoudelijk summiere betwisting door de man, voldoende heeft onderbouwd dat zij € 18.500,- van haar privévermogen heeft onttrokken. Anders dan de vrouw heeft aangevoerd, is dit bedrag naar het oordeel van de rechtbank ten goede aan het gemeenschapsvermogen gekomen, zodat zij een vergoedingsrecht van € 18.500,- op de gemeenschap heeft. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
4.33.
Uit de afrekening van de notaris van 18 november 2011 komt naar voren dat de erfgenamen van de vader van de vrouw een bedrag van € 144.986,35 ontvingen in verband met de verkoop van de ouderlijke woning. Vast staat dat de vrouw aanspraak maakte op de helft van dit bedrag, namelijk (afgerond) € 72.493,18. De vrouw heeft een bankafschrift overgelegd waaruit volgt dat het saldo van de bankrekening met het nummer eindigend op [laatste drie cijfers bankrekening D] op 15 maart 2012 € 75.329,73 bedroeg. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de vrouw daarmee voldoende onderbouwd dat de erfenis van € 72.493,18 is overgemaakt naar de bankrekening met het nummer eindigend op [laatste drie cijfers bankrekening D] .
4.34.
Daarnaast komt uit de overgelegde bankafschriften naar voren dat op 29 april 2016 € 4.000,-, op 30 mei 2016 € 1.500,- en op 28 augustus 2016 € 15.000,- van bankrekening met het nummer eindigend op [laatste drie cijfers bankrekening D] is overgemaakt naar de bankrekening met het nummer eindigend op [laatste drie cijfers bankrekening C] , ofwel in totaal € 20.500,-. Ook blijkt uit de bankafschriften dat vanaf de bankrekening eindigend op [laatste drie cijfers bankrekening C] op 16 maart 2019 een bedrag van € 1.500,- is overgemaakt naar de rekening eindigend op [laatste drie cijfers bankrekening B] , op 22 november 2020 een bedrag van € 12.000,- en op 3 februari 2023 een bedrag van € 5.000,-, ofwel in totaal € 18.500,-. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de vrouw daarmee voldoende onderbouwd dat zij in totaal een bedrag van € 18.500,- van haar privévermogen naar de bankrekening met het nummer eindigend op [laatste drie cijfers bankrekening B] heeft overgemaakt.
4.35.
Omdat de bankrekeningen van partijen tot het gemeenschapsvermogen behoren, is het bedrag van in totaal € 18.500,- door vermenging deel gaan uitmaken van het gemeenschapsvermogen. De vrouw heeft door deze vermogensverschuiving in beginsel tegenover de gemeenschap recht op vergoeding van dat bedrag (Hoge Raad 5 april 2019, ECLI:NL:HR:2019:504). Tijdens de zitting heeft de man erkend dat de vrouw een bedrag van € 12.000,- aan de man heeft overgemaakt om een zakelijke factuur te kunnen voldoen. Daarnaast heeft de man niet, althans onvoldoende weersproken dat het bedrag van € 5.000,- is overgemaakt aan de man omdat hij krap bij kas zat en zowel dit bedrag als het bedrag van € 1.500,- ten goede aan de man is gekomen. Nu met het bedrag van in totaal € 18.500,- lasten zijn voldaan van een bankrekening die tot het gemeenschapsvermogen behoort en de betalingen gelet op het voorgaande als de voldoening van gemeenschappelijke lasten moeten worden gezien, is de rechtbank van oordeel dat de vrouw een vergoedingsrecht op de gemeenschap heeft van € 18.500,-. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de man geen, dan wel onvoldoende, feiten en omstandigheden aangevoerd op grond waarvan het vergoedingsrecht van de vrouw op de gemeenschap niet geldend kan worden gemaakt.
De man en de vrouw zijn in de onderlinge verhouding ieder voor de helft draagplichtig voor de gemeenschapsschulden. De vrouw heeft daarom niet recht op het geheel, maar slechts op de helft. De rechtbank zal daarom bepalen dat de man een bedrag van € 9.250,- aan de vrouw dient te voldoen.
De nalatenschap van de moeder van de vrouw
4.36.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de man zijn verzoek(en) over de rente over de nalatenschap van de moeder van de vrouw ingetrokken, zodat daarop niet meer hoeft te worden beslist.
Conclusie4.37. De rechtbank zal bepalen dat partijen binnen twee weken na de beschikking gezamenlijk opdracht geven aan taxateur [naam] om het winkelpand te taxeren, zoals hiervoor vermeld. De rechtbank zal het aandeel van de man in het winkelpand aan de vrouw toedelen, tegen 25% van de overwaarde zoals hiervoor vermeld, onder de verplichting en voorwaarde zoals hiervoor vermeld.
4.38.
De rechtbank zal aan de man toedelen:
- de auto van het merk Mercedes ML 420;
- de auto's van het merk Audi A6 en BMW;
- het saldo op de bankrekening met nummer [rekeningnummer] ;
- het saldo op de bankrekening met nummer [bankrekening D]
.
4.39.
De rechtbank zal aan de vrouw het saldo op de bankrekening met nummer [bankrekening C] toedelen.
4.40.
De rechtbank concludeert dat de man ter zake van de auto van het merk Mercedes ML 420 en de banksaldi (€ 2.000,- + € 100,66 + € 8,20 = ) € 2.108,86 aan de vrouw dient te voldoen. De vrouw dient ter zake van de banksaldi aan de man: (€ 6,27 + € 2.245,82 =) € 2.252,09 te voldoen. Dit betekent dat de vrouw per saldo een bedrag van € 143,23 aan de man moet voldoen.
4.41.
Ook zal de rechtbank bepalen dat de man een bedrag van € 9.250,- aan de vrouw dient te voldoen in verband met het vergoedingsrecht van de vrouw inzake de erfenis.
De proceskosten
4.42.
De vrouw heeft verzocht om de man te veroordelen in de proceskosten. Ook de man heeft verzocht om de vrouw te veroordelen in de proceskosten.
4.43.
De rechtbank ziet geen aanleiding een van partijen te veroordelen in de proceskosten. Gelet op het familierechtelijke karakter van deze zaak, zullen de proceskosten worden gecompenseerd als na te melden.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
bepaalt dat partijen binnen twee weken na deze beschikking gezamenlijk opdracht geven aan taxateur [naam] om het winkelpand aan [adres] te [plaats] te taxeren tegen een waarde op de taxatiedatum, waarbij deze taxatiewaarde bindend is voor partijen en partijen ieder de helft van de kosten van de taxatie betalen;
5.2.
deelt het aandeel van de man in het winkelpand aan [adres] te [plaats] toe aan de vrouw (te weten het onverdeelde aandeel van één/vierde in het winkelpand) tegen 25% van de overwaarde zoals vermeld in rechtsoverweging 4.21 onder de verplichting en voorwaarde om binnen twee maanden na het taxatierapport de man te laten ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid van de hypothecaire geldlening, waarbij de kosten verbonden aan de toedeling en levering van de onroerende zaken en het ontslag van de man uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire geldleningen door partijen zal worden gedragen bij helfte;
5.3.
bepaalt dat partijen dienen over te gaan tot uitvoering van deze verdeling ten overstaan van een notaris;
5.4.
deelt toe aan de man:
- de auto van het merk Mercedes ML 420;
- de auto's van het merk Audi A6 en BMW;
- ( het saldo op) de bankrekening met nummer [rekeningnummer] ;
- ( het saldo op) de bankrekening met nummer [bankrekening D] ;
.
5.5.
deelt toe aan de vrouw: (het saldo op) de bankrekening met nummer [bankrekening C] ;
5.6.
bepaalt dat de vrouw een bedrag van € 143,23 - zoals berekend in rechtsoverweging 4.40 - aan de man moet voldoen;
5.7.
bepaalt dat de man een bedrag van € 9.250,- aan de vrouw dient te voldoen in verband met het vergoedingsrecht van de vrouw inzake de erfenis;
5.8.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.9.
verstaat dat partijen hebben afgesproken dat zij binnen twee weken na de mondelinge behandeling gaan regelen dat de bankrekening met nummer [bankrekening B] wordt opgeheven;
5.10.
compenseert de proceskosten in die zin, dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
5.11.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.J. Baken, (kinder)rechter, bijgestaan door mr. I.M. Klaver als griffier en in het openbaar uitgesproken op 24 juni 2024.
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING SECRETARIS!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING RECHTER!
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak.
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet door tussenkomst van een advocaat worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Arnhem-Leeuwarden
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR STEMPELS!