In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, gedateerd 21 juni 2024, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van een verzoek om handhaving van lelieteelt op een perceel in Drenthe beoordeeld. Eiseres had op 26 augustus 2021 verzocht om handhavend op te treden tegen de teelt van lelies, die volgens haar zonder de vereiste vergunning plaatsvond en schadelijke gevolgen kon hebben voor het nabijgelegen Natura 2000-gebied Holtingerveld. Het college van gedeputeerde staten van Drenthe had het verzoek om handhaving op 12 november 2021 afgewezen, onder verwijzing naar een eerdere waarschuwingsbrief aan het bedrijf dat de lelies teelt. Eiseres maakte bezwaar tegen deze afwijzing, maar het college handhaafde zijn standpunt in een besluit van 31 mei 2022.
De rechtbank oordeelt dat het college niet voldoende heeft gemotiveerd waarom het verzoek om handhaving is afgewezen en dat het college niet heeft vastgesteld of er sprake is van een overtreding. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit. Het college moet een nieuw besluit nemen waarin het de vraag of er sprake is van een overtreding opnieuw beoordeelt. Daarnaast heeft eiseres verzocht om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank oordeelt dat de redelijke termijn in deze procedure met zes maanden is overschreden en kent eiseres een schadevergoeding van € 500,- toe.
De rechtbank concludeert dat het college het griffierecht en de proceskosten aan eiseres moet vergoeden, en dat de Staat der Nederlanden moet betalen voor de overschrijding van de redelijke termijn. De uitspraak benadrukt de verplichting van het college om verzoeken om handhaving inhoudelijk te beoordelen, ongeacht eerdere besluiten.