Uitspraak
RECHTBANK Noord-Nederland
1.FRANKEN TRANSPORT B.V.,
2.
TVM VERZEKERINGEN N.V.,
1.De procedure
- de conclusie van antwoord op de rol van 8 december 2021
- de conclusie van repliek op de rol van 30 maart 2022
- de conclusie van dupliek op de rol van 26 oktober 2022
- de akte uitlaten producties op de rol van 7 december 2022.
2.Ter inleiding
3.De feiten
- voorkoming bedrijfsschade/overige kosten € 563.071,41
4.Het geschil
a) aan FM € 2.676.862,38 te vergoeden, vermeerderd met de wettelijke rente,
b) om aan FM de buitengerechtelijke kosten van € 5.473,80 en de expertisekosten van € 15.545,35 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente,
c) aan FM de proceskosten te betalen.
5.De beoordeling
1) Wat is de inhoud van de verbintenis?
2) Is Franken in de nakoming van deze verbintenis tekortgekomen door van een ongeschikte hulpzaak gebruik te maken?
3) Als sprake is van een tekortkoming, is deze dan toerekenbaar of is toerekening onredelijk?
4) Als sprake is van een toerekenbare tekortkoming, zijn Franken en TVM dan verplicht alle schade te vergoeden of dient een deel op grond van eigen schuld voor rekening van FM te blijven?
5) Als Franken en TVM schade moeten vergoeden, wat is de omvang ervan?
ongeschiktezaak, ook waar partijen spreken over een gebrekkige zaak.
ineen trekker-opleggercombinatie. Verder blijkt uit het rapport dat de chauffeur, [naam1], heeft verklaard dat de planner ([naam2]) heeft geroepen dat er een auto in brand staat en dat hijzelf ([naam1]) heeft gezien dat de vlammen tussen de trekker en de oplegger uit kwamen. Dit wordt ondersteund door de foto op pagina 6 van het rapport waarop is te zien dat de brand inderdaad tussen de trekker en de oplegger heeft gewoed. Franken en TVM hebben geen feiten gesteld waaruit volgt dat de mogelijkheid van brand door een van buiten komende oorzaak zich kan hebben verwezenlijkt. De deskundigen hebben in het rapport bovendien geconcludeerd dat zij geen sporen of aanwijzingen aantroffen die duiden op eventuele negatieve betrokkenheid van personen bij het ontstaan van de brand. De rechtbank verwerpt daarom het verweer dat de oorzaak van de brand buiten de vrachtwagen kan zijn gelegen.
Het gaat hier om schade die is ontstaan tijdens het ter beschikking stellen van de vrachtwagen om te worden geladen. Dit was in het kader van de opdracht noodzakelijk. Het gaat dus om factoren die samenhangen met de (verplichting tot zorgvuldige) uitvoering van de opdracht. Dit rechtvaardigt dat het daaruit voortvloeiende nadeel voor rekening van Franken komt, ook als dit gebrek voor Franken niet kenbaar of voorzienbaar was en niet te wijten is aan een gebrek aan onderhoud en controle aan de vrachtwagen. Dat Linders verzekerd is tegen schade als de onderhavige maakt niet dat het onredelijk is om de schade aan Franken toe te rekenen. Franken is immers zelf ook voor de onderhavige schade verzekerd. Franken heeft niet betwist dat zij een onderneming is die over 100 vrachtwagens beschikt en 110 medewerkers in dienst heeft. Franken stelt weliswaar per rit slechts €300,00 te ontvangen, maar daartegenover staat dat is overeengekomen dat zij als enige vervoerder van Linders voor alle vervoersstromen optreedt. Van een wanverhouding tussen Franken en Linders die het onredelijk maakt dat de schade op Franken wordt afgewenteld, is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake.
€ 557.206,41toewijsbaar is.
€ 135.305,78zal dan ook als onvoldoende betwist worden toegewezen.
€ 319.298,75toewijsbaar is.
€ 421.325,36toewijsbaar is.
6.De beslissing
woensdag 28 februari 2024voor het nemen van een akte door FM, zoals onder r.o. 5.30 en 5.33 is vermeld, waarna Franken en TVM een antwoordakte mogen nemen,