ECLI:NL:RBNNE:2024:2185
Rechtbank Noord-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen afwijzing compensatie kinderopvangtoeslag; geen institutioneel vooringenomen handelen
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Noord-Nederland het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn verzoek om compensatie voor de kinderopvangtoeslag over het toeslagjaar 2014. Eiser had in 2021 verzocht om herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag over de jaren 2009 tot en met 2018, maar zijn aanvraag werd gedeeltelijk afgewezen door de Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen. De rechtbank heeft het beroep op 18 april 2024 behandeld, waarbij de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren.
De rechtbank concludeert dat de beroepsgronden van eiser niet slagen. Eiser stelt dat er sprake is van institutioneel vooringenomen handelen door de Belastingdienst/Toeslagen, maar de rechtbank oordeelt dat dit niet het geval is. De rechtbank wijst erop dat de afwijzing van het verzoek om compensatie niet het gevolg is van institutionele vooringenomenheid, maar van de inkomensgegevens die door eiser zelf zijn opgegeven. De rechtbank benadrukt dat het aan de betrokkene is om tijdig te melden als het (geschatte) inkomen te hoog is, en dat de Belastingdienst bij de vaststelling van het recht op kinderopvangtoeslag uitgaat van de door de inspecteur voor de inkomstenbelasting vastgestelde gegevens.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen recht heeft op compensatie voor de kinderopvangtoeslag over het jaar 2014. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. S. Ketelaars-Mast en is openbaar uitgesproken op 31 mei 2024.