ECLI:NL:RBNNE:2024:2170

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
6 juni 2024
Publicatiedatum
6 juni 2024
Zaaknummer
LEE 22/3137
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen naheffingsaanslagen motorrijtuigenbelasting en fijnstoftoeslag

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Noord-Nederland het beroep van eiseres tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst, die 19 naheffingsaanslagen motorrijtuigenbelasting (mrb) en twee naheffingsaanslagen fijnstoftoeslag heeft opgelegd. De naheffingsaanslagen zijn opgelegd voor de periode van 1 november 2015 tot en met 31 juli 2020. Eiseres heeft bezwaar gemaakt, maar de inspecteur heeft dit ongegrond verklaard en de naheffingsaanslagen gehandhaafd. De rechtbank heeft de zaak op 26 april 2024 behandeld, maar eiseres is niet verschenen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de uitnodiging voor de zitting op de juiste wijze is verzonden, maar niet is bezorgd. Eiseres heeft in haar beroepsgronden onder andere aangevoerd dat de naheffingsaanslagen niet rechtsgeldig zijn omdat deze niet zijn voorzien van een naam en natte handtekening, en dat de medewerkers van de Belastingdienst de wet niet hebben gerespecteerd. De rechtbank heeft deze argumenten verworpen en geoordeeld dat de inspecteur de naheffingsaanslagen terecht heeft opgelegd. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het houden van een motorrijtuig het belastbare feit is voor de mrb en dat de woonplaats van de houder daarbij niet van belang is. Eiseres heeft de verschuldigde belasting niet betaald, en de rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De rechtbank verklaart zich onbevoegd voor zover het beroep zich richt tegen de verrekenbeschikkingen van de Belastingdienst.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 22/3137

uitspraak van de enkelvoudige belastingkamer van 6 juni 2024 in de zaak tussen

[Y] , uit [woonplaats] , eiseres,

en

de inspecteur van de Belastingdienst CAP/kantoor Apeldoorn, de inspecteur

(gemachtigde: [gemachtigde inspecteur] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 19 juli 2022.
1.1.
De inspecteur heeft aan eiseres 19 naheffingsaanslagen motorrijtuigenbelasting (mrb) opgelegd voor de periode 1 november 2015 tot en met 31 juli 2020. Verder heeft de inspecteur aan eiseres twee naheffingsaanslagen fijnstoftoeslag opgelegd voor de periode 1 februari 2020 tot en met 31 juli 2020.
1.2.
De inspecteur heeft het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. De inspecteur heeft daarbij de naheffingsaanslagen gehandhaafd.
1.3.
De inspecteur heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 26 april 2024 op zitting behandeld. Eiseres is, zonder bericht van verhindering, niet verschenen. De uitnodiging voor de zitting is op 23 februari 2024 aangetekend verzonden naar het bij de rechtbank bekende adres van eiseres: [adres] , [postcode] [woonplaats] . Blijkens het Track&Trace bericht van PostNL is de bezorging niet gelukt en is de uitnodiging retour gestuurd. Daarop is op 15 maart 2024 per gewone post een nieuwe uitnodiging voor de zitting verstuurd naar het opgegeven adres. Dit brengt mee dat de uitnodiging om op de zitting te verschijnen op de juiste wijze heeft plaatsgevonden. [1] De rechtbank heeft de zitting daarom doorgang laten vinden. Namens de inspecteur zijn verschenen: [persoon 1] en [persoon 2] .

Feiten

2. Eiseres is volgens het Nederlandse kentekenregister sinds 12 september 2013 tot heden houder van een bestelauto van het merk Volkswagen, type Transporter, met het kenteken [kenteken] .
3. Eiseres is eind 2013 geëmigreerd naar Frankrijk, waarbij zij de bestelauto heeft meegenomen.
4. Eiseres stond in de periode 31 december 2013 tot 28 juli 2020 niet ingeschreven in de Basisregistratie Personen (hierna: BRP). Vanaf 28 juli 2020 is eiseres weer ingeschreven in de BRP met een Nederlands woonadres.
5. De inspecteur heeft aan eiseres met dagtekening 12 oktober 2020 19 rekeningen mrb verstuurd voor de tijdvakken 1 november 2015 tot en met 31 juli 2020 (één rekening per tijdvak van drie maanden). Verder heeft de inspecteur aan eiseres met dagtekening 8 oktober 2020 twee rekeningen fijnstoftoeslag verstuurd voor de tijdvakken 1 februari 2020 tot en met 31 juli 2020 (één rekening per tijdvak van drie maanden).
6. Eiseres heeft de verschuldigde belasting niet betaald. De inspecteur heeft vervolgens de in het procesverloop vermelde naheffingsaanslagen mrb en fijnstoftoeslag opgelegd.

Beoordeling door de rechtbank

7. De rechtbank beoordeelt of de inspecteur de naheffingsaanslagen mrb en fijnstoftoeslag terecht heeft opgelegd. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
8. Eiseres heeft de volgende beroepsgronden aangevoerd:
- De naheffingsaanslagen mrb en fijnstoftoeslag zijn niet rechtsgeldig omdat deze niet zijn voorzien van een naam en natte handtekening;
- De medewerkers van de Belastingdienst hebben de wet niet gerespecteerd;
- Eiseres is het niet eens met verrekeningen die hebben plaatsgevonden naar aanleiding van de door haar gedane betalingen;
- De medewerkers van de Belastingdienst hebben hun diploma’s niet laten zien;
- Als gevolg van de lockdown wegens de coronapandemie is geen gebruik gemaakt van de auto, waardoor de fijnstoftoeslag niet verschuldigd is;
- Er is sprake van een vormfout waardoor de zaak geseponeerd moet worden;
- De Nederlandse Staat en de Belastingdienst zijn ANBI’s waarmee eiseres geen contract heeft afgesloten. Omdat de medewerkers van (onder meer) de Belastingdienst, rechtbanken, het CJIB, de Eerste en Tweede Kamer eiseres daar niet op hebben gewezen, hebben zij zich schuldig gemaakt aan dwang, dwaling, stalking, oplichting en afpersing, zodat eiseres recht heeft op een schadevergoeding van € 500.000 per medewerker;
- Eiseres vindt verder dat zij 61 jaar ten onrechte belasting heeft betaald omdat zij geen contract heeft met de Belastingdienst, zodat de Belastingdienst alle bedragen die eiseres ooit heeft betaald, aan haar moet terugbetalen;
- Eiseres vindt ten slotte dat de Belastingdienst het saldo van haar trustfonds moet terugstorten.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van het bezwaarschrift van eiseres en van het verslag van het hoorgesprek dat in de bezwaarfase is gevoerd. Hieruit leidt de rechtbank af dat eiseres vindt dat de naheffingsaanslagen mrb en fijnstoftoeslag ten onrechte zijn opgelegd, omdat zij in Frankrijk heeft geprobeerd een Frans kenteken te krijgen voor de auto, maar dat dit buiten haar schuld om niet is gelukt, waardoor het Nederlandse kenteken voor de auto en daarmee de inschrijving in het kentekenregister niet kon vervallen.
9. De inspecteur heeft de stellingen van eiseres gemotiveerd weersproken.
10. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de inspecteur de naheffingsaanslagen mrb en fijnstoftoeslag terecht opgelegd
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
11. De rechtbank stelt voorop dat het houden van een motorrijtuig het belastbare feit is van de mrb is en dat de fijnstoftoeslag daarbij aansluit. [2] De belasting wordt geheven van degene die bij de aanvang van een tijdvak het motorrijtuig houdt. [3] Als houder wordt aangemerkt degene op wiens naam het motorrijtuig is gesteld in het kentekenregister bij de aanvang van een tijdvak. [4] De woonplaats van de houder is daarbij niet van belang.
12. Tussen partijen is niet in geschil dat eiseres in de tijdvakken waarover de naheffingsaanslagen zijn opgelegd, de houder is van het motorrijtuig. Aan de wettelijke vereisten om motorrijtuigenbelasting te heffen, is dus voldaan. Verder staat vast dat eiseres de rekeningen mrb en fijnstoftoeslag niet heeft betaald. De conclusie is daarom dat de inspecteur de naheffingsaanslagen mrb en fijnstoftoeslag terecht heeft opgelegd. Dat eiseres gedurende de lockdown geen gebruik heeft gemaakt van de auto, doet daaraan niet af, omdat het houden van een motorrijtuig het belastbare feit is, en niet het gebruik daarvan.
13. Over de overige beroepsgronden van eiseres, overweegt de rechtbank als volgt. Het betoog van eiseres komt erop neer dat de onderhavige wetgeving en de besluiten die op grond daarvan zijn genomen, niet geldig zijn. Eiseres heeft in dit verband onder meer gewezen op de volgende – door haar geformuleerde – begrippen en concepten, zoals “natte handtekening”, “De Nederlandse Staat en de Belastingdienst zijn ANBI’s”, “voor belastingheffing is een overeenkomst vereist” en “het geboortesaldo uit het trustfonds”. De rechtbank overweegt dat zij moet rechtspreken volgens de wet en dat zij daar niet van mag afwijken. [5] De begrippen waarnaar eiseres verwijst komen niet voor in de Nederlandse wetten, althans niet in de betekenis die eiseres eraan toekent, en kunnen naar het oordeel van de rechtbank dan ook in geen geval leiden tot een gegrond beroep. Verder is de rechtbank niet gebleken dat de medewerkers van de Belastingdienst de wet niet hebben gerespecteerd of dat de medewerkers van de Belastingdienst, rechtbanken zich schuldig hebben gemaakt aan dwang, dwaling, stalking, oplichting en afpersing. De conclusie van de rechtbank is dat het beroep ongegrond is. Wat eiseres overigens nog heeft aangevoerd, doet daaraan niet af.
14. Voor zover eiseres heeft bedoeld een schadevergoeding te verzoeken, ziet de rechtbank geen reden deze toe te kennen.
15. Voor zover het beroep betrekking heeft op de beslissingen tot verrekening door de Ontvanger van de Belastingdienst (verrekenbeschikkingen), is de rechtbank (belastingrechter) onbevoegd om hierover te oordelen. [6] De verrekenbeschikkingen zijn namelijk genomen op grond van artikel 24 van de Invorderingswet 1990 (IW) en daartegen kan geen beroep worden ingesteld bij de bestuursrechter. [7]

Conclusie en gevolgen

16. De rechtbank verklaart zich onbevoegd voor zover het beroep zich richt tegen de verrekenbeschikkingen en verklaart het beroep voor zover het is gericht tegen de naheffingsaanslagen mrb en fijnstoftoeslag ongegrond. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart zich onbevoegd voor zover het beroep zich richt tegen de verrekenbeschikkingen;
- verklaart het beroep tegen de naheffingsaanslagen mrb en fijnstoftoeslag ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F. Brekelmans, rechter, in aanwezigheid van mr. T.R. Bontsema, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 6 juni 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Locatie Arnhem, Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 8:38, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht en Hoge Raad 12 maart 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO5540.
2.Artikel 1 van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 (Wet Mrb) en artikel 23, vierde lid, van de Wet Mrb (wettekst 2020).
3.Artikel 6 van de Wet Mrb.
4.Artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Wet Mrb.
5.Artikel 11 Wet van 15 mei 1829, houdende algemeene bepalingen der wetgeving van het Koningrijk (Stb. 1822, 10 en Stb. 1829, 28).
6.Gerechtshof Amsterdam 15 augustus 2023, ECLI:NL:GHAMS:2023:2295.
7.Artikel 8:5, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) jo. artikel 1 van de Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak (bijlage 2 bij de Awb), alsmede uit artikel 1, tweede lid, van de IW.