Beoordeling door de rechtbank
7. De rechtbank beoordeelt of de inspecteur de naheffingsaanslagen mrb en fijnstoftoeslag terecht heeft opgelegd. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
8. Eiseres heeft de volgende beroepsgronden aangevoerd:
- De naheffingsaanslagen mrb en fijnstoftoeslag zijn niet rechtsgeldig omdat deze niet zijn voorzien van een naam en natte handtekening;
- De medewerkers van de Belastingdienst hebben de wet niet gerespecteerd;
- Eiseres is het niet eens met verrekeningen die hebben plaatsgevonden naar aanleiding van de door haar gedane betalingen;
- De medewerkers van de Belastingdienst hebben hun diploma’s niet laten zien;
- Als gevolg van de lockdown wegens de coronapandemie is geen gebruik gemaakt van de auto, waardoor de fijnstoftoeslag niet verschuldigd is;
- Er is sprake van een vormfout waardoor de zaak geseponeerd moet worden;
- De Nederlandse Staat en de Belastingdienst zijn ANBI’s waarmee eiseres geen contract heeft afgesloten. Omdat de medewerkers van (onder meer) de Belastingdienst, rechtbanken, het CJIB, de Eerste en Tweede Kamer eiseres daar niet op hebben gewezen, hebben zij zich schuldig gemaakt aan dwang, dwaling, stalking, oplichting en afpersing, zodat eiseres recht heeft op een schadevergoeding van € 500.000 per medewerker;
- Eiseres vindt verder dat zij 61 jaar ten onrechte belasting heeft betaald omdat zij geen contract heeft met de Belastingdienst, zodat de Belastingdienst alle bedragen die eiseres ooit heeft betaald, aan haar moet terugbetalen;
- Eiseres vindt ten slotte dat de Belastingdienst het saldo van haar trustfonds moet terugstorten.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van het bezwaarschrift van eiseres en van het verslag van het hoorgesprek dat in de bezwaarfase is gevoerd. Hieruit leidt de rechtbank af dat eiseres vindt dat de naheffingsaanslagen mrb en fijnstoftoeslag ten onrechte zijn opgelegd, omdat zij in Frankrijk heeft geprobeerd een Frans kenteken te krijgen voor de auto, maar dat dit buiten haar schuld om niet is gelukt, waardoor het Nederlandse kenteken voor de auto en daarmee de inschrijving in het kentekenregister niet kon vervallen.
9. De inspecteur heeft de stellingen van eiseres gemotiveerd weersproken.
10. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de inspecteur de naheffingsaanslagen mrb en fijnstoftoeslag terecht opgelegd
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
11. De rechtbank stelt voorop dat het houden van een motorrijtuig het belastbare feit is van de mrb is en dat de fijnstoftoeslag daarbij aansluit.De belasting wordt geheven van degene die bij de aanvang van een tijdvak het motorrijtuig houdt.Als houder wordt aangemerkt degene op wiens naam het motorrijtuig is gesteld in het kentekenregister bij de aanvang van een tijdvak.De woonplaats van de houder is daarbij niet van belang.
12. Tussen partijen is niet in geschil dat eiseres in de tijdvakken waarover de naheffingsaanslagen zijn opgelegd, de houder is van het motorrijtuig. Aan de wettelijke vereisten om motorrijtuigenbelasting te heffen, is dus voldaan. Verder staat vast dat eiseres de rekeningen mrb en fijnstoftoeslag niet heeft betaald. De conclusie is daarom dat de inspecteur de naheffingsaanslagen mrb en fijnstoftoeslag terecht heeft opgelegd. Dat eiseres gedurende de lockdown geen gebruik heeft gemaakt van de auto, doet daaraan niet af, omdat het houden van een motorrijtuig het belastbare feit is, en niet het gebruik daarvan.
13. Over de overige beroepsgronden van eiseres, overweegt de rechtbank als volgt. Het betoog van eiseres komt erop neer dat de onderhavige wetgeving en de besluiten die op grond daarvan zijn genomen, niet geldig zijn. Eiseres heeft in dit verband onder meer gewezen op de volgende – door haar geformuleerde – begrippen en concepten, zoals “natte handtekening”, “De Nederlandse Staat en de Belastingdienst zijn ANBI’s”, “voor belastingheffing is een overeenkomst vereist” en “het geboortesaldo uit het trustfonds”. De rechtbank overweegt dat zij moet rechtspreken volgens de wet en dat zij daar niet van mag afwijken.De begrippen waarnaar eiseres verwijst komen niet voor in de Nederlandse wetten, althans niet in de betekenis die eiseres eraan toekent, en kunnen naar het oordeel van de rechtbank dan ook in geen geval leiden tot een gegrond beroep. Verder is de rechtbank niet gebleken dat de medewerkers van de Belastingdienst de wet niet hebben gerespecteerd of dat de medewerkers van de Belastingdienst, rechtbanken zich schuldig hebben gemaakt aan dwang, dwaling, stalking, oplichting en afpersing. De conclusie van de rechtbank is dat het beroep ongegrond is. Wat eiseres overigens nog heeft aangevoerd, doet daaraan niet af.
14. Voor zover eiseres heeft bedoeld een schadevergoeding te verzoeken, ziet de rechtbank geen reden deze toe te kennen.
15. Voor zover het beroep betrekking heeft op de beslissingen tot verrekening door de Ontvanger van de Belastingdienst (verrekenbeschikkingen), is de rechtbank (belastingrechter) onbevoegd om hierover te oordelen.De verrekenbeschikkingen zijn namelijk genomen op grond van artikel 24 van de Invorderingswet 1990 (IW) en daartegen kan geen beroep worden ingesteld bij de bestuursrechter.