2.25.[aandeelhouder eiser] en STAK hebben Recycling Solutions, EM Capital en BHA in rechte betrokken. Vorderingen strekkende tot - kort gezegd - (partiële) vernietiging van de
investment agreement, althans tot vergoeding van schade dan wel subsidiair voor recht te verklaren dat de in die procedure betrokken gedaagden onrechtmatig jegens [aandeelhouder eiser] (althans Bisbeez) hebben gehandeld zijn door de rechtbank Amsterdam afgewezen. In het arrest van 5 april 2022 heeft het gerechtshof het vonnis bekrachtigd en overwogen (voor zover hier van belang):
(…)
5.5.
De voor een geslaagd beroep op misbruik van omstandigheden vereiste ‘bijzondere omstandigheden’ zijn er volgens STAK c.s. (i) wegens de aanwezigheid van een tegenstrijdig belang bij [aandeelhouder en bestuurder] en (ii) doordat AAP en de bank [aandeelhouder eiser] in een dwangpositie hebben gebracht.
5.6.
Het hof zal eerst het (gestelde) tegenstrijdig belang bespreken. STAK c.s. onderbouwen dit als volgt. De opdrachtovereenkomst strekte ertoe de belangen van [aandeelhouder eiser] in privé te behartigen. [aandeelhouder en bestuurder] is zich tot aan de totstandkoming van de investment agreement ook als belangenbehartiger van [aandeelhouder eiser] in privé blijven gedragen. In werkelijkheid bleek hij andere belangen te dienen, namelijk die van de [aandeelhouder eiser] -onderneming. [aandeelhouder en bestuurder] en [consultancybureau] hebben nagelaten [aandeelhouder eiser] te wijzen op de tegenstrijdige belangen die [aandeelhouder en bestuurder] behartigde.
5.7.
[aandeelhouder eiser] Holding c.s. stellen dat van een tegenstrijdig belang geen sprake was omdat de aan [consultancybureau] verstrekte opdracht, die is uitgevoerd door [aandeelhouder en bestuurder] , niet ertoe strekte de belangen van [aandeelhouder eiser] in privé te behartigen.
5.8.
Partijen strijden er aldus over voor wie [aandeelhouder en bestuurder] als adviseur optrad, voor [aandeelhouder eiser] in privé, zoals STAK c.s. stellen, of voor de [aandeelhouder eiser] -onderneming, zoals [aandeelhouder eiser] Holding c.s. stellen.
5.9.
Het antwoord op die vraag is afhankelijk van hetgeen partijen jegens elkaar hebben verklaard en over en weer uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben afgeleid en mochten afleiden. Tot de omstandigheden die in dit verband in aanmerking moeten worden genomen, behoort tevens de voor de wederpartij kenbare hoedanigheid en de context waarin partijen optraden. Ook gedragingen, verklaringen en andere omstandigheden, die hebben plaatsgevonden nadat de overeenkomst is gesloten, kunnen van belang zijn (vgl. HR 29 oktober 2021, ECLI:NL:HR:2021:1615, onder 3.2). 5.10.
Deze zaak kenmerkt zich door de volgende feiten en omstandigheden:
- In een e-mail van 16 mei 2015 heeft [aandeelhouder eiser] [aandeelhouder en bestuurder] , die op dat moment werkzaam was bij [consultancybureau] , ingelicht over zijn groeiplannen voor, en mogelijk door te voeren interne optimalisaties bij [aandeelhouder eiser] Recycling Solutions (zie onder 3.7);
- In juli 2015 stuurde [consultancybureau] een opdrachtbevestiging. Weliswaar staat daarin vermeld: “Graag bevestig ik hiermee de opdracht voor onze associé (…) [aandeelhouder en bestuurder] als adviseur van de DGA (…)”, maar op het woord ‘DGA’ volgt “van [aandeelhouder eiser] Recycling Solutions B.V.”;
- Tevens was de opdrachtbevestiging gericht aan [aandeelhouder eiser] Recycling Solutions - en niet aan [aandeelhouder eiser] persoonlijk (zie onder 3.9);
- [aandeelhouder en bestuurder] had op grond van de opdrachtovereenkomst tot taak een ‘turn around’ bij [aandeelhouder eiser] Holding te bewerkstelligen, het bedrijf weer winstgevend te maken en de continuïteit van de onderneming veilig te stellen, onder meer door een externe financier te vinden. [aandeelhouder eiser] heeft dit in elk geval zo aan de medewerkers gecommuniceerd (zie onder 3.13);
- Tot slot heeft [consultancybureau] alleen aan [aandeelhouder eiser] Recycling Solutions gefactureerd. [aandeelhouder eiser] noch een van zijn persoonlijke vennootschappen heeft ooit een factuur van [consultancybureau] betaald, zo heeft [aandeelhouder eiser] ter zitting in hoger beroep bevestigd.
5.11.
Uit deze omstandigheden, in onderling verband en samenhang beschouwd, volgt het volgende. [consultancybureau] ( [aandeelhouder en bestuurder] ) had zich contractueel gebonden jegens [aandeelhouder eiser] Recycling Solutions, ten behoeve van de [aandeelhouder eiser] -onderneming. STAK c.s. hebben geen feiten of omstandigheden gesteld die tot een ander oordeel nopen. Dat betekent dat het hof als vaststaand beschouwt dat [aandeelhouder en bestuurder] (primair) het belang van de [aandeelhouder eiser] -onderneming diende, en niet het belang van [aandeelhouder eiser] in privé. [aandeelhouder eiser] wist dat, althans behoorde dat te weten. Anders dan STAK c.s. stellen, behoefde [aandeelhouder en bestuurder] dat niet nog eens expliciet bij [aandeelhouder eiser] onder de aandacht te brengen. Daarbij werd al in een vroeg stadium gesproken over een participatie van [aandeelhouder en bestuurder] in [aandeelhouder eiser] Holding, waardoor (ook in dat opzicht) voor [aandeelhouder eiser] duidelijk moet zijn geweest dat [aandeelhouder en bestuurder] andere belangen diende. Weliswaar stellen STAK c.s. thans dat [aandeelhouder en bestuurder] zich bij alle moeilijke door [aandeelhouder eiser] te nemen beslissingen presenteerde als adviseur van [aandeelhouder eiser] en hem steeds geruststelde, dat [aandeelhouder eiser] (bijvoorbeeld) bij de vormgeving van de borgstelling ten behoeve van de bank door [aandeelhouder en bestuurder] werd geadviseerd en dat dit ook het geval was bij een discussie met AAP over een grondvervuiling, dat [aandeelhouder en bestuurder] er blijk van gaf met dezelfde intentie als [aandeelhouder eiser] , en vanuit dezelfde motieven, iets moois van het bedrijf van [aandeelhouder eiser] Holding te willen maken, dat [aandeelhouder eiser] zich (zelfs) ten behoeve van [aandeelhouder en bestuurder] borg heeft gesteld, alsmede dat [aandeelhouder en bestuurder] nooit tegen [aandeelhouder eiser] heeft gezegd dat hij bepaalde dingen beter niet met hem kon bespreken, beter geen e-mailcorrespondentie met hem kon delen, of dat hij de informatie van [aandeelhouder eiser] kon doorspelen aan AAP, maar zelfs als deze stellingen juist zouden zijn, veranderen zij het oordeel van het hof niet. Mede gelet op de overige genoemde omstandigheden volgt uit die stellingen namelijk niet dat [aandeelhouder en bestuurder] als adviseur van [aandeelhouder eiser] in privé was aangesteld en onvoldoende dat [aandeelhouder eiser] daarop mocht vertrouwen. Dat sprake was van een tegenstrijdig belang in de door STAK c.s. bedoelde zin kan derhalve niet worden aangenomen.
5.12.
STAK c.s. stellen daarnaast dat de bank, AAP en [aandeelhouder en bestuurder] [aandeelhouder eiser] in een dwangpositie hebben gebracht en dat hij geen andere keuze had dan in de transactie met de Investeerders te bewilligen. Dit was volgens STAK c.s. ingegeven (i) door de economische druk van de omstandigheid dat [aandeelhouder eiser] ten behoeve van de bank een borgstelling van € 500.000 had moeten verstrekken (en die borgstelling pas zou vervallen bij een geslaagde investering door AAP en [aandeelhouder en bestuurder] ), (ii) door de dreiging van een faillissementsscenario en vooral (iii) doordat [aandeelhouder eiser] een rotsvast vertrouwen had in [aandeelhouder en bestuurder] , van wie hij dacht dat het zijn adviseur was. Ook dit betoog volgt het hof niet.
5.13.
De rechtbank overwoog in dit verband, samengevat, als volgt. De [aandeelhouder eiser] -onderneming was in november 2015 verlieslatend en er moest iets gebeuren. [aandeelhouder eiser] was niet verplicht om aan de bedrijfsoverneming door AAP en [aandeelhouder en bestuurder] mee te werken. [aandeelhouder eiser] had ervoor kunnen kiezen om eigen geld in de onderneming te steken, waarvoor hij ook de middelen had, zo is ter comparitie in eerste aanleg gebleken. [aandeelhouder eiser] heeft er evenwel voor gekozen om dat niet te doen. [aandeelhouder eiser] had ook aan de bank en AAP kunnen voorhouden dat hij alleen verder wilde praten met de bank als kredietverlener. Hij had ook de (voorzieningen)rechter kunnen aanzoeken als hij van mening was dat de bank zou wanpresteren of onrechtmatig zou handelen als de kredietverlening zou worden stopgezet en het faillissement van [aandeelhouder eiser] Holding zou worden aangevraagd. [aandeelhouder eiser] had tevens herfinanciering bij derden kunnen trachten te verkrijgen en hij heeft ook daadwerkelijk met derden onderhandeld (4.14). Hoewel hij dat niet verplicht was, is hij toch met de inhoud van de rechtshandelingen van 17 november 2015 akkoord gegaan. Hij werd daarbij bijgestaan door professionele adviseurs. Van misbruik van omstandigheden, bedreiging of anderszins onrechtmatig handelen was geen sprake. Het beroep op artikel 6:248 lid 2 BW wordt om dezelfde reden verworpen (4.15).
5.14.
De rechtbank heeft aldus helder uiteengezet dat van een (economische) dwangpositie als door STAK c.s. bedoeld bij de totstandkoming van de investment agreement geen sprake was omdat [aandeelhouder eiser] ten tijde van de contractsluiting andere keuzes kon maken. In dat oordeel ligt besloten dat [aandeelhouder eiser] ten opzichte van de bank, AAP en/of [aandeelhouder en bestuurder] geen zwakkere positie innam en zich dus ook niet door hen behoefde te laten ringeloren, zelfs niet als hij een rotsvast vertrouwen in [aandeelhouder en bestuurder] had. Het hof sluit zich bij dat oordeel aan en neemt het over. Hierbij heeft het hof tevens in overweging genomen dat [aandeelhouder eiser] destijds in privé door twee (eigen) adviseurs werd bijgestaan: mr. H. Silvius van De Haan Advocaten & Notarissen (hierna: mr. Silvius) voor de juridische aspecten en [financieel adviseur] van [bedrijfsnaam 2] . die optrad als zijn financieel adviseur. Ook los daarvan mag worden aangenomen dat [aandeelhouder eiser] , die én vermogend is én toen al ruim 25 jaar enig bestuurder en enig aandeelhouder van de [aandeelhouder eiser] -onderneming was, bij machte was zijn zakelijke belangen te overzien en die naar behoren te behartigen. Dat van een bijzondere omstandigheid als bedoeld in artikel 3:44 lid 4 BW geen sprake was, blijkt voorts uit het feit dat [aandeelhouder eiser] nog kort voordat de investment agreement werd getekend vrijelijk andere opties is gaan verkennen en met Nimbus over een participatie in gesprek is gegaan. [aandeelhouder eiser] had toen de borgstelling voor de bank al getekend en de (door STAK c.s. gememoreerde) exclusiviteit in de LOI weerhield hem daar kennelijk ook niet van. Verder ging [aandeelhouder eiser] er toen kennelijk vanuit dat aan de voorwaarde van de bank dat [aandeelhouder en bestuurder] en AAP serieuze interesse moesten tonen al was voldaan, zoals de bank hem op 27 augustus 2015 had geschreven (zie onder 3.10), en dat ook dit hem dus niet beperkte. Het voorgaande bevestigt de juistheid van de stelling van [aandeelhouder eiser] Holding c.s. dat [aandeelhouder eiser] ook ervoor had kunnen kiezen niet met de Investeerders in zee te gaan als de voorwaarden van de transactie hem niet aanstonden.
5.15.
Het oordeel van het hof wordt niet anders indien juist zou zijn dat het eerste contact tussen [aandeelhouder en bestuurder] en AAP door [aandeelhouder en bestuurder] is geïnitieerd en al uit begin 2015 stamt, dat [aandeelhouder eiser] daar niets van wist, dat [aandeelhouder en bestuurder] daarna [aandeelhouder eiser] heeft benaderd en dat [aandeelhouder en bestuurder] informatie aan AAP doorspeelde, zoals STAK c.s. in deze procedure stellen. Hetzelfde geldt voor de stelling van STAK c.s. dat de transactie tot een (extreem) nadeel aan de kant van [aandeelhouder eiser] heeft geleid en een daarmee corresponderend voordeel aan de kant van de Investeerders. Ook indien die stellingen juist zijn, laat dat hetgeen hiervoor onder 5.14 is overwogen namelijk onverlet.
5.16.
Uit het voorgaande volgt dat de stelling dat de Investeerders misbruik van omstandigheden hebben gemaakt niet tot toewijzing van de vordering kan leiden. Aan bewijslevering wordt niet toegekomen.
Onrechtmatige daad
5.17.
STAK c.s. vorderen subsidiair schadevergoeding op grond van onrechtmatige daad. Daarbij stellen zij allereerst dat profiteren van de wanprestatie van [aandeelhouder en bestuurder] en [consultancybureau] een onrechtmatige daad oplevert van de Investeerders jegens [aandeelhouder eiser] . Daarbij gaan zij ervan uit dat [aandeelhouder eiser] in privé opdrachtgever was in de opdrachtrelatie met [consultancybureau] en dat [aandeelhouder en bestuurder] is tekortgeschoten in de nakoming van de opdracht de belangen van [aandeelhouder eiser] in privé te behartigen, althans in dit opzicht een zorgplicht jegens [aandeelhouder eiser] in privé heeft geschonden. Zoals echter hiervoor is vastgesteld, had [consultancybureau] ( [aandeelhouder en bestuurder] ) zich contractueel gebonden jegens [aandeelhouder eiser] Recycling Solutions en niet jegens [aandeelhouder eiser] in privé en bestonden er geen (zorg)plichten als door STAK c.s. bedoeld. Bij gebreke daarvan kan van wanprestatie in de door STAK c.s. bedoelde zin geen sprake zijn (en kunnen [aandeelhouder eiser] Holding c.s. evenmin daarvan hebben geprofiteerd). Voor het oordeel dat anderszins sprake was van een (relevante) toerekenbare tekortkoming van [consultancybureau] ( [aandeelhouder en bestuurder] ) is onvoldoende gesteld. (…)