Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
[verdachte] ,
Tenlastelegging
- een (vuur)wapen van categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool van het merk Pietro Beretta, type 71 serie, kaliber .22 Long Rifle en/of
- (bijbehorende) munitie van categorie II van de Wet wapens en munitie, te weten vijf stuks randvuur kogelpatronen van het merk RWS, type Hollow Point, kaliber .22 Long Rifle voorhanden heeft gehad;
Beoordeling van het bewijs
onderzoek Reest) d.d. 21 november 2023, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1] :
de rechtbank begrijpt: verdachte) al schreeuwend mijn terrein op rennen. Ik hoorde ze zeggen je gaat eraan. Ik zag een vuurwapen in de broekzak of in de broeksband van [verdachte] zitten. Ik hoorde [verdachte] schreeuwen tegen mij: 'ik schiet je dood, ik schiet je dood'. Ik zag gelijk dat [verdachte] het vuurwapen pakte en deze richtte op mij.
V: En toen?
A: [verdachte] schoot gelijk al twee keer achter elkaar. Ik heb een schotwond in mijn buik.
(de rechtbank begrijpt: verdachte)en twee broers buiten staan. Mijn vader ging schietend achter [slachtoffer 1]
(de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 1] )aan. Ik zie dat mijn vader er weer aan kwam lopen, schreeuwend van "Hij gaat er aan.”
(de rechtbank begrijpt: verdachte)en mijn ooms. Ik zag ze uitstappen en ze begonnen te schelden en te dreigen. Opa schreeuwde tegen ons: ‘Ik maak jullie dood. Ik schiet jullie dood.’
onderzoek Reest) d.d. 21 november 2023, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 2] ;
Bewezenverklaring
- een vuurwapen van categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool van het merk Pietro Beretta, type 71 serie, kaliber .22 Long Rifle en
- bijbehorende munitie van categorie II van de Wet wapens en munitie, te weten vijf stuks randvuur kogelpatronen van het merk RWS, type Hollow Point, kaliber .22 Long Rifle voorhanden heeft gehad;
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Strafbaarheid van verdachte
(de rechtbank begrijp: verdachte)schoot toen al’. Ook getuige [naam] , de jongste zoon van verdachte, verklaart in zijn verklaring bij de politie niet over een concrete gedraging van aangever op het moment van schieten door verdachte. Op de vraag waarom hij dacht dat aangever zou schieten, antwoordt hij alleen ‘Omdat ik denk dat hij daar niet voor terugdeinst zoals ik hem ken. Ik acht hem daartoe wel in staat.’ De rechtbank acht het voorts opvallend dat verdachte de concrete gedraging van aangever, die voor verdachte kennelijk de directe aanleiding vormde om zijn vuurwapen te trekken en op aangever te schieten, voor het eerst ter terechtzitting heeft benoemd. Tijdens zijn politieverhoor heeft hij hier niet over verklaard. Op grond van bovenstaande overwegingen is de rechtbank van oordeel dat het handelen van verdachte niet kan worden aangemerkt als
verdediging, maar -naar de kern bezien- juist als
aanvallend(want gericht op een confrontatie). Dat door aangever op enig moment een stuk gereedschap naar voren is gegooid, doet hieraan niet af, nu dit gooien na (in ieder geval) het eerste schot is gebeurd. Gelet op het vorengaande faalt het beroep op noodweer. Ook het beroep op noodweerexces kan daardoor niet slagen.
Strafmotivering
Benadeelde partij
1. [slachtoffer 1] heeft zich, door tussenkomst van zijn raadsvrouw, mr. J. Mekkes, advocaat te Amsterdam, in het geding gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 281.736,27 ter zake van materiële schade en € 25.000,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
2. [slachtoffer 2] , heeft zich, door tussenkomst van haar raadsvrouw, mr. J. Mekkes, advocaat te Amsterdam, in het geding gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 850,- ter vergoeding van materiële schade en € 10,000,- ter vergoeding van immateriële schade (shockschade), vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
- Parkeerkosten ziekenhuis: € 114,70;
- Gederfde omzet: € 276.890,81;
- Kosten tandarts: € 3.079,91;
- Kosten littekenvermindering: € 375,-;
- Kosten kleding: € 155,85;
- Kosten eigen risico: € 770,-.
verplaatste schade, nu de kosten niet door de benadeelde partij zijn gemaakt, maar wel door hem zijn betaald. Met betrekking tot de schadepost ‘Kosten tandarts’ is door de benadeelde partij aangevoerd dat de tandarts heeft geconstateerd dat er, als gevolg van zijn val op de grond, een barst in zijn kies is ontstaan. De gevorderde kosten zien op het verwijderen van de beschadigde kies en het plaatsen van een implantaat. Met betrekking tot de schadepost ‘Gederfde omzet’ is door de benadeelde partij aangevoerd dat hij als gevolg van de schotwond aanhoudende pijn en bewegingsbeperkingen aan zijn been ondervindt. Hij kan zijn been niet meer goed bewegen en sleept deze als het ware met zich mee. Dit letsel zal niet meer (geheel) herstellen. Daardoor is hij blijvend beperkt in de uitvoering van zijn werkzaamheden. Voor het schietincident werkte benadeelde ongeveer 40 uur per week op zijn bedrijf. Vanwege het letsel aan zijn been is dit thans 15 tot 20 uur per week.
verwachteomzetrealisatie in 2023 met de omzetrealisatie in 2021. Een nadere onderbouwing hiervan, bijvoorbeeld in de vorm van een deskundigenbericht van een boekhouder, accountant of anderszins, ontbreekt. Van de (gemachtigde van de) benadeelde partij mag evenwel worden verwacht dat deze niet alleen stelt omzetschade te hebben geleden, maar ook dat deze zo goed als mogelijk wordt onderbouwd met stukken waaruit (onder meer) blijkt welke omzet benadeelde vóór het handelen van verdachte (daadwerkelijk) heeft gehad en wat zijn omzet na dit handelen is geweest en hoe dit zich verhoudt tot de omzet in vergelijkbare maanden in voorgaande jaren. Schorsing van het onderzoek om de benadeelde partij de hoogte van de omzetschade alsnog te laten aantonen, zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding en daartoe zal dan ook niet worden overgegaan. De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij voorzover betrekking hebbende op de materiële schadepost ‘Gederfde omzet’ daarom niet-ontvankelijk verklaren.
parkeerkosten. De rechtbank wijst hierbij onder andere op de op 8 oktober 2023 om 17:23 uur en 17:25 uur verrichte betalingen ten bedrage van respectievelijk € 8,50 en € 6,60 op rekening van [naam] Gelet op voorgaande overwegingen zal de rechtbank de vordering van de benadeelde partij voor zover deze betrekking heeft op de materiële schadepost ‘Parkeerkosten ziekenhuis’ afwijzen.
Toepassing van wetsartikelen
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.