ECLI:NL:RBNNE:2024:2004

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
25 april 2024
Publicatiedatum
23 mei 2024
Zaaknummer
24/1565
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening persoonsgebonden budget in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015

Op 25 april 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Groningen, uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening. De verzoeker, die een persoonsgebonden budget (PGB) ontvangt op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, was van mening dat de toegekende vergoeding niet toereikend was voor het inkopen van vervangende zorg bij afwezigheid van zijn vaste zorgverlener. De Sociale verzekeringsbank (Svb) had eerder aan verzoeker laten weten dat de ziekengeldvergoeding voor zijn zorgverlener over de maanden augustus, september en december 2023 was betaald, maar verzoeker was van mening dat deze vergoeding onvoldoende was.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat er geen spoedeisend belang aanwezig was. Volgens de voorzieningenrechter is bij financiële geschillen niet snel sprake van spoedeisend belang, aangezien het bedrag na afloop van de bodemzaak kan worden terugbetaald, eventueel met wettelijke rente. Verzoeker had aangegeven dat hij voldoende budget nodig had om een tekort aan het einde van het jaar te voorkomen, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat er geen onomkeerbare situatie dreigde en dat het verzoek daarom niet kon worden toegewezen.

De beroepszaken van verzoeker met de zaaknummers LEE 24/816 en LEE 24/1593 zijn verbonden aan dit verzoek en zullen tijdig worden behandeld door de meervoudige kamer van de rechtbank. De voorzieningenrechter heeft partijen erop gewezen dat tegen deze mondelinge uitspraak geen hoger beroep of verzet openstaat. De uitspraak is openbaar gedaan en er is geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding of het vergoeden van het griffierecht.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 24/1565
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 25 april 2024 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [woonplaats] , verzoeker,

en

de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (de Svb)

(gemachtigde: mr. C.A. van der Vlist).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker in verband met de door de Svb aan hem betaalde ziekengeldvergoeding voor zijn zorgverlener.
1.1
Verzoeker ontvangt een persoonsgebonden budget (PGB) op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) voor huishoudelijke hulp. De Svb heeft als wettelijke taak het ondersteunen van de budgethouder bij verzoekers werkgeverstaken op grond van de Uitvoeringsregeling Wmo 2015. Met de primaire besluiten van 7 september 2023, 9 oktober 2023 en 4 januari 2024 heeft de Svb aan verzoeker laten weten dat de ziekengeldvergoeding van zijn zorgverlener, [naam zorgverlener] over de maanden augustus 2023, september 2023 en december 2023 is betaald. Met de bestreden besluiten van 18 januari 2024 en 28 maart 2024 op het bezwaar van verzoeker is de Svb bij de hoogte van de in de primaire besluiten genoemde ziekengeldvergoeding gebleven. Verzoeker heeft beroep ingesteld, omdat hij van mening is dat de toegekende vergoeding niet toereikend is voor het inkopen van vervangende zorg.
1.2
De Svb heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift.
1.3
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 25 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, bijgestaan door zijn cliëntondersteuner [naam cliëntondersteuner] , en de gemachtigde van de Svb.
1.4
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de
Algemene wet bestuursrecht alleen een voorlopige voorziening als “onverwijlde spoed” dat vereist. Bij een financieel geschil is dat niet snel het geval. In beginsel kan namelijk na afloop van de bodemzaak het bedrag waarover het geschil gaat, alsnog worden (terug)betaald, zo nodig met vergoeding van de wettelijke rente. Als er geen onomkeerbare situatie dreigt, bijvoorbeeld faillissement, of acute financiële nood is, neemt de voorzieningenrechter aan dat spoedeisend belang ontbreekt, zodat hij alleen al daarom geen voorlopige voorziening treft.
3. Verzoeker vraagt in zijn verzoek om toegang tot voldoende budget om budgettekort
aan het einde van dit jaar te voorkomen, omdat hij anders geen invaller kan inhuren tijdens ziekte of vakantie van zijn vaste zorgverlener. Op de zitting heeft hij aangegeven dat hij proactief heeft gehandeld door een verzoek om een voorlopige voorziening in te dienen om te bewerkstelligen dat hij voldoende budget houdt. De voorzieningenrechter stelt vast dat het gaat om een financieel belang.
4. De Svb heeft in het verweerschrift van 22 april 2024 aangegeven dat het PGB-budget van verzoeker op dat moment € 4.873,53 bedraagt.
5. Gelet op het voorgaande ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om een
spoedeisend belang aan te nemen. Hij wijst het verzoek daarom af.
6. De beroepszaken van verzoeker met de zaaknummers LEE 24/816 en LEE 24/1593 zijn verbonden aan dit verzoek om een voorlopige voorziening. Deze beroepszaken kunnen tijdig op een zitting worden behandeld, zodat er uitspraak kan worden gedaan in die zaken vóór het eventueel voortijdig opraken van het voor verzoeker beschikbare budget. Omdat het in de hiervoor genoemde beroepszaken gaat over onderwerpen waarvan de voorzieningenrechter niet bekend is of hierover al eerder is geoordeeld door een rechtbank of door de Centrale Raad van Beroep, verwijst hij deze zaken voor behandeling naar de meervoudige kamer van deze rechtbank.
7. Desgevraagd hebben partijen aangegeven dat zij er geen bezwaar hebben als deze voorzieningenrechter deelneemt aan de meervoudige kamer die de beroepszaken inhoudelijk gaat behandelen.
8. Partijen zijn erop gewezen dat tegen deze mondelinge uitspraak geen hoger beroep of verzet openstaat.
9. Er is geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding of het vergoeden van het betaalde griffierecht.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 25 april 2024 door mr. P.G. Wijtsma, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van M. Lammerts-Rannenburg, griffier.
Waarvan proces-verbaal,
de griffier is verhinderd
om dit proces-verbaal te tekenen
voorzieningenrechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.