ECLI:NL:RBNNE:2024:2004
Rechtbank Noord-Nederland
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening persoonsgebonden budget in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
Op 25 april 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Groningen, uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening. De verzoeker, die een persoonsgebonden budget (PGB) ontvangt op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, was van mening dat de toegekende vergoeding niet toereikend was voor het inkopen van vervangende zorg bij afwezigheid van zijn vaste zorgverlener. De Sociale verzekeringsbank (Svb) had eerder aan verzoeker laten weten dat de ziekengeldvergoeding voor zijn zorgverlener over de maanden augustus, september en december 2023 was betaald, maar verzoeker was van mening dat deze vergoeding onvoldoende was.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat er geen spoedeisend belang aanwezig was. Volgens de voorzieningenrechter is bij financiële geschillen niet snel sprake van spoedeisend belang, aangezien het bedrag na afloop van de bodemzaak kan worden terugbetaald, eventueel met wettelijke rente. Verzoeker had aangegeven dat hij voldoende budget nodig had om een tekort aan het einde van het jaar te voorkomen, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat er geen onomkeerbare situatie dreigde en dat het verzoek daarom niet kon worden toegewezen.
De beroepszaken van verzoeker met de zaaknummers LEE 24/816 en LEE 24/1593 zijn verbonden aan dit verzoek en zullen tijdig worden behandeld door de meervoudige kamer van de rechtbank. De voorzieningenrechter heeft partijen erop gewezen dat tegen deze mondelinge uitspraak geen hoger beroep of verzet openstaat. De uitspraak is openbaar gedaan en er is geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding of het vergoeden van het griffierecht.