ECLI:NL:RBNNE:2024:1879

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
14 mei 2024
Publicatiedatum
15 mei 2024
Zaaknummer
LEE 23/1266
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens ontbreken procesbelang in bestuursrechtelijke handhavingszaak

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, gedateerd 14 mei 2024, wordt het beroep van eisers tegen de afwijzing van hun verzoek om handhavend op te treden tegen illegale bouw op een perceel in Hoogeveen beoordeeld. Het college van burgemeester en wethouders had het verzoek om handhaving afgewezen met een besluit van 29 juni 2022, en dit werd bevestigd in een bestreden besluit van 10 januari 2023. De rechtbank heeft het beroep op 21 maart 2024 behandeld, maar eisers hebben zich afgemeld voor de zitting. De rechtbank oordeelt dat eisers geen procesbelang hebben, omdat de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 25 oktober 2023 de eerdere uitspraak van de rechtbank heeft vernietigd, waardoor de omgevingsvergunning voor de bouw van 16 appartementen herleefde. Dit betekent dat eisers niet langer het doel kunnen bereiken dat zij nastreefden met hun handhavingsverzoek.

De rechtbank legt uit dat procesbelang het belang is dat eisers hebben bij de uitkomst van de procedure. Aangezien de omgevingsvergunning nu weer van kracht is, hebben eisers geen belang meer bij de procedure. De rechtbank concludeert dat het beroep niet-ontvankelijk is, wat betekent dat er geen inhoudelijke beoordeling van de zaak plaatsvindt. Eisers krijgen geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan door rechter L. Mulder, in aanwezigheid van griffier M. Dijk, en is openbaar uitgesproken op 14 mei 2024.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 23/1266

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 mei 2024 in de zaak tussen

[eiser] e.a., uit [woonplaats] , eisers

(gemachtigde: mr. T.D. Rijs),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hoogeveen, het college
(gemachtigden: R. Kremer en M. de Lange).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [vergunninghouder] uit Hoogeveen (vergunninghouder)
(gemachtigde: mr. M.A. Jansen).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de afwijzing van het verzoek van eisers om handhavend op te treden tegen de illegale bouw op het perceel [adres] te [woonplaats] .
1.1.
Het college heeft dit verzoek met het besluit van 29 juni 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 10 januari 2023 op het bezwaar van eisers is het college bij de afwijzing van het handhavingsverzoek gebleven.
1.2.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. Vergunninghouder heeft ook schriftelijk gereageerd.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 21 maart 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigden van het college, vergunninghouder en de gemachtigde van vergunninghouder. Eisers en hun gemachtigde hebben zich afgemeld voor de zitting.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank komt niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van het beroep, omdat eisers geen procesbelang hebben. Hun beroep is daarom niet-ontvankelijk
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Als een verzoek om handhaving van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet, dan blijft op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt.
Het verzoek om handhaving van de Wabo is gedaan op 13 mei 2022. Dat betekent dat in dit geval de Wabo, zoals die gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.
4. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten.
4.1.
Bij besluit van 24 april 2020 heeft het college aan vergunninghouder een vergunning verleend voor het realiseren van 16 appartementen op het perceel [adres] te [woonplaats] .
4.2.
Eisers zijn in rechte opgekomen tegen deze vergunning en hebben hier meerdere procedures over gevoerd. In een uitspraak van 30 maart 2022, met kenmerk LEE 21/1401, heeft deze rechtbank het beroep van eisers gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en tevens het primaire besluit van 24 april 2020 herroepen.
4.3.
Eisers hebben het college verzocht om handhavend op te treden, omdat vergunninghouder nog steeds bouwwerkzaamheden verrichtte op het betreffende perceel, terwijl met de uitspraak van 30 maart 2022 de vergunning herroepen was.
4.4.
Op 21 september 2022 heeft het college aan vergunninghouder een last onder bestuursdwang opgelegd, omdat bij een controle geconstateerd was dat er nog steeds bouwwerkzaamheden plaatsvonden op het betreffende perceel. De last hield in dat vergunninghouder met onmiddellijke ingang alle bouwwerkzaamheden diende te staken en gestaakt diende te houden. Op 22 september 2022 is ook daadwerkelijk bestuursdwang toegepast en is het pand afgesloten en verzegeld.
4.5.
Het college heeft het handhavingsverzoek van eisers afgewezen en op 15 maart 2023 een nieuw primair besluit genomen, waarbij een omgevingsvergunning voor het realiseren van 12 appartementen werd verleend.
4.6.
Op 25 oktober 2023 [1] heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) uitspraak gedaan in de hoger beroepszaak, die vergunninghouder had aangespannen tegen de uitspraak van de rechtbank van 30 maart 2022. De Afdeling heeft het hoger beroep gegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank vernietigd, voor zover de rechtbank het primaire besluit van 24 april 2020 had herroepen. De Afdeling heeft voorts het besluit van 15 maart 2023 vernietigd, omdat met de vernietiging van de uitspraak van 30 maart 2022 de grondslag aan dit besluit is komen te ontvallen. De Afdeling heeft voorts de voorziening getroffen dat het besluit van 24 april 2020 wordt geschorst tot zes weken na bekendmaking van het nieuw te nemen besluit op bezwaar. De Afdeling heeft tot slot beslist dat een eventueel beroep tegen dat nieuwe besluit op bezwaar bij de Afdeling kan worden ingesteld.
Procesbelang
5. Procesbelang is het belang dat eisers hebben bij de uitkomst van een procedure. Daarbij gaat het erom of het doel dat eisers voor ogen staat met het rechtsmiddel kan worden bereikt en voor eisers ook van feitelijke betekenis is. In beginsel heeft een belanghebbende die opkomt tegen een besluit procesbelang bij een beoordeling van zijn bezwaar of beroep, tenzij vast komt te staan dat ieder belang bij de procedure ontbreekt of is komen te vervallen. Zoals volgt uit jurisprudentie van de Afdeling [2] moet het gaan om een actueel en reëel belang bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep. Als dat belang is vervallen, is de bestuursrechter niet geroepen uitspraak te doen uitsluitend vanwege de principiële betekenis daarvan.
5.1.
De Afdeling heeft in de uitspraak van 25 oktober 2023 de uitspraak van deze rechtbank vernietigd, voor zover met die uitspraak het besluit van 24 april 2020 was herroepen. Dit betekent dat er op dit moment een omgevingsvergunning is voor het realiseren van 16 appartementen aan de [adres] te [woonplaats] . Het college dient weliswaar nog te beslissen op het bezwaar van eisers, maar heeft reeds aangegeven bereid te zijn een vergunning te verlenen.
5.2.
Aangezien eisers het college verzocht hebben om handhavend op te treden tegen het bouwen zonder een omgevingsvergunning, hebben eisers geen belang meer bij deze procedure. Eisers hebben tevens verzocht om op te treden tegen overtredingen van het Bouwbesluit 2012, maar hebben niet geconcretiseerd om welke overtredingen het zou gaan. Nu er momenteel een bouwstop opgelegd is en er dus geen bouwwerkzaamheden plaatsvinden, hebben eisers bovendien geen actueel belang bij handhaving van het Bouwbesluit 2012. De rechtbank is dan ook van oordeel dat eisers geen procesbelang hebben.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is niet-ontvankelijk. De rechtbank beoordeelt de zaak dus niet inhoudelijk. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L. Mulder, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Dijk, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 14 mei 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 17 april 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1610.