ECLI:NL:RBNNE:2024:1696

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
7 mei 2024
Publicatiedatum
6 mei 2024
Zaaknummer
18-117135-23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte wegens bedreiging met een terroristisch misdrijf via Twitch

Op 7 mei 2024 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van bedreiging met een terroristisch misdrijf. De verdachte had via de streamingdienst Twitch bedreigende berichten geplaatst, waarin hij dreigde het stadhuis in Leeuwarden op 2 januari 2023 op te blazen en zoveel mogelijk mensen te doden. De rechtbank oordeelde dat deze uitlatingen een ernstige bedreiging vormden en dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan bedreiging met een terroristisch misdrijf, zoals vastgelegd in artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank achtte de bedreigingen niet alleen angstaanjagend, maar ook schadelijk voor de maatschappelijke veiligheid, aangezien ze bij de bevolking gevoelens van onrust en onveiligheid teweegbrachten. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 50 uren, waarvan 20 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast werd als bijzondere voorwaarde opgelegd dat de verdachte een cognitieve gedragstraining moest volgen. De rechtbank hield rekening met de ernst van de bedreigingen, de omstandigheden waaronder deze waren geuit, en de persoonlijke situatie van de verdachte, die geen strafblad had en verantwoordelijkheid voor zijn daden had genomen. De rechtbank verwierp het verweer van de verdediging dat de informatie van de FBI niet als bewijs kon worden gebruikt, en concludeerde dat er voldoende bewijs was voor de veroordeling.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18.117135.23
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 7 mei 2024 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1999 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 23 april 2024.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. A.A. Scholtmeijer, advocaat te Heerenveen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door A.H.P. Polstra.
Tenlastelegging
Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode omvattende de dagen 28 december 2022 en 29 december 2022, in elk geval in de maand december 2022, te Leeuwarden, in elk geval in de gemeente Leeuwarden, en/of te Drachten, in elk geval in de gemeente Smallingerland, in elk geval in Nederland, een of meer ambtenaren van de gemeente Leeuwarden en/of een of meer medewerkers van de politie eenheid Noord-Nederland, in elk geval een of meer perso(o)n(en), heeft bedreigd met
  • een terroristisch misdrijf en/of
  • openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en/of goederen en/of
  • enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen en/of goederen ontstaat en/of
  • enig misdrijf tegen het leven gericht en/of
  • zware mishandeling en/of
  • brandstichting,
door toen aldaar via de streamingsdienst "TWITCH" (onder de username " [naam] ," en/of " [naam] ." en/of anderszins, via internet) een of meer berichten te plaatsen met de navolgende inhoud/tekst(en): "bomb the townhall on 2 jan 2023, at 2:45pm in Leeuwarden and i will kill as many as i can" en/of (daarbij) te vermelden dat verdachte van plan was zoveel mogelijk politiemedewerkers (responding law enforcement) te doden middels een zogenoemde shotgun met een afgezaagde loop ("after rigging their door with a sawed off shotgun") en/of dat hij van plan was zich aan te gaan sluiten bij ISIS, althans woorden en/of berichten van gelijke (be)dreigende aard en/of strekking;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode 1 december 2022 tot en met 31 december 2022, te Leeuwarden en/of te Drachten, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een of meer ambtenaren van de gemeente Leeuwarden en/of een of meer medewerkers van de politie eenheid Noord-Nederland, in elk geval een of meer perso(o)n(en), te bedreigen met
  • een terroristisch misdrijf en/of
  • openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en/of goederen en/of
  • enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen en/of goederen ontstaat en/of
  • enig misdrijf tegen het leven gericht en/of
  • zware mishandeling en/of
  • brandstichting,
via de streamingsdienst "TWITCH" (onder de username " [naam] ," en/of " [naam] ." en/of anderszins, via internet) een of meer berichten heeft geplaatst met de navolgende inhoud/tekst(en): "bomb the townhall on 2 jan 2023, at 2:45pm in Leeuwarden and i will kill as many as i can" en/of (daarbij) te vermelden dat verdachte van plan was zoveel mogelijk politiemedewerkers (responding law enforcement) te doden middels een zogenoemde shotgun met een afgezaagde loop ("after rigging their door with a sawed off shotgun") en/of dat hij van plan was zich aan te gaan sluiten bij ISIS, althans woorden en/of berichten van gelijke (be)dreigende aard en/of strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het primair ten laste gelegde feit, gelet op de bekennende verklaring van de verdachte en de melding van de FBI. Mocht het primaire feit niet bewezen kunnen worden, dan kan het subsidiair ten laste gelegde feit, de poging tot bedreiging, wettig en overtuigend bewezen worden.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken. Hij heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de informatie van de FBI niet als bewijsmiddel gebruikt kan worden, zodat uitsluitend de verklaring van de verdachte overblijft als bewijsmiddel. Gelet hierop is er onvoldoende wettig bewijs. Subsidiair heeft hij aangevoerd dat het dossier onvoldoende overtuigend bewijs bevat. Ook kan niet vastgesteld worden dat de bedreigden op de hoogte zijn geraakt van de bedreigingen, zodat een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit niet kan volgen. Tot slot kan niet vastgesteld worden dat verdachte opzet, ook niet in voorwaardelijke zin, heeft gehad op de bedreiging.
Oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 23 april 2024 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Het klopt dat ik de tekst bomb the townhall on 2 jan 2023, at 2:45 pm in Leeuwarden and i will kill als many as i can op Twitch heb geplaatst. Ik heb ook gezegd dat ik zoveel mogelijk politiemedewerkers zou doden met een shotgun met afgezaagde loop. De berichten heb ik in een openbare groep gezet die voor iedereen te lezen was. Het was de bedoeling dat mensen deze teksten zouden lezen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen (met bijlage) d.d. 21 juni 2023, opgenomen als aanvullend proces-verbaal met nummer PL0100-2022345146-259 bij het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2022345146 d.d. 31 maart 2023, inhoudend als relaas van verbalisant [naam] :
Op 29 december 2022 kwam een spoedbericht binnen. Dit bericht was afkomstig van de FBI, USA. In dit bericht werd melding gemaakt dat op de chatsite Twitch door het account [naam] een bericht was geplaatst dat op 2 januari 2023 te 14.45 uur een terroristische aanslag gepleegd zou worden op het stadhuis te Leeuwarden. Het originele bericht is als bijlage hierbij gevoegd. Aan de hand van het IP adres en het mobiele telefoonnummer welke gekoppeld waren aan het Twitch account ' [naam] ' werd vastgesteld dat deze te linken waren aan: [verdachte] . Op 29 december 2022 is dit spoedbericht voor verdere afhandeling doorgestuurd naar de Officier van Dienst-Intelligence en de Officier van Dienst- Recherche te Friesland.
Bijlage bij het proces-verbaal
"The FBI recently became aware of chats made by Twitch user " [naam] " a/k/a " [naam] " in which the user threatened to "bomb the townhall on 2 jan 2023, at 2:45pm in Leeuwarden and i will kill as many as i can". The user also indicated he/she planned to kill any responding law enforcement after rigging their door with a sawed off shotgun.
Informatie FBI als bewijsmiddel
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman dat de informatie van de FBI niet gebruikt kan worden als bewijsmiddel. Op pagina 4 van het aanvullend proces-verbaal met nummer PL0100- 2022345146-259 staat: "Notwithstanding the above caveat, the information in this document may be used for intelligence purposes, for overt law enforcement actions, or in legal proceedings." De rechtbank leidt hieruit af dat de FBI heeft toegestaan dat de informatie wordt gebruikt als bewijsmiddel in een juridische procedure.
Beoordelingskader bedreiging met terroristisch misdrijf
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende. In artikel 285, derde lid, van het Wetboek van Strafrecht (Sr) is bedreiging met een terroristisch misdrijf strafbaar gesteld. Uit de bewoordingen van dat artikel en de wetsgeschiedenis volgt dat voor een veroordeling op grond van die bepaling toereikend is dat wordt gedreigd met een terroristisch misdrijf, dus een misdrijf als bedoeld in artikel 83 Sr. Niet is vereist dat de bedreiging zelf met een terroristisch oogmerk plaatsvindt.
Wel is vereist dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat (i) het misdrijf waarmee wordt gedreigd een terroristisch misdrijf betreft en (ii) dit misdrijf ook zou worden uitgevoerd. Dit betekent dat vereist is dat bij de bedreigde(n) in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat het misdrijf dat zou worden uitgevoerd erop was gericht (a) de bevolking of een deel van de bevolking van een land ernstige vrees aan te jagen, dan wel (b) een overheid of internationale organisatie wederrechtelijk te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden, dan wel (c) de fundamentele politieke, constitutionele, economische of sociale structuren van een land of een internationale organisatie ernstig te ontwrichten of vernietigen. Daarnaast is vereist dat het (ten minste voorwaardelijk) opzet erop is gericht deze vrees te laten ontstaan.1
Dreiging met terroristisch misdrijf
De rechtbank is van oordeel dat de uitlatingen van de verdachte een bedreiging met een terroristisch misdrijf opleveren. De verdachte heeft gedreigd om op een specifieke datum en tijdstip een aanslag te plegen op het stadhuis in Leeuwarden, waarbij hij zoveel mogelijk mensen had willen doden. Ook schreef verdachte dat het zijn plan was dat hij zoveel mogelijk politiemedewerkers ging doden middels een zogenaamde shotgun met een afgezaagde loop. Die woorden zijn expliciet en niet anders te verstaan dan als een dreiging met een terroristische aanslag en wijzen ondubbelzinnig op een terroristisch misdrijf. De verdachte heeft ook verklaard dat het de bedoeling was dat andere mensen deze teksten zouden lezen. Deze bedreigingen zijn door de verdachte geplaatst op het streamingplatform Twitch, een openbaar platform waar op dat moment ook andere gebruikers aan deelnamen. Zijn berichten in de chat hadden hierdoor een potentieel groot bereik. Bovendien is het een feit van algemene bekendheid dat terroristische aanslagen in het verleden zijn gepleegd in of in de buurt van overheidsgebouwen. Gelet op deze omstandigheden kon bij de bezoekers van de livestream op Twitch die de berichten van de verdachte lazen in redelijkheid de vrees ontstaan dat werd gedreigd met een aanslag die erop was gericht de Nederlandse bevolking ernstige vrees aan te jagen en dat die aanslag ook zou worden uitgevoerd. Dat die vrees ook is ontstaan vindt bevestiging in het feit dat de politie vrij kort na het plaatsen van de berichten al een melding ontving van de FBI.
Opzet
Uit de bewijsmiddelen volgt niet dat de verdachte de bedoeling oftewel vol opzet heeft gehad om de hier bedoelde vrees te laten ontstaan. Wel is de rechtbank van oordeel dat er sprake is van voorwaardelijk opzet. De verdachte heeft door de bedreigende tekst op het openbare streamingsplatform Twitch te plaatsen bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat bij de bedreigden de redelijke vrees zou ontstaan dat werd gedreigd met een terroristisch misdrijf en dat dit misdrijf ook zou worden uitgevoerd. Dat er sprake was van een aanmerkelijke kans dat de bedreiging de bedreigden zal bereiken volgt ook uit het feit dat de
FBI in actie is gekomen en dat verdachte binnen enkele uren al door de politie van zijn bed is gelicht. Dit betekent ook dat er sprake is van een voltooide bedreiging, aangezien de berichten de politie Noord- Nederland hebben bereikt.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging met een terroristisch misdrijf.
Deelvrijspraak
De rechtbank overweegt dat het ten laste gelegde onderdeel "dat hij van plan was zich aan te gaan sluiten bij ISIS" niet bewezen kan worden. Uit de informatie van de FBI blijkt dat de gebruiker opmerkingen heeft geplaatst waaruit volgt dat 'zij' zich bij ISIS zouden aansluiten ("other comments made by the user indicated they planned to join ISIS"). De rechtbank kan niet met zekerheid vaststellen dat het onderdeel 'they' (zij) gekoppeld is met het account van de verdachte, zodat niet vastgesteld kan worden dat de verdachte deze opmerkingen heeft geplaatst. De rechtbank zal de verdachte vrijspreken van dit onderdeel van de tenlastelegging.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het primaire feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij in de periode 28 december 2022 en 29 december 2022 in Nederland medewerkers van de politie Noord-Nederland heeft bedreigd met een terroristisch misdrijf door via de streamingsdienst "TWITCH" onder de username " [naam] ," en/of " [naam] ." berichten te plaatsen met de navolgende inhoud: "bomb the townhall on 2 jan 2023, at 2:45pm in Leeuwarden and i will kill as many as i can" en daarbij te vermelden dat verdachte van plan was zoveel mogelijk politiemedewerkers (responding law enforcement) te doden middels een zogenoemde shotgun met een afgezaagde loop ("after rigging their door with a sawed off shotgun").
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
primair: bedreiging met een terroristisch misdrijf.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Strafmotivering
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf van 50 uren, met aftrek van de tijd in verzekering doorgebracht, waarvan 20 uren voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de taakstraf wordt ingevuld met een cognitieve gedragstraining.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, het opleggen van een cognitieve vaardigheidstraining aan de verdachte een goed uitgangspunt is.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportages van de Reclassering van 18 oktober 2023 en 4 maart 2024, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging met een terroristisch misdrijf. Hij heeft in een openbare chat op het streamingplatform Twitch gedreigd met het plegen van een aanslag op het stadhuis in Leeuwarden, waarbij hij zoveel mogelijk mensen had willen doden. Ook heeft hij gezegd dat hij van plan was om zoveel mogelijk politiemedewerkers te doden middels een shotgun met een afgezaagde loop. Het dreigen met een terroristisch misdrijf is ernstig en angstaanjagend. Verdachte heeft met het plaatsen van deze zorgelijke uitlatingen bijgedragen aan in de maatschappij levende gevoelens van onrust en onveiligheid. Dat deze bedreiging vergaande gevolgen heeft gehad is gebleken uit het feit dat de politie, na een melding van de FBI, in actie is gekomen en verdachte zo snel mogelijk heeft aangehouden.
Uit de reclasseringsrapporten volgt dat er geen grote problemen zijn in het leven van verdachte. Onder invloed van een halve fles stro-rum heeft hij ernstige bedreigingen geuit die hij in nuchtere staat waarschijnlijk nooit had durven doen. Hoewel verdachte dreigende en discriminerende berichten heeft verzonden, zijn er volgens de reclassering geen aanwijzingen dat verdachte op dit moment een extremistisch gedachtegoed aanhangt dat geweld rechtvaardigt of dat er sprake is van radicalisering. De kans op herhaling wordt door de reclassering ingeschat op laag.
De rechtbank neemt in strafverminderende zin mee dat verdachte geen strafblad heeft, verantwoordelijkheid voor zijn handelen heeft genomen en afstand heeft gedaan van zijn vrienden op het streamingplatform Twitch.
Ten aanzien van het opleggen van de door de officier van justitie gevorderde cognitieve gedragstraining overweegt de rechtbank als volgt. Uit artikel 9 van het Wetboek van Strafrecht volgt dat de rechtbank aan verdachte alleen een taakstraf kan opleggen en niet een leerstraf. De door de officier voorgestelde
cognitieve vaardigheidstraining kan daarom niet als (taak)straf worden opgelegd. Gelet op het zorgelijke karakter van de door de verdachte gedane uitlatingen en het feit dat hij zich naar eigen zeggen heeft laten meeslepen, vindt de rechtbank het wel van belang dat verdachte een gedragsinterventie zal gaan volgen. Hierbij speelt ook een rol dat op de telefoon van verdachte berichten met een discriminerende en racistische inhoud zijn aangetroffen. Deze voorgestelde interventie kan het gevaar op herhaling verminderen. De rechtbank zal daarom deze training opleggen als bijzondere voorwaarde bij het voorwaardelijke strafdeel.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf voor de duur van 50 uren, waarvan 20 uren voorwaardelijk met aftrek van het voorarrest en een proeftijd van 2 jaren, passend en geboden is. Naast de algemene voorwaarde dat geen nieuwe strafbare feiten mag plegen, zal aan verdachte de bijzondere voorwaarde worden opgelegd dat hij een cognitieve gedragstraining moet volgen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een taakstraf voor de duur van 50 uren.

Bepaalt dat van deze taakstraf
een gedeelte, groot 20 uren,niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op
2 jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde het onvoorwaardelijk opgelegde deel van de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 15 dagen zal worden toegepast.
Beveelt voorts dat, indien het mocht komen tot de tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde deel van de taakstraf, vervangende hechtenis voor de duur van 10 dagen zal worden toegepast, indien de veroordeelde dat deel van de taakstraf niet naar behoren verricht.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarde:
1. dat de veroordeelde zal meewerken aan gedragsinterventie (zoals een CoVa of CoVa plus training) te bepalen door de reclassering, waarbij verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die training door of namens de instelling zullen worden gegeven, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Geeft aan Reclassering Nederland, Zoutbranderij 1 te Leeuwarden de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.S. Langius, voorzitter, mr. M.J. Dijkstra en mr. M.E. Joha, rechters, bijgestaan door mr. S.J. Boersma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 7 mei 2024.
Mr. M.E. Joha en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
1. HR 10 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:1890.