In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, gedaan op 18 april 2024, wordt het beroep van eiser tegen de schadevergoeding wegens mijnbouwschade beoordeeld. Eiser, eigenaar van een woning in Groningen, had een schadevergoeding van € 18.325,38 ontvangen van het Instituut Mijnbouwschade Groningen. Eiser was het niet eens met deze beslissing en had bezwaar aangetekend, wat leidde tot twee bestreden besluiten. De rechtbank oordeelt dat het beroep tegen het eerste bestreden besluit niet-ontvankelijk is, terwijl het beroep tegen het tweede bestreden besluit ongegrond wordt verklaard. De rechtbank concludeert dat de deskundigenrapporten van de door verweerder ingeschakelde deskundigen voldoende onderbouwd zijn en dat de argumenten van eiser niet overtuigend genoeg zijn om aan de conclusies van deze rapporten te twijfelen. De rechtbank wijst erop dat het bewijsvermoeden van artikel 6:177a van het Burgerlijk Wetboek van toepassing is, maar dat verweerder dit bewijsvermoeden heeft weerlegd. De rechtbank komt tot de conclusie dat eiser geen recht heeft op een aanvullende schadevergoeding en dat de proceskosten voor een deel voor verweerder komen te liggen. Eiser krijgt een proceskostenvergoeding van € 3.474,25, inclusief griffierecht van € 184,-.