ECLI:NL:RBNNE:2024:1483

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
23 april 2024
Publicatiedatum
22 april 2024
Zaaknummer
18-045249-23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling in verband met bankhelpdeskfraude en computervredebreuk met meerdere slachtoffers

Op 23 april 2024 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, zitting houdende in Groningen, uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij bankhelpdeskfraude. De verdachte, geboren in 1994 en thans gedetineerd, werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. D.N.A. Brouns. Het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. J. Hoekman. De zaak kwam voort uit een onderzoek dat op 9 april 2024 werd behandeld. De verdachte werd beschuldigd van meerdere feiten, waaronder oplichting, diefstal in vereniging met valse sleutels, computervredebreuk en het voorhanden hebben van leads. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 20 maanden op, conform de procesafspraken die tussen het openbaar ministerie en de verdediging waren gemaakt. Deze afspraken hielden in dat er geen hoger beroep zou worden ingesteld indien de rechtbank de straf conform de overeenkomst oplegde. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het medeplegen van oplichting en andere strafbare feiten, waarbij hij en zijn medeverdachten zich voordeden als bankmedewerkers om slachtoffers te misleiden en hen te bewegen tot het afgeven van bankgegevens en geld. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, die vaak kwetsbare personen waren. De verdachte werd ook veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de benadeelde partijen, waaronder een bank en verschillende slachtoffers van de fraude.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18.045249.23
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 23 april 2024 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1994 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] ,
thans gedetineerd te [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 9 april 2024. Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. D.N.A. Brouns, advocaat te Amsterdam-Duivendrecht. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. J. Hoekman.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 19 oktober 2022 tot en met 20 april 2023, op diverse data en/of tijdstippen te [plaatsnaam] en/of [plaatsnaam] en/of [plaatsnaam] en/of Groningen en/of [plaatsnaam] en/of Deventer en/of [plaatsnaam] en/of [plaatsnaam] , althans (elders) in Nederland,
(meermalen) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, een of meerdere perso(o)n(en) /aangever(s), te weten (onder meer):
  • [slachtoffer 1] (aangifte 1) en/of
  • [slachtoffer 2] (aangifte 2) en/of
  • [slachtoffer 3] (aangifte 3) en/of
  • [slachtoffer 4] (aangifte 5) en/of
  • [slachtoffer 5] (aangifte 7) en/of
  • [slachtoffer 6] (aangifte 11) en/of
  • [slachtoffer 7] (aangifte 12) en/of
  • [slachtoffer 8] (aangifte 15) en/of
  • [slachtoffer 9] (aangifte 17) en/of
  • [slachtoffer 10] (aangifte 18)
heeft bewogen tot de afgifte van enig goed en/of het ter beschikking stellen van gegevens, te weten de afgifte van een pinpas en/of het ter beschikking stellen van (een) pincode(s) en/of (inlog)gegevens voor (internet)bankieren, door:
  • telefonisch contact op te nemen met voornoemde personen en zich daarbij voor te doen als een medewerker van de [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] en/of [bedrijf 3] en/of
  • tegen voornoemde personen te zeggen dat er geld was afgeschreven en/of gepoogd werd af te schrijven van hun bankrekening en/of dat er een verdachte transactie was ontdekt en/of dat er een virusonderzoek gedaan moest worden en dat er een medewerker van de bank langs zou komen om deze transactie tegen te houden en/of ongedaan te maken en/of om een virusonderzoek te doen en/of
  • zich te melden en/of een ander zich te laten melden bij het woonadres van voornoemde personen en zich voor te doen als een medewerker van de [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] en/of [bedrijf 3] en/of
  • tegen voornoemde personen te zeggen dat zij hun pinpas en/of (bijbehorende) pincode en/of (inlog)gegevens voor (internet)bankieren moesten afgeven om de frauduleuze transactie tegen te houden en/of de rekening te blokkeren en/of de bankomgeving beter te beveiligen,
waardoor die perso(o)n(en)/aangever(s) werd/werden bewogen tot voornoemde afgifte en/of het voornoemde terbeschikkingstellen;
2.
hij in of omstreeks de periode van 19 oktober 2022 tot en met 11 mei 2023, op diverse data en/of tijdstippen, te [plaatsnaam] en/of [plaatsnaam] en/of [plaatsnaam] en/of Groningen en/of [plaatsnaam] en/of Leeuwarden en/of [plaatsnaam] en/of Deventer en/of [plaatsnaam] en/of [plaatsnaam] , althans (elders) in Nederland,
(meermalen) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, de hierna te noemen (girale) geldbedrag(en), althans enig geldbedrag, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n), te weten aan (onder meer):
- [ slachtoffer 1] (aangifte 1, een geldbedrag van 72.000,-) en/of
- [ slachtoffer 2] (aangifte 2, een geldbedrag van 15.529,-) en/of
- [ slachtoffer 3] (aangifte 3, een geldbedrag van 30.566,-) en/of
- [ slachtoffer 4] (aangifte 5, een geldbedrag van 17.500,-) en/of
- [ slachtoffer 5] (aangifte 7, een geldbedrag van 3.250,-) en/of
- [ slachtoffer 6] (aangifte 11, een geldbedrag van 1.050,-) en/of
- [ slachtoffer 7] (aangifte 12, een geldbedrag van 1.250,-) en/of
- [ slachtoffer 11] (aangifte 14, een geldbedrag van 750,-) en/of
- [ slachtoffer 8] (aangifte 15, een geldbedrag van 980,-) en/of
- [ slachtoffer 9] (aangifte 17, een geldbedrag van 1269,20) en/of
- [ slachtoffer 10] (aangifte 18, een geldbedrag van 8.165,31)
(telkens) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich (telkens) de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van (een) valse sleutel(s), te weten via bankfraude en/of oplichting, althans onrechtmatig verkregen:
- pinpas(sen) en/of pincode(s), waarmee vervolgens door verdachte en/of zijn medeverdachte(n) diverse geldopnames en/of betalingen bij winkels zijn gedaan en/of
- ( inlog)gegevens voor (internet)bankieren, waarmee vervolgens door verdachte en/of zijn medeverdachte(n) is ingelogd op de internetbankieren-omgeving van die perso(o)n(en) en/of diverse af- en overschrijvingen en/of betalingen aan (web)winkels zijn gedaan;
3.
hij in of omstreeks de periode van 7 juni 2022 tot en met 12 januari 2023, te Nijmegen en/of te Arnhem, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met [medeverdachte] (medewerker van de [bedrijf 1] ) en/of één of meer anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk in een (gedeelte van) een geautomatiseerd werk is binnengedrongen, te weten (een) computersyste(e)m(en) van de [bedrijf 1] en/of (een) webserver(s) met daarop de bedrijfssystemen van de [bedrijf 1]
door het doorbreken van een beveiliging en/of
met behulp van valse signalen of een valse sleutel en/of
door het aannemen van een valse hoedanigheid,
te weten door in te loggen met een onrechtmatig gebruikt account en wachtwoord, voor welk gebruik geen toestemming is verkregen van de rechthebbende en/of zich daarbij toegang te verschaffen tot gegevens van klanten met een ander doel dan waarvoor die toegang was toegestaan en/of vervolgens de gegevens die zijn opgeslagen, worden verwerkt of worden overgedragen door middel van voornoemd
geautomatiseerd werk waarin hij en/of diens medeverdachte(n) zich wederrechtelijk bevond voor zichzelf en/of een ander heeft overgenomen, afgetapt en/of opgenomen;
4.
hij in of omstreeks de periode van 7 juni 2022 tot en met 13 januari 2023 te Arnhem en/of te Nijmegen, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, stoffen, voorwerpen en/of gegevens, te weten (een) lijst(en) met leads, elk bevattende een groot aantal persoonsgegevens van klanten van de [bedrijf 1] , heeft ontvangen, zich heeft verschaft, verkocht, overgedragen, verworven, vervoerd, ingevoerd, verspreid, anderszins ter beschikking gesteld en/of voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte wist dat die bestemd waren tot het plegen van een misdrijf omschreven in een van de artikelen 311 en 326 van het Wetboek van Strafrecht, voor zover deze feiten betrekking hebben op de verkrijging van een niet-contant betaalinstrument;
5.
hij op of omstreeks 11 mei 2023 te [plaatsnaam] , althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 11] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed en/of het ter beschikking stellen van gegevens, te weten de afgifte van 1600,- en/of een pinpas en/of het ter beschikking stellen van een pincode, door:
  • telefonisch contact op te nemen met voornoemde [slachtoffer 11] en zich daarbij voor te doen als een medewerker van de [bedrijf 1] en/of
  • tegen voornoemde [slachtoffer 11] te zeggen dat er een rekening openstond van 1000,- en dat de rekening contant betaald kon worden bij een medewerker van de [bedrijf 1] die in de buurt was, waarbij die [slachtoffer 11] het geld, haar pinpas en pincode moest meenemen,
waardoor die [slachtoffer 11] werd bewogen tot voornoemde afgifte en/of het voornoemde terbeschikkingstellen.

De procesafspraken

Deze strafzaak kenmerkt zich doordat het openbaar ministerie en de verdediging zogeheten procesafspraken hebben gemaakt over wat volgens hen een passende uitkomst van de strafzaak zou zijn. Deze procesafspraken hebben zij opgenomen in een overeenkomst, ondertekend op 5 en 6 maart 2024, die zij voorafgaand aan de inhoudelijke zitting, en voorzien van de handtekeningen van zowel de officier van justitie als die van verdachte en zijn raadsvrouw, hebben overgelegd aan de rechtbank. Het openbaar ministerie en de verdediging hebben de rechtbank daarmee een gezamenlijk voorstel gedaan over de wijze van afdoening van de zaak.
Het afdoeningsvoorstel houdt in dat:
- het openbaar ministerie zal requireren tot een bewezenverklaring en kwalificatie van de feiten 1 tot en
met 5 zoals weergegeven in de procesafspraken;
- het openbaar ministerie een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden zal
vorderen;
  • verdachte geen bewijsverweren voert en al ingediende onderzoekswensen intrekt;
  • verdachte geen (nadere) verklaring hoeft af te leggen;
  • verdachte afstand doet van de in beslag genomen goederen, met uitzondering van de kinderstoel;
- er door verdachte en het openbaar ministerie geen hoger beroep wordt ingesteld indien de
strafoplegging door de rechtbank conform deze overeenkomst plaatsvindt;
- er geen procesafspraken zijn gemaakt met betrekking tot de vorderingen van de benadeelde partijen.
Ten aanzien van deze vorderingen zal ter terechtzitting door het openbaar ministerie een standpunt worden ingenomen en zal door de verdediging verweer worden gevoerd. Het openbaar ministerie en verdachte zullen geen hoger beroep instellen tegen het oordeel van de rechtbank.
De verdediging heeft als voorbehoud gesteld dat de overeenkomst niet tot stand komt indien de [bedrijf 1] zich voorafgaand aan de terechtzitting voegt als benadeelde partij.
Het openbaar ministerie heeft als voorbehoud gesteld dat de overeenkomst niet tot stand komt indien het gerechtshof in de zaak tegen verdachte met parketnummer 20/000039-24 tot een uitspraak komt voordat deze rechtbank in onderhavige zaak uitspraak doet.

Beoordeling van de procesafspraken door de rechtbank

De rechtbank heeft zich gebogen over de vraag of het mogelijk is de zaak conform de tussen het openbaar ministerie en de verdediging gemaakte procesafspraken af te doen. Bij de beoordeling zijn voor de rechtbank leidend geweest de uitgangspunten zoals verwoord door de Hoge Raad in het arrest van 27 september 2022, ECLI:NL:HR:2022:1252.
De rechtbank stelt vast dat verdachte bij de totstandkoming van de procesafspraken is bijgestaan door zijn raadsvrouw. Verdachte is ook samen met zijn raadsvrouw aanwezig geweest op de openbare terechtzitting van 9 april 2024, alwaar de inhoud van het afdoeningsvoorstel is besproken.
De rechtbank heeft ter zitting benadrukt dat de rechtbank geen partij is bij de overeenkomst en dat de rechtbank daaraan niet gebonden is. De rechtbank houdt immers een eigen verantwoordelijkheid ervoor te zorgen dat de behandeling en de beoordeling van de strafzaak plaatsvinden overeenkomstig de geldende wettelijke bepalingen, met name de artikelen 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering (Sv).
De officier van justitie, de raadsvrouw en verdachte hebben ter zitting allen bevestigd achter het voorstel te staan. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij het voorstel met zijn raadsvrouw heeft besproken, dat de inhoud van die afspraken duidelijk voor hem is en dat hij achter de gemaakte afspraken staat.
Verdachte begrijpt wat de consequenties zijn als de rechtbank het voorstel volgt - in het bijzonder met betrekking tot zijn verdedigingsrechten - en hij accepteert de op te leggen straf zoals deze is voorgesteld.
De rechtbank constateert dat de [bedrijf 1] zich voorafgaand aan de terechtzitting heeft gevoegd als benadeelde partij. Verdachte heeft verklaard dat hij afziet van het voorbehoud dat hij ten aanzien hiervan heeft gemaakt.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte vrijwillig, op basis van voldoende en duidelijke informatie en terwijl hij zich bewust was van de rechtsgevolgen, is gekomen tot de ondubbelzinnige beslissing mee te werken aan het afdoeningsvoorstel en de daarmee gepaard gaande afstand van verdedigingsrechten. De wijze waarop de overeenkomst tot stand is gekomen doet geen afbreuk aan het aan verdachte op grond van artikel 6 EVRM toekomende recht op een eerlijk proces. De rechtbank ziet dan ook geen reden om de
inhoud van de procesafspraken niet bij haar oordeel te betrekken.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft - conform het afdoeningsvoorstel - veroordeling gevorderd voor feiten 1, 2, 3, 4 en 5.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft - conform het afdoeningsvoorstel - geen bewijsverweren gevoerd.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de bewezenverklaring zoals opgenomen in de procesafspraken is gebaseerd op de bewijsmiddelen in het dossier. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om van de procesafspraken af te wijken.
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de bewijsmiddelen in het dossier. Als tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen opgenomen in een aanvulling op dit vonnis, dat aan het verkort vonnis wordt gehecht.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht feiten 1, 2, 3, 4 en 5 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 19 oktober 2022 tot en met 20 april 2023, op diverse data en tijdstippen in Nederland,
tezamen en in vereniging met anderen, telkens met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels, personen, te weten:
  • [slachtoffer 1] (aangifte 1) en
  • [slachtoffer 2] (aangifte 2) en
  • [slachtoffer 3] (aangifte 3) en
  • [slachtoffer 4] (aangifte 5) en
  • [slachtoffer 5] (aangifte 7) en
  • [slachtoffer 6] (aangifte 11) en
  • [slachtoffer 7] (aangifte 12) en
  • [slachtoffer 8] (aangifte 15) en
  • [slachtoffer 9] (aangifte 17) en
  • [slachtoffer 10] (aangifte 18)
heeft bewogen tot de afgifte van enig goed en het ter beschikking stellen van gegevens, te weten de afgifte van een pinpas en het ter beschikking stellen van pincode en/of inloggegevens voor internetbankieren, door:
  • telefonisch contact op te nemen met voornoemde personen en zich daarbij voor te doen als een medewerker van de [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] en/of [bedrijf 3] en
  • tegen voornoemde personen te zeggen dat er geld was afgeschreven en/of gepoogd werd af te schrijven van hun bankrekening en/of dat er een verdachte transactie was ontdekt en/of dat er een virusonderzoek gedaan moest worden en dat er een medewerker van de bank langs zou komen om deze transactie tegen te houden en/of ongedaan te maken en/of om een virusonderzoek te doen en
  • zich te melden of een ander zich te laten melden bij het woonadres van voornoemde personen en zich voor te doen als een medewerker van de [bedrijf 1] en [bedrijf 2] of [bedrijf 3] en
  • tegen voornoemde personen te zeggen dat zij hun pinpas en bijbehorende pincode en/of inloggegevens voor internetbankieren moesten afgeven om de frauduleuze transactie tegen te houden en/of de rekening te blokkeren en/of de bankomgeving beter te beveiligen,
waardoor die personen werden bewogen tot voornoemde afgifte en/of het voornoemde terbeschikkingstellen;
2.
hij in de periode van 19 oktober 2022 tot en met 11 mei 2023, op diverse data en tijdstippen in Nederland,
tezamen en in vereniging met anderen, de hierna te noemen geldbedragen, die aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededaders toebehoorden, te weten aan:
  • [slachtoffer 1] (aangifte 1, een geldbedrag van 72.000,-) en
  • [slachtoffer 2] (aangifte 2, een geldbedrag van 15.529,-) en
  • [slachtoffer 3] (aangifte 3, een geldbedrag van 30.566,-) en
  • [slachtoffer 4] (aangifte 5, een geldbedrag van 17.500,-) en
  • [slachtoffer 5] (aangifte 7, een geldbedrag van 3.250,-) en
  • [slachtoffer 6] (aangifte 11, een geldbedrag van 1.050,-) en
  • [slachtoffer 7] (aangifte 12, een geldbedrag van 1.250,-) en
  • [slachtoffer 11] (aangifte 14, een geldbedrag van 750,-) en
  • [slachtoffer 8] (aangifte 15, een geldbedrag van 980,-) en
  • [slachtoffer 9] (aangifte 17, een geldbedrag van 1269,20) en
  • [slachtoffer 10] (aangifte 18, een geldbedrag van 8.165,31)
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededaders die weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van valse sleutels, te weten via oplichting verkregen:
  • pinpassen en pincodes, waarmee vervolgens door verdachte en/of zijn medeverdachten diverse geldopnames en/of betalingen bij winkels zijn gedaan en
  • inloggegevens voor internetbankieren, waarmee vervolgens door verdachte en/of zijn medeverdachten is ingelogd op de internetbankierenomgeving van die personen en/of diverse af- en overschrijvingen en/of betalingen aan (web)winkels zijn gedaan;
3.
hij in de periode van 7 juni 2022 tot en met 12 januari 2023, in Nederland, tezamen en in vereniging met [medeverdachte] (medewerker van de [bedrijf 1] ),
opzettelijk en wederrechtelijk in een geautomatiseerd werk is binnengedrongen, te weten een computersysteem van de [bedrijf 1] en/of een webserver met daarop de bedrijfssystemen van de [bedrijf 1] met behulp van een valse sleutel,
te weten door in te loggen met een onrechtmatig gebruikt account en wachtwoord, voor welk gebruik geen toestemming is verkregen van de rechthebbende en zich daarbij toegang te verschaffen tot gegevens van klanten met een ander doel dan waarvoor die toegang was toegestaan en vervolgens de gegevens die zijn opgeslagen door middel van voornoemd geautomatiseerd werk waarin hij en/of diens medeverdachte zich wederrechtelijk bevond voor zichzelf en/of een ander heeft overgenomen;
4.
hij in de periode van 7 juni 2022 tot en met 13 januari 2023 in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, gegevens, te weten een lijst met leads, bevattende een groot aantal persoonsgegevens van klanten van de [bedrijf 1] , zich heeft verschaft, verworven, verspreid en voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte wist dat die bestemd waren tot het plegen van een misdrijf omschreven in een van de artikelen 311 en 326 van het Wetboek van Strafrecht, voor zover deze feiten betrekking hebben op de verkrijging van een niet-contant betaalinstrument;
5.
hij op 11 mei 2023 te [plaatsnaam] ,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 11] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed en het ter beschikking stellen van gegevens, te weten de afgifte van 1600,- en een pinpas en het ter beschikking stellen van een pincode, door:
  • telefonisch contact op te nemen met voornoemde [slachtoffer 11] en zich daarbij voor te doen als een medewerker van de [bedrijf 1] en
  • tegen voornoemde [slachtoffer 11] te zeggen dat er een rekening openstond van 1000,- en dat de rekening contant betaald kon worden bij een medewerker van de [bedrijf 1] die in de buurt was, waarbij die [slachtoffer 11] het geld, haar pinpas en pincode moest meenemen,
waardoor die [slachtoffer 11] werd bewogen tot voornoemde afgifte en het voornoemde terbeschikkingstellen.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd;
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd;
medeplegen van computervredebreuk, terwijl de dader vervolgens gegevens die zijn opgeslagen door middel van het geautomatiseerd werk waarin hij zich wederrechtelijk bevindt, voor zichzelf of een ander overneemt;
medeplegen van het zich verschaffen, verwerven, verspreiden en het voorhanden hebben van gegevens waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van de misdrijven omschreven in artikelen 311 en 326, voor zover het feit betrekking heeft op de verkrijging van een niet-contant betaalinstrument;
medeplegen van oplichting.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Strafmotivering
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft - conform het afdoeningsvoorstel - gevorderd dat verdachte ter zake van feiten 1, 2, 3, 4 en 5 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 maanden.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen inhoudelijk strafmaatverweer gevoerd en heeft de rechtbank verzocht aan te sluiten bij het afdoeningsvoorstel.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich met anderen schuldig gemaakt aan het medeplegen van oplichting, diefstal met valse sleutels, computervredebreuk en het voorhanden hebben van leads. Verdachte en/of zijn medeverdachte(n) hebben zich in telefoongesprekken met de slachtoffers voorgedaan als een bankmedewerker en gezegd dat er een probleem was met hun bankrekening. Kort daarna heeft een medeverdachte, die zich ook voordeed als bankmedewerker, zich bij de slachtoffers thuis gemeld waarna de slachtoffers zijn bewogen om bankpassen, pincodes, inloggegevens voor het internetbankieren en contant geld af te geven. Vervolgens is van de bankrekeningen van de slachtoffers contant geld opgenomen en zijn er verschillende betalingen verricht ten gunste van verdachte en/of zijn medeverdachte(n). De telefoonnummers van deze slachtoffers waren kort daarvoor bijna allemaal door medeverdachte [medeverdachte] , die werkzaam was bij de [bedrijf 1] , in het computersysteem van de [bedrijf 1] geraadpleegd. Verdachte heeft samen met medeverdachte [medeverdachte] computervredebreuk gepleegd, door gegevens over te nemen uit de systemen van de [bedrijf 1] in ruil voor geldbedragen.
Bankhelpdeskfraude is een steeds meer voorkomende vorm van criminaliteit die voor verdachten op relatief gemakkelijke wijze zeer lucratief kan zijn. Verdachte en zijn medeverdachten hebben misbruik gemaakt van het gewekte vertrouwen van de door hen zorgvuldig uitgekozen (oudere) slachtoffers, die dachten dat zij op deze wijze konden voorkomen dat zij veel geld zouden kwijtraken. Het tegendeel bleek waar. Hierdoor is niet alleen het vertrouwen dat de slachtoffers in het digitale betalingsverkeer en het bankwezen hadden geschaad, maar ook hun gevoel van veiligheid en vertrouwen in de medemens in ernstige mate aangetast. Verdachte heeft enkel uit financieel gewin gehandeld en heeft geen oog gehad voor de kwetsbaarheid en de belangen van de slachtoffers. Door een medewerkster van de bank tegen een vergoeding persoonsgegevens te laten leveren, hebben verdachte en zijn medeverdachte het vertrouwen dat iedereen moet kunnen hebben in (het klantsysteem van) de bank en haar medewerkers geschaad.
Daarnaast worden hierdoor en door het bestaan van lijsten met persoonsgegevens dergelijke vormen van fraude in stand gehouden. De rechtbank rekent verdachte dit alles zwaar aan.
Gelet op de aard en omvang van de bewezen verklaarde feiten is de rechtbank van oordeel dat slechts een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats is. De rechtbank heeft in strafverhogende zin in aanmerking genomen dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op de (thans niet onherroepelijke) veroordeling van 21 december 2023 van de rechtbank Zeeland-West-Brabant tot een gevangenisstraf voor de duur van 69 maanden, waardoor artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is. Dat brengt met zich mee dat er maximaal een gevangenisstraf voor de duur van 27 maanden kan worden opgelegd.
De rechtbank heeft zich beraden over het afdoeningsvoorstel en heeft haar eigen afweging gemaakt bij de bepaling van de op te leggen straf. De rechtbank is van oordeel dat de voorgestelde straf in redelijke verhouding staat tot de ernst van de feiten en legitiem is, omdat hiermee zowel het belang van verdachte als het belang van de maatschappij wordt geëerbiedigd. Daarbij heeft de rechtbank in strafmatigende zin meegewogen dat verdachte afstand heeft gedaan van verdedigingsrechten en heeft toegezegd niet in hoger beroep te gaan, zodat de strafrechtketen minder wordt belast. De rechtbank zal verdachte - in lijn met het afdoeningsvoorstel - een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden opleggen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

In beslag genomen goederen

De rechtbank is van oordeel dat het in beslag genomen voorwerp, te weten een kinderstoel, moet worden teruggegeven aan verdachte nu het belang van strafvordering zich daartegen niet verzet.

Benadeelde partij

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
[slachtoffer 11] , tot een bedrag van 1.600,- ter zake van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
[slachtoffer 1] , tot een bedrag van 2.497,36 ter vergoeding van materiële schade en
1.500,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
3. [ [slachtoffer 12] , tot een bedrag van 350,- ter vergoeding van materiële schade en 1.000,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
4. [ [slachtoffer 8] , tot een bedrag van 3.420,38 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
4. [ [slachtoffer 3] , tot een bedrag van 2.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
6. [ [bedrijf 1] . (hierna ook: [bedrijf 1] ), tot een bedrag van 148.282,63 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van
[slachtoffer 11] en de [bedrijf 1] kunnen worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel in het geval van [slachtoffer 11] .
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 11] en zij heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 12] , [slachtoffer 8] , [slachtoffer 3] en de [bedrijf 1] niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard.
In het bijzonder heeft zij ten aanzien van de vordering van de [bedrijf 1] zich primair op het standpunt gesteld dat er geen sprake is van rechtstreekse schade, omdat uit de stukken onvoldoende blijkt of in de individuele gevallen is getoetst aan interne regels op basis waarvan zou blijken dat de [bedrijf 1] de verplichting of het beleid had om de schade te compenseren. Subsidiair heeft de raadsvrouw het volgende aangevoerd. Ten aanzien van de betalingen aan [naam] en/of erven [slachtoffer 3] , [slachtoffer 1] en [naam] lijkt de vergoeding te zijn verricht door andere banken dan de [bedrijf 1] . Ten aanzien van de betalingen aan [naam] en/of erven [naam] , [naam] , [naam] , [naam] en/of [naam] , [slachtoffer 9] , [naam] is niet duidelijk of de betalingen zijn verricht door de [bedrijf 1] . Voorts zijn de gevorderde onderzoekskosten onvoldoende onderbouwd.
De raadsvrouw heeft verzocht indien de rechtbank komt tot toewijzing van de vordering(en) deze hoofdelijk toe te wijzen en geen schadevergoedingsmaatregel op te leggen ten aanzien van de [bedrijf 1] .
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 11]
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 5 bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 11 mei 2023.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien zijn medeverdachten deze al hebben betaald, en andersom.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 1]
De vordering bestaat uit de volgende posten:
- Materiële schade:
Ontvreemd geldbedrag van de bankrekening: 71.104,43
Gepind bedrag: 1.250,-
Ontvreemd contant geld: 2.500,-
Chocoladeletters: 15,-
Misgelopen rente spaartegoed: 482,36
- Immateriële schade: 1.500
Door de [bedrijf 1] is 72.354,43 vergoed en door [bedrijf 4] is 500,- vergoed.
De rechtbank constateert dat het bewezen verklaarde feit ziet op de eerste twee bedragen die zijn genoemd onder de materiële schade en dat dit totaalbedrag reeds is vergoed door de [bedrijf 1] .
De gevorderde bedragen die zien op het contante geld en de chocoladeletters zijn niet opgenomen in de tenlastelegging. De rechtbank is daarom van oordeel dat het geen rechtstreekse schade betreft.
Hoewel voldoende aannemelijk is dat de benadeelde partij schade heeft geleden door het mislopen van rente op zijn spaartegoed, is het rentepercentage niet onderbouwd. Schorsing van het onderzoek om de benadeelde partij de hoogte van de schade alsnog te laten aantonen, zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding en daartoe zal dan ook niet worden overgegaan.
De benadeelde partij heeft daarnaast vergoeding van immateriële schade gevorderd. Indien geen sprake is van lichamelijk letsel, zoals in dit geval, kan op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) slechts een vergoeding voor immateriële schade worden toegekend indien de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Geestelijk letsel kan pas worden aangemerkt als aantasting van de persoon, indien de psychische gevolgen voldoende ernstig zijn. De rechtbank is van oordeel dat de vordering op dit onderdeel onvoldoende is onderbouwd.
Gelet op het voorgaande zal de vordering van [slachtoffer 1] in zijn geheel niet-ontvankelijk worden verklaard.
Ten aanzien van de vorderingen van [slachtoffer 12] en [slachtoffer 8]
De rechtbank constateert dat de zaak van [slachtoffer 12] niet is opgenomen in de tenlastelegging en dat de vordering van [slachtoffer 8] ziet op goederen die eveneens niet in de tenlastelegging zijn opgenomen. Naar het oordeel van de rechtbank is door het bewezen verklaarde geen rechtstreekse schade toegebracht aan de benadeelde partijen. De rechtbank zal daarom de benadeelde partijen in de vordering niet ontvankelijk verklaren.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 3]
De benadeelde partij heeft vergoeding van immateriële schade gevorderd. Indien geen sprake is van lichamelijk letsel, zoals in dit geval, kan op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) slechts een vergoeding voor immateriële schade worden toegekend indien de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Geestelijk letsel kan pas worden aangemerkt als aantasting van de persoon, indien de psychische gevolgen voldoende ernstig zijn. De rechtbank is van oordeel dat de vordering onvoldoende is onderbouwd, zodat de rechtbank de vordering niet ontvankelijk zal verklaren.
Ten aanzien van de vordering van de [bedrijf 1]
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde.
De rechtbank merkt daarbij op dat de schadeloosstellingen die door de [bedrijf 1] zijn uitbetaald aan haar klanten, rechtstreeks terug te voeren zijn op de schadebedragen die de slachtoffers door de bewezen verklaarde feiten hebben geleden. Het interne beleid bij de [bedrijf 1] met betrekking tot schadeloosstellingen acht de rechtbank in dat licht niet relevant.
Voor zover door de verdediging is aangevoerd dat de schadeloosstellingen zijn uitbetaald door andere banken dan [bedrijf 1] ., merkt de rechtbank op dat [bedrijf 1] en [bedrijf 1] blijkens het uittreksel van de Kamer van Koophandel handelsnamen betreffen van [bedrijf 1] . Voorts is de rechtbank van oordeel dat voldoende is gebleken dat de schade daadwerkelijk door deze bank is vergoed.
Ook de onderzoekskosten komen voor vergoeding in aanmerking, nu dit kosten betreffen die zijn gemaakt ter vaststelling van de schade en deze naar het oordeel van de rechtbank voldoende zijn onderbouwd.
De vordering, waarvan de hoogte onvoldoende door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 13 juni 2023.
De rechtbank stelt vast dat verdachte de strafbare feiten samen met anderen heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien zijn medeverdachten deze al hebben betaald, en andersom.
Ondanks het verzoek van de [bedrijf 1] om de schadevergoedingsmaatregel op te leggen, zal de rechtbank hiertoe niet overgaan omdat de bank voldoende in staat wordt geacht om de vorderingen zelf te incasseren.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 47, 57, 63, 138ab, 234, 311 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel
ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Gelast de teruggaveaan veroordeelde van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven kinderstoel (PL0100-2022324151-G1611399).
Ten aanzien van feiten 1 en 2:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan
[bedrijf 1] .te betalen:
  • het bedrag van 148.282,63 (zegge: honderdachtenveertigduizend tweehonderdtweeëntachtig euro en drieënzestig eurocent);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 13 juni 2023 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Ten aanzien van feiten 1 en 2:
Verklaart de vorderingen van
[slachtoffer 1] , [slachtoffer 12].
[slachtoffer 8]en
[slachtoffer 3]
niet-ontvankelijk. De vorderingen kunnen slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Ten aanzien van feit 5:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan
[slachtoffer 11]te betalen:
  • het bedrag van 1.600,00 (zegge: duizendzeshonderd euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 11 mei 2023 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 11] aan de Staat te betalen een bedrag van 1.600,00 (zegge: duizendzeshonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 mei 2023 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 26 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Brouwer, voorzitter, mr. L.W. Janssen en mr. S. Zwarts, rechters, bijgestaan door mr. B.E. Oosterhout, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 23 april 2024.