Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de onder 1, 3 en 4 ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 211 dagen, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De officier van justitie heeft hiertoe in het bijzonder overwogen dat verdachte alsdan met ingang van 1 februari 2024 behandeling kan ondergaan en kan gaan verblijven in de [instelling] .
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf waarvan het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan de duur die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De raadsvrouw heeft voorts bepleit aan het voorwaardelijk deel van de op te
leggen gevangenisstraf de bijzondere voorwaarden te verbinden zoals door de reclassering geadviseerd.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de reclasseringsadviezen van 20 september 2023 en 19 december 2023, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging. De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich in een zeer kort tijdsbestek, te weten in de periode van 28 juni 2023 tot en met 1 juli 2023, meermalen schuldig gemaakt aan opzetheling (in het onderhavige geval tevens te kwalificeren als schuldheling), het medeplegen van diefstal en het medeplegen van diefstal uit een woning in de nachtelijke uren.
Blijkens het aantal bewezenverklaarde feiten en de uiterst brutale manier waarop deze zijn gepleegd heeft verdachte er blijk van gegeven geen enkel respect te hebben voor andermans eigendommen. Met zijn handelen heeft verdachte anderen financiële schade berokkend en enkel oog gehad voor eigen financieel gewin. Naast financiële schade brengen dergelijke strafbare feiten in de samenleving, en voor de slachtoffers in het bijzonder, gevoelens van angst, onrust en onveiligheid teweeg. Temeer wanneer zij met een dergelijke frequentie en steeds in dezelfde regio worden gepleegd. De rechtbank rekent verdachte dit alles aan. Gezien de ernst en de hoeveelheid van de bewezenverklaarde strafbare feiten is de rechtbank van oordeel dat hierop niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Bij het bepalen van de duur van de op te leggen gevangenisstraf heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat verdachte blijkens het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke vermogensdelicten. Ook liep verdachte ten tijde van het begaan van de bewezen en strafbaar verklaarde feiten in een proeftijd. Dit heeft verdachte er desondanks niet van weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen straf heeft de rechtbank voorts acht geslagen op de inhoud van de reclasseringsrapporten van 20 september 2023 en 19 december 2023. Uit voornoemde rapporten blijkt dat verdachte middels verdiepingsdiagnostiek is gediagnosticeerd met een verstandelijke beperking, gecombineerd met verslavingsproblematiek en traumatische ervaringen vanuit zijn jeugd. Verdachte kent mede hierdoor op meerdere leefgebieden problemen. De reclassering ziet geen beschermende factoren, maar ziet de steun en sturing die verdachte van zijn familie en partner krijgt als positief. De reclassering concludeert dat verdachte ondanks een lopend reclasseringstoezicht en meerdere betrokken hulpverleners heeft gerecidiveerd en zij schat de kans op toekomstige recidive dan ook in als hoog. De reclassering adviseert aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op leggen met de bijzondere voorwaarden dat verdachte zich meldt bij de reclassering, zich laat behandelen door en zal verblijven in de [instelling] , of een soortgelijke zorgverlener, en zal meewerken aan schuldhulpverlening en middelencontrole. Verdachte heeft zich ter zitting bereid verklaard aan voornoemde voorwaarden te conformeren.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank met de officier van justitie en de raadsvrouw van oordeel dat de thans voor verdachte beschikbare plek in de [instelling] , alwaar verdachte begeleid kan gaan wonen en kan worden behandeld, moet worden aangegrepen om verdachte in staat te stellen behandeling te ondergaan en aan zichzelf te werken. Het is immers zowel in het belang van verdachte als in het belang van de maatschappij dat verdachte zal worden behandeld voor zijn problematiek.
Alles overwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 270 dagen, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, waarvan 59 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, passend en geboden. Aan het voorwaardelijk strafdeel zullen de door de reclassering geadviseerde voorwaarden worden verbonden.
Bij onherroepelijk vonnis van 30 mei 2023 van de meervoudige strafkamer in de rechtbank NoordNederland te Assen, is verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 280 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. De proeftijd is ingegaan op 14 juni 2023. Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen. De officier van justitie heeft bij vordering van 4 januari 2024 de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straf.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat de vordering tot tenuitvoerlegging dient te worden afgewezen, gelet op de plek die op dit moment voor verdachte beschikbaar is binnen de [instelling] . De officier van justitie heeft gevorderd de bijzondere voorwaarden die zijn verbonden aan de voorwaardelijke veroordeling te wijzigen, in die zin dat aan de bijzondere voorwaarden wordt toegevoegd de bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich zal laten behandelen door de [instelling] of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich, gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte en de thans voor hem beschikbare plek in de [instelling] , op het standpunt gesteld dat de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf dient te worden afgewezen.
Oordeel van de rechtbank
Nu veroordeelde de bewezenverklaarde feiten heeft begaan voor het einde van de proeftijd, kan de vordering tot tenuitvoerlegging in beginsel worden toegewezen. Gelet op hetgeen ter terechtzitting is besproken en hetgeen door de reclassering is geadviseerd, is de rechtbank met de officier van justitie en raadsvrouw echter van oordeel dat behandeling van veroordeelde noodzakelijk is. Omdat tenuitvoerlegging van de aan verdachte voorwaardelijk opgelegde straf een spoedig(e) verblijf en behandeling in de [instelling] zal doorkruisen, ziet de rechtbank aanleiding de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen.
Gelet op de bij onderhavig vonnis aan verdachte (deels) voorwaardelijk op te leggen gevangenisstraf en de daaraan verbonden bijzondere voorwaarden ziet de rechtbank voorts geen aanleiding de bijzondere voorwaarden verbonden aan de onder parketnummer 18.159755.21 voorwaardelijk opgelegde straf te wijzigen zoals door de officier van justitie gevorderd.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de op de beslaglijst vermelde en onder verdachte in beslag genomen goederen dienen te worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van de op de beslaglijst vermelde en onder verdachte in beslag genomen goederen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de op de beslaglijst vermelde en onder verdachte in beslag genomen goederen, te weten een drietal fietsen, dienen te worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende.
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 311, 416 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.
Verklaart het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf , niet zal worden ten uitvoer
gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 3 (drie) jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
En stelt als bijzondere voorwaarden: