ECLI:NL:RBNNE:2024:139

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
25 januari 2024
Publicatiedatum
24 januari 2024
Zaaknummer
18.166438.23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor schuld- en opzetheling en diefstal, met gevangenisstraf en voorwaarden

Op 25 januari 2024 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 1987, die zich schuldig heeft gemaakt aan de eendaadse samenloop van schuld- en opzetheling en het medeplegen van twee diefstallen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 270 dagen, waarvan 59 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. De verdachte is partieel vrijgesproken van de ten laste gelegde schuld- en opzetheling van een drietal fietsen en gewoonteheling, omdat niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij deze fietsen had verworven of voorhanden had gehad. De rechtbank heeft geoordeeld dat er sprake was van eendaadse samenloop van de ten laste gelegde feiten, wat betekent dat de verdachte voor dezelfde feiten niet dubbel kan worden gestraft. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf afgewezen, omdat de verdachte in behandeling kan gaan in een zorginstelling. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden verbonden aan de voorwaardelijke straf, waaronder behandeling en toezicht door de reclassering. De uitspraak is gedaan na een zitting op 11 januari 2024, waarbij de verdachte aanwezig was en werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. J. Andonovski, terwijl het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. R.J. Joustra.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Assen
parketnummer 18.166438.23
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 18.159755.21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 25 januari 2024 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1987 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] , thans gedetineerd te [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 11 januari 2024.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J. Andonovski, advocaat te Heerenveen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. R.J. Joustra.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij, in of omstreeks de periode van 28 juni 2023 tot en met 1 juli 2023 te Assen en/of elders in Nederland, meermalen, althans eenmaal
  • één of meer Kona fietsen (toebehorend aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] ) en/of
  • een boormachine (toebehorend aan [slachtoffer 3] ) en/of
  • één of meer colbertjassen (toebehorend aan [slachtoffer 4] ) en/of
  • een airfryer (toebehorend aan [slachtoffer 5] ) en/of- een Sparta fiets (toebehorend aan [slachtoffer 6] ) en/of althans een of meer goederen heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van dat goed/die goederen wist dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof en hij aldus van het plegen van opzetheling een gewoonte heeft gemaakt;
2. hij, in of omstreeks de periode van 1 juni 2023 tot en met 1 juli 2023 te Assen en/of elders in Nederland, meermalen, althans eenmaal, een hoverboard, een Arai motorhelm, een step, een Motorola mobiele telefoon, een Philips airfryer, een Bosch boormachine, een Van Gils jas, een beige jas en/of twee Kona fietsen, althans een of meer goederen heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
3. hij, op of omstreeks 29 juni 2023 te Assen, omstreeks 04.16 en/of 5.23 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, te weten de [adres] , alwaar verdachte en/of zijn mededader(s) zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond(en), gereedschappen, speelgoed, sleutels, luidsprekers, tablet en/of een mobiele telefoon, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 7] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
4.
hij, op of omstreeks 29 juni 2023 te Assen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een helm, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 8] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de onder 1, 3 en 4 ten laste gelegde feiten. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd verdachte partieel vrij te spreken van de onder 1 ten laste gelegde heling van de Kona fietsen. Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft de officier van justitie voorts geconcludeerd dat het Openbaar Ministerie niet ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vervolging nu de onder 2 ten laste gelegde goederen reeds ook onder 1 en 4 ten laste zijn gelegd.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring van de onder 3 en 4 ten laste gelegde feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw betoogd dat verdachte partieel moet worden vrijgesproken van heling van zowel de Kona fietsen als de Sparta fiets. Door de raadsvrouw is hiertoe aangevoerd dat uit de inhoud van het dossier noch uit het verhandelde ter zitting is gebleken dat verdachte deze fietsen heeft verworven, voorhanden heeft gehad of heeft overgedragen. Gelet op het beperkte aantal goederen en het korte tijdsbestek heeft de raadsvrouw voorts betoogd dat verdachte eveneens partieel moet worden vrijgesproken van de onder 1 ten laste gelegde strafverzwarende variant, te weten gewoonteheling.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw, voor zover het de ook onder 3 en 4 ten laste gelegde goederen betreft, aangevoerd dat verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging. De raadsvrouw heeft hiertoe aangevoerd dat voornoemde goederen zijn verkregen uit eigen misdrijf en verdachte niet ook kan worden vervolgd voor het helen van diezelfde goederen. Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde, voor zover het de ook onder 1 ten laste gelegde goederen betreft, heeft de raadsvrouw primair aangevoerd dat verdachte partieel moet worden vrijgesproken. Subsidiair heeft de raadsvrouw ten aanzien van voornoemde goederen aangevoerd dat in zoverre sprake is van eendaadse samenloop met het onder 1 ten laste gelegde.
Oordeel van de rechtbank
Partiële vrijspraak
Met de raadsvrouw en de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de onder 1 en 2 ten laste gelegde, respectievelijk, opzet- en schuldheling van één of meer Kona fietsen niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. Voorts is de rechtbank met de raadsvrouw van oordeel dat de onder 1 ten laste gelegde opzetheling van een Sparta fiets evenmin wettig en overtuigend kan worden bewezen. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt. Zowel de beide Kona fietsen als de Sparta fiets zijn niet (ook) in of bij de woning van verdachte aangetroffen en niet onder hem in beslag genomen. Nu uit de inhoud van het dossier evenmin kan worden vastgesteld dat verdachte voornoemde fietsen heeft verworven, voorhanden heeft gehad noch dat hij deze fietsen op enig moment heeft overgedragen, zal verdachte in zoverre partieel worden vrijgesproken van hetgeen onder 1, eerste en vijfde gedachtestreepje, en onder 2 ten laste is gelegd. Gelet op het beperkte aantal goederen en het korte tijdsbestek waarbinnen verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan opzetheling, te weten 4 dagen, is de rechtbank tevens met de raadsvrouw van oordeel dat evenmin wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte van het plegen van opzetheling een gewoonte heeft gemaakt. Verdachte zal derhalve ook partieel worden vrijgesproken van de onder 1 ten laste gelegde gewoonteheling.
De rechtbank acht de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 11 januari 2024;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 6 juli 2023, opgenomen oppagina 141 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2023169257 d.d. 15 augustus 2023, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 3] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 1 juli 2023, opgenomen oppagina 160 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van
[slachtoffer 4] ;
4. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 2 juli 2023, opgenomen oppagina 166 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van
[slachtoffer 5] ;
5. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 29 juni 2023, opgenomen oppagina 73 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van
[slachtoffer 7] ;
6. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aanvullend verhoor aangever d.d. 9 juli
2023, opgenomen op pagina 80 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 7] .
7. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 29 juni 2023, opgenomen oppagina 59 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van
[slachtoffer 8] ;
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank voorts het volgende.
Eendaadse samenloop
Ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde is - voor zover het ten laste gelegde betrekking heeft op dezelfde goederen, te weten een airfryer, boormachine en colbertjassen - naar het oordeel van de rechtbank sprake van eendaadse samenloop als bedoeld in artikel 55, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. Het ten laste gelegde levert in zoverre een in die mate samenhangend, zich op dezelfde tijd en plaats afspelend feitencomplex op dat de verdachte daarvan in wezen één verwijt wordt gemaakt, terwijl de strekking van de desbetreffende strafbepalingen slechts enigszins uiteenloopt. Immers heeft verdachte voornoemde goederen verworven en voorhanden gehad, terwijl hij wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof. Dit impliceert tevens dat verdachte redelijkerwijs had moeten vermoeden dat voornoemde goederen van misdrijf afkomstig waren. Anders dan de raadsvrouw is de rechtbank derhalve van oordeel dat de onder 2 ten laste gelegde schuldheling in zoverre wettig en overtuigend kan worden bewezen. Het onder 2 ten laste gelegde levert - voor zover ten laste gelegd de schuldheling van een Philips airfyer, een Bosch boormachine, een Van Gils jas en een beige jas - in zoverre eendaadse samenloop op met de onder 1 ten laste gelegde opzetheling. Het voorgaande zal door de rechtbank worden meegewogen bij het bepalen van de aan verdachte op te leggen straf.
De rechtbank acht het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1. hij, in de periode van 28 juni 2023 tot en met 1 juli 2023 te Assen, meermalen goederen, te weten:
  • een boormachine (toebehorend aan [slachtoffer 3] ) en
  • colbertjassen (toebehorend aan [slachtoffer 4] ) en- een airfryer (toebehorend aan [slachtoffer 5] ) heeft verworven en voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van die goederen wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof;
2.
hij, in de periode van 1 juni 2023 tot en met 1 juli 2023 te Assen, meermalen, een hoverboard, een Arai motorhelm, een step, een Motorola mobiele telefoon, een Philips airfryer, een Bosch boormachine, een Van Gils jas en een beige jas heeft verworven en voorhanden heeft gehad, terwijl hij telkens ten tijde van de verwerving en het voorhanden krijgen van deze goederen redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
3.
hij, op 29 juni 2023 te Assen, omstreeks 04.16 en 5.23 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, tezamen en in vereniging met anderen, in een woning en op een besloten erf waarop een woning stond, te weten de [adres] , alwaar verdachte en zijn mededaders zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevonden, gereedschappen, speelgoed, sleutels, luidsprekers, een tablet en een mobiele telefoon, die aan [slachtoffer 7] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
4. hij, op 29 juni 2023 te Assen, tezamen en in vereniging met een ander, een helm, die aan [slachtoffer 8] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Uit de bewijsmiddelen vloeit voort dat zowel het onder 2 ten laste gelegde feit, te weten schuldheling, als de onder 3 en 4 ten laste gelegde feiten, te weten het wederrechtelijk
toe-eigenen van de genoemde goederen, bewezen kunnen worden verklaard. Nu de goederen die verdachte heeft verworven en voorhanden heeft gehad naar vaste jurisprudentie niet tot heling kunnen leiden als deze niet afkomstig zijn van een misdrijf door een ander gepleegd, en een dergelijk misdrijf niet bewezen kan worden, zal de rechtbank verdachte in zoverre te dienaangaande ontslaan van alle rechtsvervolging, omdat het bewezen verklaarde feit in zoverre niet gekwalificeerd kan worden (vgl. bijvoorbeeld ECLI:NL:HR:2017:652). De rechtbank zal verdachte ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde, voor zover aan verdachte is tenlastegelegd de schuldheling van een hoverboard, een motorhelm, een step en een mobiele telefoon, derhalve partieel ontslaan van alle rechtsvervolging.
Het bewezen verklaarde levert op:
opzetheling, meermalen gepleegd; en
schuldheling, meermalen gepleegd;
diefstal, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning en op een
besloten erf waarop een woning staat, door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, door twee of meer verenigde personen;
4. diefstal door twee of meer verenigde personen.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de onder 1, 3 en 4 ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 211 dagen, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De officier van justitie heeft hiertoe in het bijzonder overwogen dat verdachte alsdan met ingang van 1 februari 2024 behandeling kan ondergaan en kan gaan verblijven in de [instelling] .
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf waarvan het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan de duur die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De raadsvrouw heeft voorts bepleit aan het voorwaardelijk deel van de op te
leggen gevangenisstraf de bijzondere voorwaarden te verbinden zoals door de reclassering geadviseerd.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de reclasseringsadviezen van 20 september 2023 en 19 december 2023, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging. De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich in een zeer kort tijdsbestek, te weten in de periode van 28 juni 2023 tot en met 1 juli 2023, meermalen schuldig gemaakt aan opzetheling (in het onderhavige geval tevens te kwalificeren als schuldheling), het medeplegen van diefstal en het medeplegen van diefstal uit een woning in de nachtelijke uren.
Blijkens het aantal bewezenverklaarde feiten en de uiterst brutale manier waarop deze zijn gepleegd heeft verdachte er blijk van gegeven geen enkel respect te hebben voor andermans eigendommen. Met zijn handelen heeft verdachte anderen financiële schade berokkend en enkel oog gehad voor eigen financieel gewin. Naast financiële schade brengen dergelijke strafbare feiten in de samenleving, en voor de slachtoffers in het bijzonder, gevoelens van angst, onrust en onveiligheid teweeg. Temeer wanneer zij met een dergelijke frequentie en steeds in dezelfde regio worden gepleegd. De rechtbank rekent verdachte dit alles aan. Gezien de ernst en de hoeveelheid van de bewezenverklaarde strafbare feiten is de rechtbank van oordeel dat hierop niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Bij het bepalen van de duur van de op te leggen gevangenisstraf heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat verdachte blijkens het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke vermogensdelicten. Ook liep verdachte ten tijde van het begaan van de bewezen en strafbaar verklaarde feiten in een proeftijd. Dit heeft verdachte er desondanks niet van weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen straf heeft de rechtbank voorts acht geslagen op de inhoud van de reclasseringsrapporten van 20 september 2023 en 19 december 2023. Uit voornoemde rapporten blijkt dat verdachte middels verdiepingsdiagnostiek is gediagnosticeerd met een verstandelijke beperking, gecombineerd met verslavingsproblematiek en traumatische ervaringen vanuit zijn jeugd. Verdachte kent mede hierdoor op meerdere leefgebieden problemen. De reclassering ziet geen beschermende factoren, maar ziet de steun en sturing die verdachte van zijn familie en partner krijgt als positief. De reclassering concludeert dat verdachte ondanks een lopend reclasseringstoezicht en meerdere betrokken hulpverleners heeft gerecidiveerd en zij schat de kans op toekomstige recidive dan ook in als hoog. De reclassering adviseert aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op leggen met de bijzondere voorwaarden dat verdachte zich meldt bij de reclassering, zich laat behandelen door en zal verblijven in de [instelling] , of een soortgelijke zorgverlener, en zal meewerken aan schuldhulpverlening en middelencontrole. Verdachte heeft zich ter zitting bereid verklaard aan voornoemde voorwaarden te conformeren.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank met de officier van justitie en de raadsvrouw van oordeel dat de thans voor verdachte beschikbare plek in de [instelling] , alwaar verdachte begeleid kan gaan wonen en kan worden behandeld, moet worden aangegrepen om verdachte in staat te stellen behandeling te ondergaan en aan zichzelf te werken. Het is immers zowel in het belang van verdachte als in het belang van de maatschappij dat verdachte zal worden behandeld voor zijn problematiek.
Alles overwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 270 dagen, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, waarvan 59 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, passend en geboden. Aan het voorwaardelijk strafdeel zullen de door de reclassering geadviseerde voorwaarden worden verbonden.
Bij onherroepelijk vonnis van 30 mei 2023 van de meervoudige strafkamer in de rechtbank NoordNederland te Assen, is verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 280 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. De proeftijd is ingegaan op 14 juni 2023. Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen. De officier van justitie heeft bij vordering van 4 januari 2024 de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straf.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat de vordering tot tenuitvoerlegging dient te worden afgewezen, gelet op de plek die op dit moment voor verdachte beschikbaar is binnen de [instelling] . De officier van justitie heeft gevorderd de bijzondere voorwaarden die zijn verbonden aan de voorwaardelijke veroordeling te wijzigen, in die zin dat aan de bijzondere voorwaarden wordt toegevoegd de bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich zal laten behandelen door de [instelling] of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich, gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte en de thans voor hem beschikbare plek in de [instelling] , op het standpunt gesteld dat de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf dient te worden afgewezen.
Oordeel van de rechtbank
Nu veroordeelde de bewezenverklaarde feiten heeft begaan voor het einde van de proeftijd, kan de vordering tot tenuitvoerlegging in beginsel worden toegewezen. Gelet op hetgeen ter terechtzitting is besproken en hetgeen door de reclassering is geadviseerd, is de rechtbank met de officier van justitie en raadsvrouw echter van oordeel dat behandeling van veroordeelde noodzakelijk is. Omdat tenuitvoerlegging van de aan verdachte voorwaardelijk opgelegde straf een spoedig(e) verblijf en behandeling in de [instelling] zal doorkruisen, ziet de rechtbank aanleiding de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen.
Gelet op de bij onderhavig vonnis aan verdachte (deels) voorwaardelijk op te leggen gevangenisstraf en de daaraan verbonden bijzondere voorwaarden ziet de rechtbank voorts geen aanleiding de bijzondere voorwaarden verbonden aan de onder parketnummer 18.159755.21 voorwaardelijk opgelegde straf te wijzigen zoals door de officier van justitie gevorderd.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de op de beslaglijst vermelde en onder verdachte in beslag genomen goederen dienen te worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van de op de beslaglijst vermelde en onder verdachte in beslag genomen goederen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de op de beslaglijst vermelde en onder verdachte in beslag genomen goederen, te weten een drietal fietsen, dienen te worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende.
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 311, 416 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.
Verklaart het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf , niet zal worden ten uitvoer
gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 3 (drie) jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
En stelt als bijzondere voorwaarden:
dat de veroordeelde zich na uitnodiging van Reclassering Nederland meldt op het door hen aangegeven tijdstip en de door hen aangegeven locaties. Veroordeelde blijft zich gedurende de proeftijd melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. Veroordeelde volgt de aanwijzingen op die hem door of namens de reclassering worden gegeven voor zover niet reeds in andere voorwaarden benoemd. Binnen het toezicht worden (sub)doelen geformuleerd waar veroordeelde aan zal werken deze te behalen;
dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen van de [instelling] , of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering en op de tijden en plaatsen als door of namens die zorgverlener aan te geven. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
dat de veroordeelde gedurende de proeftijd zal verblijven in de [instelling] of een soortgelijke instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering, en zich zal houden aan het (dag-)programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld;
dat de veroordeelde meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt dat veroordeelde moet meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
dat de veroordeelde meewerkt aan de controle op het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek
(blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een ofmeer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van hetWetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf, opgelegd bij vonnis van de meervoudige strafkamer van de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, van 30 mei 2023.
van de in beslag genomen herenfiets (omschrijving: G1622398, merk: Bikkel), fiets
met kinderzitje (omschrijving: G1625170, merk: Sparta) en elektrische fiets zonder accu (omschrijving:
G1622369) ten behoeve van de rechthebbende.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.R. Eising, voorzitter, mr. F. Sieders en mr. R. ter Haar, rechters, bijgestaan door mr. M. Mans, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 januari 2024.
Mr. F. Sieders is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.