ECLI:NL:RBNNE:2024:1282

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
9 april 2024
Publicatiedatum
9 april 2024
Zaaknummer
18-062288-23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van oplichting en diefstal met valse sleutels in het kader van bankhelpdeskfraude

Op 9 april 2024 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van oplichting en diefstal met valse sleutels, in het bijzonder bankhelpdeskfraude. De verdachte en zijn medeverdachte maakten misbruik van het vertrouwen van slachtoffers door zich voor te doen als bankmedewerkers en hen te overtuigen om hun bankpassen en pincodes af te geven. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, door gebruik te maken van valse hoedanigheden en listige kunstgrepen, meerdere slachtoffers heeft bewogen tot afgifte van geld en goederen. De rechtbank kwam tot de conclusie dat de verdachte enkel handelde uit financieel gewin, zonder oog voor de kwetsbaarheid van de slachtoffers. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 183 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, en een taakstraf van 200 uren. De rechtbank hield rekening met de eerdere veroordelingen van de verdachte voor witwassen, maar ook met positieve ontwikkelingen in zijn leven, zoals werk en een sociaal netwerk. De rechtbank oordeelde dat de bewezenverklaring aanzienlijk beperkter was dan de eis van de officier van justitie, wat leidde tot een lagere straf.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/062288-23
ter terechtzitting gevoegd parketnummer 18/079061-23
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 21/000144-20
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, Noordelijke Fraudekamer, van 9 april 2024 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2001 te [geboorteplaats] , wonende te [adres]
.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 11 maart 2024. Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. B. Hartman, advocaat te Amsterdam-Duivendrecht. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. B. Rademacher.
Het onderzoek is gesloten ter terechtzitting van 26 maart 2024. Verdachte en zijn raadsman zijn toen niet verschenen. Het openbaar ministerie is toen ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. H. Mous.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
In de zaak met parketnummer 18/062288-23
1.
hij, op een of meer tijdstippen, in of omstreeks de periode van 29 december 2022 tot en met 4 april 2023 te Appingedam, Almelo, [plaatsnaam] , [plaatsnaam] , Apeldoorn en/of Delfzijl, althans in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met (een)
ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
met het oogmerk om zich en/of een ander, wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
een of meerdere perso(o)n(en)/aangever(s), te weten
  • [slachtoffer] (zaak 4, in totaal 3.500,-),
  • [slachtoffer] (zaak 5),
  • [slachtoffer] (zaak 6),
  • [slachtoffer] (zaak 7, in totaal 5.000,-), en/of
  • [slachtoffer] (zaak 8, in totaal 4.000,-), heeft bewogen tot
  • afgifte van enig goed, te weten een of meer bankpas(sen) en/of creditcard(s), en/of
  • het ter beschikking stellen van gegevens, te weten (onder meer) pincodes voor betaalpassen en/of toegangscode(s) en/of inloggegevens voor (een) internetbankieren (applicatie) en/of gegevens van de identifier behorende bij een of meer bank(en), door valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid zakelijk weergegeven
  • contact op te (laten) nemen met voornoemde perso(o)n(en)/aangever(s), daarbij gebruikmakend van verdachtes en/of medeverdachtes valse hoedanigheid van medewerker (van de fraudedesk) van een of meer bank(en) en/of in deze gesprekken de genoemde perso(o)n(en)/aangever(s) voor te houden dat een adreswijziging is doorgegeven en op dit nieuwe adres een bankpas en pincode is aangevraagd en/of zijn/haar/hun bankrekening is gehackt door cybercriminelen en/of sprake was van een (criminele) cyberaanval en/of (vanuit het buitenland) geld was afgeschreven en/of gepoogd werd (vanuit het buitenland) geld af te schrijven van zijn/haar/hun bankrekening en/of op een andere wijze de perso(o)n(en)/aangever(s) werd voorgehouden dat er een probleem was met de bankrekening en dat hij, verdachte en/of zijn medeverdachte(s), hem/haar/hen zou helpen het probleem te verhelpen, en/of
  • aangever(s) te instrueren (ter beveiliging) [programma] te installeren en/of verdachte en/of medeverdachte de controle over zijn/haar/hun computer te geven door middel van een computerprogramma, al dan niet via [programma] en/of een andere [programma] , en/of
  • (vervolgens) perso(o)n(en)/aangever(s) te instrueren in te loggen in de internetbankieromgeving en/of (vervolgens) te instrueren tot het verhogen van de opnamelimiet en/of daglimiet van de bankrekening en/of geld over te boeken van spaarrekening naar de betaalrekening, en/of
  • en/of perso(o)n(en)/aangever(s) te instrueren (verificatie- en/of pin)code(s) door te geven waarmee toegang kon worden verkregen tot de bankrekening(en) en/of internetbankieromgeving, waardoor verdachte en/of medeverdachten (vervolgens) toegang verkreeg/verkregen tot de internetbankierenomgeving van perso(o)n(en)/aangever(s) en/of bankrekening(en) van andere personen of bedrijven tot wiens bankrekening aangever(s) gemachtigd was/waren, en/of verdachte en/of medeverdachte (vervolgens) van deze toegang gebruik maakte door de opnamelimiet en/of daglimiet van de bankrekening te verhogen, en/of
  • (in een aantal gevallen) perso(o)n(en)/aangever(s) te instrueren te bellen met de bank om de bankrekening te deblokkeren, en/of perso(o)n(en)/aangever(s) te instrueren verder geen contact op te nemen met de buitenwereld, en/of
  • aangever(s) te instrueren bankpas(sen) en/of creditcard(s) en/of (pin)codes ter veiligstelling af te geven aan de (zogenaamde) fraudehelpdeskmedewerker(s) en/of medewerkers van de recherche/politie, althans aan (een) perso(o)n(en),
waardoor die perso(o)n(en)/aangever(s) werd/werden bewogen tot voornoemde afgifte en/of het voornoemde ter beschikkingstellen;
2.
hij, op een of meer tijdstippen, in of omstreeks de periode van 29 december 2022 tot en met 4 april 2023 te Appingedam, [plaatsnaam] , Apeldoorn en/of Delfzijl, althans in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
de na te noemen geldbedrag(en), althans enig geldbedrag, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een of meer ander(en) toebehoorde(n), te weten aan (onder meer)
  • [slachtoffer] (zaak 4, in totaal 3.500,-),
  • [slachtoffer] (zaak 7, in totaal 5.000,-), en/of
- [ [slachtoffer] (zaak 8, in totaal 4.000,-),
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) dat/die weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel,
te weten via (een) bankhelpdeskfraude en/of oplichting verkregen bankpas(sen) en/of creditcard(s) en/of (pin- en/of verificatie)code(s), althans onrechtmatig verkregen bankpas(sen) en/of creditcard(s) en/of (pin- en/of verificatie)code(s), met welke bankpas(sen) en/of creditcard(s) en/of gegevens vervolgens door verdachte en/of zijn medeverdachten contante opnamen zijn gedaan van de bankrekening(en) van voornoemde perso(o)n(en)/aangever(s) en/of hiermee betalingen zijn gedaan, althans opdracht is gegeven contante opnamen en/of betalingen te doen van de bankrekening(en) van voornoemde perso(o)n(en)/aangever(s);
3.
hij, op of omstreeks 29 december 2022 te [plaatsnaam] en/of Delfzijl, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
opzettelijk en wederrechtelijk
in (een gedeelte van) een geautomatiseerd werk, te weten een webserver van een bank met daarop het internetbankieren(account) van een of meerdere perso(o)n(en)/aangever(s) en/of het/de computersyste(e)m(en) van een of meer perso(o)nen/aangever(s), te weten (onder meer)
- [ slachtoffer] (zaak 7, in totaal 5.000,-), is binnengedrongen,
door het doorbreken van een beveiliging en/of door een technische ingreep en/of met behulp van valse signalen of een valse sleutel en/of het aannemen van een valse hoedanigheid,
te weten door
gebruik te maken van onrechtmatig verkregen inloggegevens van internetbankieren van een of meer perso(o)n(en)/aangever(s) en/of door die perso(o)n(en)/aangever(s) onder valse voorwendselen te bewegen tot het installeren van [programma] of een andere [programma] op zijn/haar computersysteem, waardoor hij, verdachte en/of zijn medevedachte(n) toegang verkreeg/verkregen tot het/de computersyste(e)m(en) van die perso(o)n(en)/aangever(s) en/of de zich daarop bevindende online bankrekening(en)/online bankierenpagina(s);
4.
hij, in of omstreeks de periode van 29 december 2022 tot en met 12 april 2023 in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten onder andere verdachte en [medeverdachte] , welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten oplichting(en) en/of diefstal(len) met valse sleutel (zogeheten bankhelpdeskfraude).
In de zaak met parketnummer 18/079061-23
1
hij, in of omstreeks de periode van 5 augustus 2022 tot en met 7 augustus 2022, te Groningen en/of Appingedam en/of Delfzijl en/of Rotterdam, in elk geval in
Nederland, meermalen geld (in totaal 20.312,50), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen (telkens) met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl hij, verdachte, dat weg te nemen geld (telkens) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door (telkens) met de pinpas van die [slachtoffer] en de bijbehorende pincode geldopnames te doen en/of betalingen te verrichten;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, in of omstreeks de periode van 5 augustus 2022 tot en met 7 augustus 2022, te Groningen en/of Appingedam en/of Delfzijl en/of Rotterdam, in elk geval in
Nederland, meermalen, een of meer voorwerpen, te weten (een) geldbedrag(en) (in totaal 20.312,50, heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of
heeft omgezet, terwijl hij, verdachte, (telkens) wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - (mede) afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
2
hij, op of omstreeks 26 juni 2022, te Groningen en/of [plaatsnaam] , in elk geval in Nederland, meermalen geld (in totaal 1305,05), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen (telkens) met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich dat weg te nemen geld (telkens) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel door (telkens) met de pinpas van die Hijnberg en de bijbehorende pincode geldopnames te doen en/of betalingen te verrichten;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 26 juni 2022, te Groningen en/of [plaatsnaam] , althans in Nederland, voorwerpen, te weten (een) geldbedrag(en) (in totaal 1305,05), heeft verworven,
voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, terwijl hij, verdachte, (telkens) wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat die voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - (mede) afkomstig was/waren uit enig misdrijf.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft in de zaak met parketnummer 18/06062288-23 veroordeling gevorderd voor de ten laste gelegde feiten 1, 2 en 4. Hij heeft vrijspraak gevorderd van de onder 3 ten laste gelegde computervredebreuk.
Hij heeft ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde aangevoerd dat uit de modus operandi blijkt dat er meerdere personen betrokken zijn geweest bij de oplichtingen en diefstallen met valse sleutel. De bewijsmiddelen in het strafdossier moeten in onderlinge samenhang worden bezien.
Ten aanzien van aangever [slachtoffer] blijkt uit de getapte telefoongesprekken en de stemherkenning van verbalisanten dat verdachte als medepleger betrokken is geweest bij de oplichting en diefstal met valse sleutel. Medeverdachte [medeverdachte] is, blijkens het proces-verbaal met beschrijving van de camerabeelden, degene geweest die geld heeft gepind. Ten aanzien van aangever [slachtoffer] zijn er ook getapte telefoongesprekken en stemherkenningen van verbalisanten, waaruit blijkt dat verdachte één van de bellers is geweest. Verdachte is aldus als medepleger betrokken geweest bij de oplichting ten aanzien van aangever [slachtoffer] .
Ten aanzien van aangeefster [slachtoffer] is gebleken dat zij is gebeld door een telefoonnummer dat in gebruik was bij medeverdachte [medeverdachte] . Voorts zijn beide verdachten waargenomen tijdens een observatie in [plaatsnaam] . Daarnaast zijn de telefoongesprekken getapt en is de stem van verdachte als één van stemmen van de oplichters herkend door verbalisanten. Verdachte moet aldus als medepleger van oplichting worden aangemerkt, aldus de officier van justitie.
Ten aanzien van aangever [slachtoffer] is gebleken dat een Volkswagen Polo met het kenteken [kenteken] is gesignaleerd in [plaatsnaam] . Voorts is gezien dat deze Volkswagen in de richting van [plaatsnaam] reed. Het voertuig is gezien op camerabeelden van een tankstation. Medeverdachte [medeverdachte] is een dag later als bestuurder van dit voertuig herkend door verbalisanten. Daarnaast is er een getapt OVC- gesprek tussen medeverdachte [medeverdachte] en verdachte, waarin gesproken werd over het bellen van een vis. De betrokkenheid van medeverdachte [medeverdachte] blijkt uit de getapte telefoongesprekken
en, stemherkenningen, aldus de officier van justitie.
Ten aanzien van aangever [slachtoffer] blijkt de betrokkenheid van verdachte uit de uitgewerkte tapgesprekken en stemherkenning van verbalisanten, aldus de officier van justitie.
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde heeft hij aangevoerd dat er sprake is geweest van een samenwerkingsverband van meerdere personen, waaronder verdachte, zo blijkt onder meer uit de verklaringen van medeverdachten [medeverdachte] en [medeverdachte] . In dit samenwerkingsverband was sprake van een zekere structuur en duurzaamheid. Dit blijkt ook uit de modus operandi die uit de tapgesprekken naar voren komt, waarbij verdachte telkens het gesprek start, waarna medeverdachte [medeverdachte] het gesprek overneemt. Het doel van dit samenwerkingsverband was het plegen van bankhelpdeskfraude. Derhalve kan worden gesproken van het deelnemen aan een criminele organisatie, aldus de officier van justitie.
In de zaak met parketnummer 18/079061-23 heeft de officier van justitie veroordeling gevorderd ter zake van het onder 1 primair en het onder 2 primair ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft in de zaak met parketnummer 18/062288-23 betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten. Hij heeft daartoe ten aanzien van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde ten eerste aangevoerd dat de medeverdachte [medeverdachte] wisselend heeft verklaard. [medeverdachte] is eveneens verdachte in deze zaak en verklaart niet als objectieve derde, doch als subject dat er direct belang bij kan hebben om de schuld in de richting te schuiven van anderen. Zijn verklaringen zijn daardoor onvoldoende betrouwbaar om ze te kunnen gebruiken voor het bewijs, aldus de raadsman.
Voorts heeft hij aangevoerd dat het fundament onder de verdenking tegen verdachte lijkt te worden gevormd door stemherkenningen van verbalisanten. De raadsman heeft aangevoerd dat deze stemherkenningen onvoldoende betrouwbaar zijn en heeft verzocht deze buiten beschouwing te laten en niet te bezigen voor het bewijs. Aanvankelijk worden namelijk de waargenomen stemmen in de tapgesprekken met stelligheid aan medeverdachte [medeverdachte] toegeschreven, maar vervolgens wordt een gedeelte van de stemmen aan verdachte toegeschreven (de stem van degene die zich in een aantal getapte gesprekken voorstelt als [naam] ). Sommige tapgesprekken zijn kennelijk opnieuw beluisterd, terwijl andere gesprekken niet opnieuw beluisterd zijn. Verificatie van de onderzoeksbevindingen is onmogelijk, aldus de raadsman. De kennelijk gemaakte correcties zijn door andere verbalisanten verricht dan de verbalisanten die aanvankelijk de tapgesprekken hebben beluisterd. De verbalisanten hebben niet voldoende uitgelegd welke kenmerken in de stem of manier van praten hebben geleid tot de stemherkenningen. Gelet op het feit dat in het algemeen behoedzaam moet worden omgegaan met stemherkenningen, kan al met al aan deze stemherkenningen geen zelfstandige bewijswaarde worden toegekend. Slechts wanneer het bewijs als voldoende betrouwbaar kan worden aangemerkt, dan wel in voldoende mate ondersteuning vindt in ander betrouwbaar bewijs, kan dit worden toegelaten tot de bewijsselectie, aldus de raadsman.
Subsidiair heeft hij een voorwaardelijk verzoek ingediend tot het benoemen van een onafhankelijke deskundige en deze deskundige te laten rapporteren ten aanzien van (de betrouwbaarheid van) de stemherkenningen.
Vervolgens heeft de raadsman aangevoerd dat de verklaringen van medeverdachte [medeverdachte] als onbetrouwbaar moeten worden aangemerkt. Ook hij is medeverdachte in deze zaak en verklaart niet objectief, aldus de raadsman. Ten aanzien van aangeefster [slachtoffer] blijft daarnaast onduidelijk welke rol medeverdachte [medeverdachte] aan verdachte toedicht. Dat verdachte als medepleger betrokken zou zijn geweest bij oplichting, blijkt niet uit zijn verklaring, aldus de raadsman.
Ten aanzien van de aangifte van aangever [slachtoffer] heeft hij aangevoerd dat er onvoldoende wettig bewijs is dat verdachte als medepleger betrokken is geweest bij de oplichting en diefstal met valse sleutels, nu er alleen stemherkenningen zijn die in de richting van medeverdachte [medeverdachte] wijzen. Ter zake van deze aangifte moet verdachte worden vrijgesproken, aldus de raadsman.
Ten aanzien van aangevers [slachtoffer] en [slachtoffer] geldt dat er alleen stemherkenningen zijn, die niet door andere bewijsmiddelen worden ondersteund. Daarvan dient verdachte eveneens te worden vrijgesproken, aldus de raadsman.
Ten aanzien van aangever [slachtoffer] blijkt uit het dossier dat er tapgesprekken zijn van enkele uren na de oplichting, waarin zowel medeverdachte [medeverdachte] als verdachte te horen zouden zijn. Er zijn in deze tapgesprekken geen relevante zaken met betrekking tot de betreffende oplichting besproken. Het strafdossier biedt onvoldoende aanknopingspunten om vast te kunnen stellen dat verdachte als medepleger bij oplichting, diefstal met valse sleutel en computervredebreuk betrokken is geweest.
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte weliswaar meerdere malen in beeld komt, maar dat er onvoldoende zicht is op de structuur van de criminele gedragingen in de groep en de relatie tot verdachte. Zijn concrete rol is niet duidelijk geworden. Dit maakt dat verdachte ook van het onder 4 ten laste gelegde moet worden vrijgesproken, aldus de raadsman.
Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18/079061-23 ten laste gelegde heeft hij zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, nu verdachte de feitelijke handelingen heeft erkend.
Oordeel van de rechtbank
De betrouwbaarheid van de verklaringen van medeverdachten [medeverdachte] en [medeverdachte]
De raadsman heeft aangevoerd dat de belastende verklaringen van medeverdachte [medeverdachte] en de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] van 19 april 2022 niet voor het bewijs kunnen worden gebruikt. De rechtbank overweegt hierover als volgt.
Medeverdachte [medeverdachte] heeft op 27 oktober en 12 december 2023 een bekennende verklaring afgelegd. Hij heeft verklaard dat hij een pinpas ergens moest ophalen. Uit zichzelf heeft hij de namen [naam] en [naam] (kennelijk verdachten [medeverdachte] en [medeverdachte] ) genoemd. Daarnaast heeft hij op essentiële onderdelen consistent verklaard. Hij heeft bovendien niet alleen belastend voor verdachte, maar ook belastend voor zichzelf verklaard.
Medeverdachte [medeverdachte] heeft op 19 april 2022 zijn eerste verklaring afgelegd, waarin hij
-onder meer- heeft verklaard dat hij moest pinnen voor verdachte en medeverdachte [medeverdachte] . Medeverdachte [medeverdachte] noemt uit zichzelf de namen van verdachte en medeverdachte [medeverdachte] . Weliswaar komt hij op zijn verklaring terug voor zover die verklaring belastend is voor verdachte, maar uit zijn verklaring van 21 april 2023 blijkt ook dat hij bang is voor hen. [medeverdachte] legt in zijn eerstgenoemde verklaring bovendien niet alleen een voor verdachte, maar ook voor zichzelf belastende bekennende verklaring af.
De medeverdachten [medeverdachte] en [medeverdachte] hebben onafhankelijk van elkaar en uit zichzelf een voor verdachte (en medeverdachte [medeverdachte] ) belastende verklaring afgelegd, die bovendien overeenkomt met andere gegevens uit het strafdossier, zoals observaties, mastgegevens, getapte telefoongesprekken en gegevens uit de telefoon van medeverdachte [medeverdachte] . In tegenstelling tot datgene wat door de verdediging is aangevoerd, acht de rechtbank de genoemde verklaringen van medeverdachten [medeverdachte] en [medeverdachte] daarom betrouwbaar en ziet zij geen aanleiding om deze verklaringen van het bewijs uit te sluiten.
De betrouwbaarheid van de stemherkenningen
De betrokkenheid van verdachte en medeverdachte [medeverdachte] is door verbalisanten mede afgeleid uit getapte telefoongesprekken, waarin verbalisanten de stemmen van deze verdachten herkennen. De raadsman heeft aangevoerd dat de stemherkenningen van verbalisanten onvoldoende betrouwbaar zijn.
De rechtbank bij de beoordeling voorop dat het bij stemherkenningen als deze gaat om auditieve, zintuiglijke en derhalve meer of minder subjectieve waarnemingen van de desbetreffende verbalisanten. Daarbij valt een vergelijking te maken met visuele waarnemingen, zoals herkenning van een gezicht of van een signalement. Het is een feit van algemene bekendheid dat dergelijke waarnemingen in zijn algemeenheid worden gekenmerkt door een sterk subjectief element. Zulk een herkenning is immers een persoonlijke ervaring van de waarnemer en is derhalve als zodanig niet objectief toetsbaar. Vanwege dat subjectieve karakter is in zijn algemeenheid behoedzaamheid geboden en moet nadrukkelijk rekening worden gehouden met de kwetsbaarheid van zintuiglijke waarnemingen; een vergissing is immers mogelijk. Om die reden zal de rechtbank geen zelfstandige bewijswaarde toekennen aan een stemherkenning die niet concreet door andere bewijsmiddelen wordt ondersteund.
De rechtbank zal bij de beoordeling - hierna - van de bewijsbaarheid van de ten laste gelegde feiten telkens per afzonderlijke aangifte beoordelen of de geverbaliseerde stemherkenningen, in het licht van overige bewijsmiddelen, voldoende betrouwbaar moeten worden geacht.
Daarbij neemt de rechtbank mede de navolgende algemene uitgangspunten met betrekking tot auditieve waarnemingen in acht:
- om een stem te kunnen herkennen zal aannemelijk moeten zijn dat de desbetreffende verbalisant(en)
de stem ook kent/kennen;
- zelfs als een stem bekend is bij de verbalisant(en), moet rekening worden gehouden met bijzondere
omstandigheden waaronder de stem anders kan klinken. Daarbij valt te denken aan situaties dat bijvoorbeeld wordt gefluisterd of gelachen. In dergelijke gevallen past een nog grotere mate van behoedzaamheid;
- aan een stemherkenning die door twee of meer verschillende verbalisanten wordt beschreven, kan meer
bewijswaarde worden toegekend dan aan een enkelvoudige stemherkenning.
De geverbaliseerde stemherkenningen zijn afkomstig van in totaal zes verbalisanten. Verbalisanten [naam] en [naam] hebben op 13 april 2023 verdachte gesproken bij het vaststellen van zijn identiteit. Zij herkenden, na het terugluisteren van tapgesprekken met onder meer sessienummer 1651, de stem van de man die zich voorstelde als [naam] als de stem van medeverdachte [medeverdachte] . Zij herkenden de stem van degene die zich voorstelde als [naam] als de stem van verdachte. Zij hebben medeverdachte [medeverdachte] tweemaal gehoord als verdachte. Ook tijdens het vaststellen van zijn identiteit hebben zij een gesprek gevoerd met hem. Naar aanleiding van dit proces-verbaal heeft verbalisant [naam] meer tapgesprekken teruggeluisterd, namelijk onder meer de sessienummers 1299, 1302, 1305, 1306 en 1310 (onder taplijn TA003). Ook verbalisant [naam] heeft hierbij telkens de stem van degene die zich voorstelt als [naam] herkend als de stem van medeverdachte [medeverdachte] en de stem van degene die zich voorstelt als [naam] als de stem van verdachte.
Verbalisanten [naam] en [naam] hebben eerder, op 3 april 2023, dezelfde tapgesprekken beluisterd. Ook zij hebben de stem van medeverdachte [medeverdachte] herkend, maar zij hebben niet de stem van verdachte [medeverdachte] herkend. Zowel de stem van [naam] als van [naam] worden door hen aan medeverdachte toegeschreven. Ook verbalisant [naam] heeft tapgesprekken beluisterd en heeft zowel [naam] als [naam] aan medeverdachte toegeschreven. Zij beschrijven niet op basis waarvan zij de stem herkennen. De door verbalisanten [naam] en [naam] geverbaliseerde stemherkenningen moeten naar het
oordeel van de rechtbank worden beschouwd als correctie op de eerder door verbalisanten [naam] , [naam] en [naam] geverbaliseerde herkenningen.
Ten aanzien van verbalisanten [naam] en [naam] blijkt uit het ambtsedig opgemaakte proces-verbaal dat zij verdachte en medeverdachte hebben gesproken en aldus hun stemmen daadwerkelijk kennen. Van bijzondere omstandigheden waardoor de stem in de tapgesprekken anders zou klinken is de rechtbank niet gebleken. Uit de aangiftes blijkt immers niet dat er zou zijn gefluisterd of gelachen. Het ligt gelet op de aard van de gesprekken meer voor de hand dat er duidelijk gesproken is. De stemherkenningen die zijn geverbaliseerd door verbalisant [naam] komen overeen met deze stemherkenningen. De rechtbank ziet gelet op het voorgaande geen aanleiding om op voorhand de stemherkenningen als onbetrouwbaar aan te merken en deze stemherkenningen reeds om die reden van het bewijs uit te sluiten. Wel zullen de stemherkenningen per afzonderlijke aangifte voldoende steun moeten vinden in het strafdossier.
Bewijsmiddelen ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18/062288-23 onder 1 en 2 ten laste gelegde
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen1 toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Aangeefster [slachtoffer] heeft verklaard dat zij op 14 maart 2023, thuis in [plaatsnaam] , werd gebeld door iemand die zich voorstelde als een bankmedewerker. Zij moest op haar rekening de daglimiet verhogen. De pas moest worden opgehaald voor sporen- en rechercheonderzoek. Aangeefster geloofde de beller en deed op zijn verzoek de bankpas in een enveloppe.2 De jongen die aan de deur kwam moest een code zeggen die zij had doorgekregen van de bankmedewerker. Die jongen kwam aan de deur en gaf aan dat hij van een koeriersdienst was. Hij noemde een code die overeenkwam met de code die aangeefster van de zogenaamde bankmedewerker had doorgekregen. Zij gaf daarom de enveloppe met pinpas aan hem. Later hoorde aangeefster dat zij was opgelicht.3
Er zijn diverse tapgesprekken beschreven. Dit betreffen gesprekken van een tap die was aangesloten op een telefoon met IMEI-nummer [nummer] . Op 14, 15 en 16 maart 2023 hebben er telefoongesprekken plaatsgevonden tussen het telefoonnummer [nummer] , behorend (op dat moment) bij het getapte IMEI- nummer en het telefoonnummer [nummer] . De gebruiker van [nummer] is aangeefster [slachtoffer] uit [plaatsnaam] .4 In het eerste tapgesprek, met sessienummer 1651, van 14 maart 2023, om 19:10:37 uur,5 maakt de beller gebruik van nummer [nummer] om te bellen met telefoonnummer [nummer] . De beller of bellers stelt/stellen zich voor als [naam] / [naam] en [naam] , teamleider afdeling Fraude van de [bank] .6 In het tweede tapgesprek met sessienummer 1652, eveneens van 14 maart 2023, om 20:38:01 uur, noemt de beller zich [naam] , teamleider afdeling Fraude van [bank] . Hij komt terug op het gesprek dat hij heeft gehad met de zoon van mevrouw [slachtoffer] en vraagt of haar zoon er nog is. Die is er niet meer. Hij zegt dat er op de rekening van mevrouw een storing is en dat het vermoedelijk te maken heeft met een datalek.7 De beller geeft vervolgens instructies en zegt dat mevrouw moet inloggen op internetbankieren. Hij zegt dat de limiet van de bankpas gewijzigd moet worden. Na verdere instructies lukt het om de limiet te zien. Die is 2500 euro voor betalen en 500 euro voor pinnen. Hij vraagt ook naar haar tegoed op de rekening en of dit meer of minder is dan 2500 euro. Mevrouw begrijpt het niet, waarna de verbinding plotseling wordt verbroken.8 In een ander tapgesprek, met sessienummer 1662, van 15 maart 2023 om 10:01:57 uur, maakt de beller gebruik van het telefoonnummer [nummer] om te bellen met telefoonnummer [nummer] Hij stelt zich voor als [naam] , teamleider van de afdeling Fraude van de [bank] .9 De beller geeft aan dat de bank in elk geval haar rekening moet deblokkeren. Na dit gesprek
zegt de beller dat mevrouw opnieuw moet inloggenen geeft hij instructies om de opnamelimiet te verhogen naar 4000.10
Verbalisanten [naam] en [naam] hebben onder meer het tapgesprek van 14 maart 2023 met sessienummer 1651 beluisterd. Zij herkenden de stem van [naam] als de stem van verdachte [medeverdachte] , en de stem van [naam] / [naam] als de stem van verdachte.11
Medeverdachte [medeverdachte] is tijdens zijn verhoor op 12 december 2023 geconfronteerd met een observatie op 15 maart 2023 in [plaatsnaam] . Verbalisanten zagen een man met een opvallende gele jas aan de deur van het adres [adres] te [plaatsnaam] . De man had contact met een oudere dame in de deuropening van de woning. Medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard dat hij daar stond te wachten. Hij is daar met de auto heen gegaan. Eén van de twee jongens reed, [naam] of [naam] . Hij is aan de deur geweest en had gepind, maar de pas was al geblokkeerd.12 Hem was van tevoren verteld wat er opgehaald moest worden. Daarna zou hij gaan pinnen. De pas ontving hij van degene die belde, [naam] of [naam] .13
Medeverdachte [medeverdachte] heeft tijdens zijn verhoor bij de politie op 19 april 2022 een verklaring afgelegd. Hij heeft verklaard dat hij het gedaan heeft. Hij heeft alleen een bankpas opgehaald. [naam] zit in een organisatie. Hij werkt met [naam] , uit Delfzijl. Daar hebben ze een huis en bellen ze met drie à vier man.14 [medeverdachte] heeft 6 à 7 maal klusjes voor hem gedaan.15
Medeverdachte [medeverdachte] heeft tijdens zijn verhoor bij de rechter-commissaris op 24 januari 2024 verklaard dat [naam] dezelfde persoon is als [naam] . Hij kent [naam] van een buurthuis in Delfzijl.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18/062288-23 onder 1 ten laste gelegde
Inleidende opmerkingen
In januari 2023 is de politie gestart met onderzoek [naam] , naar aanleiding van restinformatie uit onderzoek [naam] . Het onderzoek richtte zich op zogeheten bankhelpdeskfraude. Uit de aangiften in het dossier komt een beeld naar voren van een in grote lijnen veelal gelijke modus operandi, die zich in het kort als volgt laat omschrijven. De beoogde slachtoffers werden gebeld door een persoon die zich voordeed als medewerker van de fraudehelpdesk van de bank (meestal van [bank] ). Deze zogenaamde bankmedewerker, die zich in een aantal gevallen van de naam [naam] of iets soortgelijks bediende, vertelde de aangevers dat er een verdachte transactie plaats had gevonden met hun bankrekening. Voorts werden de aangevers doorverbonden naar de teamleider Fraude, [naam] . Aangevers moesten hun opnamelimiet verhogen om ervoor te zorgen dat een hoger bedrag verzekerd zou zijn. Terwijl deze zogenaamde [naam] de aangevers aan de lijn had, kwam er een koerier aan de deur om de bankpassen en bijbehorende pincodes op te halen, zogenaamd voor onderzoek. Vervolgens werden diverse bedragen weggenomen van de bankrekeningen van de aangevers. De rechtbank merkt op dat er tussen de afzonderlijke gevallen, naast overeenkomsten, ook verschillen bestaan in de modus operandi. Zo zijn er ook gevallen waarin aangevers op instructie van de zogenaamde bankmedewerker [programma] op hun computer installeerden, waardoor de verdachten controle verkregen over hun internetbankierenomgeving. Daarnaast bestaan er verschillen in de gehanteerde aliassen.
Dadergroep
De geschetste werkwijze impliceert een zekere mate van organisatie, structuur en taakverdeling. Verschillende verdachten verrichten verschillende handelingen, die elkaar opvolgen of simultaan plaatsvinden en die moeten zijn afgestemd om het gemeenschappelijke doel te bereiken. Terwijl de ene verdachte met de aangever belde en deze aan de praat hield, kwam een ander de pinpassen en codes bij de aangevers ophalen. Desondanks acht de rechtbank dit algemene gegeven onvoldoende om vast te stellen dat bij iedere aangever sprake is geweest van een vorm van medeplegen, zeker nu er ook verschillen bestaan in de modus operandi. Evengoed zouden anderen slechts als medeplichtige betrokken kunnen zijn geweest of zouden slechts zogenoemde geldezels ingezet kunnen zijn om opbrengsten wit te wassen. Per afzonderlijke aangifte zal daarom moeten worden beoordeeld of er, naast dit algemene gegeven, voldoende aanknopingspunten zijn om vast te stellen dat sprake is geweest van een vorm van medeplegen.
Betrokkenheid bij de afzonderlijke aangiftes
De rechtbank ziet zich thans gesteld voor de vraag of verdachte -al dan niet als medepleger- betrokken is geweest bij de oplichting, diefstal met valse sleutels en/of computervredebreuk ten aanzien van de afzonderlijke aangevers.
Aangeefster [slachtoffer]
Aangeefster [slachtoffer] is op 14 maart 2023 gebeld door een zogenaamde bankmedewerker. Verbalisanten hebben de diverse tapgesprekken beschreven. Dit betreffen gesprekken van een tap die was aangesloten op een telefoon met IMEI-nummer [nummer] .
Op 14, 15 en 16 maart 2023 hebben er telefoongesprekken plaatsgevonden tussen het nummer behorend bij dat toestel en het telefoonnummer van aangeefster [slachtoffer] . De gesprekken die zijn beschreven moeten naar het oordeel van de rechtbank worden aangemerkt als oplichtgesprekken. Verbalisanten [naam] en [naam] hebben een aantal getapte gesprekken beluisterd en herkenden de stem van [naam] als de stem van medeverdachte [medeverdachte] . Zij herkenden de stem van [naam] als de stem van verdachte.
Naar het oordeel van de rechtbank worden de stemherkenningen in de tapgesprekken aangaande deze aangifte ondersteund door de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] , die over het incident in [plaatsnaam] specifiek heeft verklaard dat hij voor [naam] en [naam] (met deze laatste bedoelt hij kennelijk medeverdachte [medeverdachte] ), heeft gepind. Zij zaten met zijn drieën in de auto, aldus medeverdachte [medeverdachte] . Hij heeft de pinpas ontvangen van degene die belde, dit was [naam] of [naam] , aldus [medeverdachte] .
Medeverdachte [medeverdachte] heeft een verklaring afgelegd over een incident in Heerlen, maar heeft in het algemeen ook verklaard dat hij voor medeverdachte [medeverdachte] en verdachte moest pinnen en dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] samenwerkten.
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit deze verklaringen dat verdachten samen optrokken bij de oplichtingshandelingen en het uitwinnen van deze met oplichting verkregen gelden. Naar het oordeel van de rechtbank staat vast dat verdachte één van de bellers is geweest en daarmee als medepleger de oplichtingshandelingen heeft verricht en als medepleger betrokken is geweest bij de diefstal met valse
sleutels. Het ten laste gelegde is in zoverre bewezen.
De rechtbank acht nader onderzoek naar de (betrouwbaarheid van) de stemherkenning niet noodzakelijk en wijst daarom het daartoe strekkende (voorwaardelijke) verzoek af.
Partiële vrijspraak ten aanzien van de overige aangevers
Uit het strafdossier volgt ten aanzien van aangever [slachtoffer] en aangeefster [slachtoffer] dat zij zijn gebeld door een telefoon met IMEI-nummer [nummer] . Deze telefoon wordt aan medeverdachte [medeverdachte] toegeschreven. Verbalisanten hebben de tapgesprekken beluisterd en hebben aanvankelijk de stem van medeverdachte [medeverdachte] herkend, maar hebben later ook de stem van verdachte herkend. Medeverdachte [medeverdachte] is op de camerabeelden van de Geldmaat herkend. Medeverdachte [medeverdachte] heeft weliswaar in het algemeen verklaard dat hij meerdere malen moest pinnen voor medeverdachte [medeverdachte] en verdachte, maar heeft niet specifiek over de rol van verdachte verklaard ten aanzien van deze incidenten. Naar het oordeel van de rechtbank worden de geverbaliseerde stemherkenningen waarover wel enige twijfel bestaat daarmee onvoldoende door andere bewijsmiddelen ondersteund. Ter zake van deze aangiftes zal verdachte worden vrijgesproken.
Ten aanzien van aangever [slachtoffer] blijkt uit het strafdossier dat hij werd gebeld op 29 december 2022. Diezelfde dag is een bedrag gepind bij een geldautomaat in [plaatsnaam] . Gebleken was dat rond dezelfde tijd een opvallende auto, voorzien van het kenteken [kenteken] , [plaatsnaam] was ingereden. Uit de beschrijving van de camerabeelden blijkt dat een Volkswagen met het kenteken [kenteken] is gezien bij een [naam] pompstation, op de mogelijke rijroute tussen de woning van aangever [slachtoffer] en de geldautomaat te [plaatsnaam] . Gebleken is dat medeverdachte [medeverdachte] een maand later als bestuurder van hetzelfde voertuig is gesignaleerd.
Aangever [slachtoffer] werd gebeld door het toestel met IMEI-nummer [nummer] . Er is een printertap aangesloten onder dit toestel TA006, waaruit blijkt dat de beller dezelfde reisbeweging maakte als het toestel dat onder taplijn TA003; het toestel dat wordt toegeschreven aan medeverdachte [medeverdachte] . Er zijn daarnaast telefoongesprekken beluisterd van 30 december 2022. Er bleek een gesprek gaande te zijn tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte] . [medeverdachte] af aan dat hij die vis zou bellen. Verdachte gaf aan dat "hij nu moet kijken of die torrie wel werkte". Iemand zou iets verkeerd hebben gedaan. Medeverdachte [medeverdachte] zou volgens [medeverdachte] ook in "die ding" kunnen kijken wat er allemaal was gebeurd. Het gesprek lijkt betrekking te hebben op het maken van slachtoffers in het kader van bankhelpdeskfraude, maar naar het oordeel van de rechtbank is het gesprek onvoldoende specifiek om hieruit de betrokkenheid van verdachte ten aanzien van aangever [slachtoffer] af te leiden. Verdachte zal ter zake van deze aangifte worden vrijgesproken.
Ten aanzien van aangever [slachtoffer] blijkt uit het strafdossier dat er telefoongesprekken hebben plaatsgevonden tussen het telefoontoestel met het IMEI-nummer [nummer] en het toestel van aangever [slachtoffer] . Dit toestel wordt in het dossier toegeschreven aan medeverdachte [medeverdachte] .
Verbalisanten hebben tapgesprekken beluisterd en hebben aanvankelijk de stem van medeverdachte [medeverdachte] herkend, maar hebben later ook de stem van verdachte herkend.
Medeverdachte [medeverdachte] is herkend op beelden van de Geldmaat. Daarnaast zijn er in de telefoon van medeverdachte [medeverdachte] Telegramgesprekken aangetroffen tussen de gebruiker en [naam] , een account dat wordt toegeschreven aan medeverdachte [medeverdachte] . In dit gesprek wordt
gesproken over het opnemen van contante geldbedragen bij de Geldmaat. De tijdstippen komen overeen met de bankafschriften van aangever [slachtoffer] . In de gesprekken lijkt medeverdachte [medeverdachte] instructies te geven aan medeverdachte [medeverdachte] . Uit het strafdossier valt echter, naast de stemherkenningen, niets af te leiden omtrent de betrokkenheid van verdachte bij dit specifieke incident. Bij gebrek aan steun voor de stemherkenning waarover ook enige twijfel bestaat is de rechtbank van oordeel dat verdachte ook ter zake van deze aangifte moet worden vrijgesproken.
Vrijspraak van het onder 2 en 3 ten laste gelegde
In het verlengde van het hiervoor overwogene zal de rechtbank verdachte ook vrijspreken van het onder 2 en 3 ten laste gelegde.
Vrijspraak van het onder 4 ten laste gelegde
De rechtbank acht het onder 4 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Onder organisatie wordt verstaan een samenwerkingsverband, met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen de verdachte en ten minste één andere persoon. Er is een zeker tijdsverloop van het samenwerkingsverband vereist. Gemeenschappelijk optreden tegenover derden kan een indicatie zijn voor het bestaan van een organisatie als bedoeld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Voor een structuur in de zin van artikel 140 Sr is geen hiërarchie vereist.
Inherent aan bankhelpdeskfraude is een aanzienlijke mate van organisatie. De rechtbank is echter van oordeel dat ten aanzien van verdachte in de meeste gevallen onvoldoende wettig en overtuigend bewijs in het dossier voorhanden is voor zijn betrokkenheid bij de bankhelpdeskfraude. De rechtbank komt tot bewezenverklaring van slechts één incident, ten aanzien van aangeefster [slachtoffer] . Hoewel zijn naam in het dossier vaak naar voren komt in relatie tot de bankhelpdeskfraude, is dit naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om vast te stellen dat sprake is geweest van een criminele organisatie, bestaande uit verdachte en medeverdachte [medeverdachte] . Al met al is er onvoldoende bewijs om het deelnemen aan een criminele organisatie vast te stellen, zodat verdachte van het onder 4 ten laste gelegde zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18/079061-23 ten laste gelegde
De rechtbank acht het onder 1 primair en het onder 2 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 11 maart 2024;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 16 augustus 2022, opgenomen op pagina 14 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100- 2022213981 d.d. 16 januari 2023 inhoudend de verklaring van [slachtoffer] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 1 juli 2022, opgenomen op pagina 14 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer] ;
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 12 januari 2023, opgenomen op pagina 21 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant [naam] .
Bewijsoverwegingen
Verdachte heeft ter terechtzitting van 11 maart 2024 verklaard dat hij zichzelf heeft herkend op de camerabeelden en erkend dat hij zowel in de periode van 5 tot en met 7 augustus 2022 als op 26 juni 2022 heeft gepind. Verdachte was zich ervan bewust dat de bankpassen en pincodes onrechtmatig waren verkregen. De pinpassen met bijbehorende pincodes waren door middel van oplichting ontfutseld.
Verdachte heeft desondanks van de pinpassen en behorende pincodes gebruik gemaakt om geldopnames te doen. Dit maakt dat naar het oordeel van de rechtbank telkens sprake is geweest van diefstal met valse sleutel, zodat ten aanzien van beide feiten het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen is.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het in de zaak met parketnummer 18/062288-23 onder 1 ten laste gelegde, en het in de zaak met parketnummer onder 1 primair en onder 2 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
In de zaak met parketnummer 18/062288-23
1.
hij, op 14 maart 2023 te [plaatsnaam] , tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse hoedanigheid en een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer] heeft bewogen tot afgifte van enig goed, te weten een bankpas en het ter beschikking stellen van gegevens, te weten een pincode voor een betaalpassen, door valselijk - zakelijk weergegeven - contact op te nemen met voornoemde aangeefster, daarbij gebruikmakend van verdachtes en medeverdachtes valse hoedanigheid van medewerker (van de fraudedesk) van een bank en in deze gesprekken aangeefster voorgehouden dat er een probleem was met de bankrekening en dat hij, verdachte en zijn medeverdachte, haar zou helpen het probleem te verhelpen, en aangeefster te instrueren de bankpas en pincode ter veiligstelling af te geven aan de zogenaamde medewerker van de recherche/politie, waardoor die aangeefster werd bewogen tot voornoemde afgifte en het voornoemde ter beschikking stellen.
In de zaak met parketnummer 18/079061-23
1. primair:
hij, in de periode van 5 augustus 2022 tot en met 7 augustus 2022, te Groningen, Appingedam, Delfzijl en Rotterdam, meermalen geld (in totaal 20.312,50), dat aan
[slachtoffer] , toebehoorde heeft weggenomen (telkens) met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl hij, verdachte, dat weg te nemen geld (telkens) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door (telkens) met de pinpas van die [slachtoffer] en de bijbehorende pincode geldopnames te doen;
2 primair:
hij, op 26 juni 2022, te Groningen, meermalen geld (in totaal 1.305,05), dat aan
[slachtoffer] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen (telkens) met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich dat weg te nemen geld onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel door met de pinpas van die Hijnberg en de bijbehorende pincode geldopnames te doen.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
In de zaak met parketnummer 18/062288-23:
1. medeplegen van oplichting;
In de zaak met parketnummer 18/079061-23
primair:diefstal met valse sleutels;
primair: diefstal met valse sleutels.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft uitgaande van een veroordeling voor alle aangiftes gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden, met aftrek van de reeds ondergane voorlopige hechtenis.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat aan verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf moet worden opgelegd. De raadsman wijst hierbij op het meest recente reclasseringsrapport, waaruit blijkt dat verdachte na de laatste aanhouding positieve ontwikkelingen heeft doorgemaakt. Hij bevindt zich in een positief sociaal netwerk, heeft werk en heeft een mentaliteitsomslag doorgemaakt. De raadsman acht toepassing van het adolescentenstrafrecht passend en heeft verzocht hier rekening mee te houden bij het bepalen van de strafsoort en strafmaat.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, de rapportages van de reclassering en het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van oplichting en aan diefstallen met valse sleutels. Er was in alle gevallen sprake van zogenoemde bankhelpdeskfraude.
Bankhelpdeskfraude is een steeds meer voorkomende vorm van criminaliteit die voor verdachten op relatief gemakkelijke wijze zeer lucratief kan zijn. Verdachte en zijn medeverdachte hebben misbruik gemaakt van het gewekte vertrouwen bij het slachtoffer [slachtoffer] , die dacht dat zij op deze wijze kon voorkomen dat zij veel geld zoud kwijtraken. Het tegendeel bleek waar. Hierdoor is haar vertrouwen in het online handelsverkeer geschaad. Daarnaast heeft verdachte met bankpassen, die door bankhelpdeskfraude zijn verkregen, herhaaldelijk geldopnames gedaan. Verdachte heeft enkel uit financieel gewin gehandeld. Er is op geen enkele wijze oog geweest voor de kwetsbaarheid en de belangen van de slachtoffers. De rechtbank rekent verdachte dit aan.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte meermalen eerder onherroepelijk is veroordeeld voor witwassen. Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op met name het meest recente reclasseringsrapport van 21 februari 2024, waaruit blijkt dat verdachte sinds de laatste aanhouding positieve ontwikkelingen heeft doorgemaakt. Zo heeft verdachte werk, beschikt hij over een woonruimte en heeft hij een deels steunend sociaal netwerk.
De verdachte was 21 respectievelijk 22 jaar oud toen hij de bewezenverklaarde feiten pleegde. Het Wetboek van Strafrecht geeft de mogelijkheid om rekening te houden met de jeugdige leeftijd van verdachten en het jeugdstrafrecht toe te passen (artikel 77c). De reclassering heeft toepassing van het adolescentenstrafrecht weliswaar overwogen, maar heeft toepassing van het volwassenenstrafrecht geadviseerd. De rechtbank stelt voorop dat in beginsel het volwassenenstrafrecht wordt toegepast bij meerderjarige verdachten. Bijzondere omstandigheden kunnen aanleiding geven om hiervan af te wijken. Dergelijke bijzondere omstandigheden zijn naar het oordeel van de rechtbank niet gebleken.
De rechtbank acht het onwenselijk dat de positieve ontwikkelingen worden doorkruist door het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank acht wel een forse voorwaardelijke gevangenisstraf passend, om de ernst van de feiten te benadrukken, maar ook om verdachte ervan te weerhouden om opnieuw strafbare feiten te plegen. Daarnaast acht de rechtbank, gelet op de ernst van de feiten, een forse taakstraf passend en geboden.
Nu de rechtbank tot een aanzienlijk beperktere bewezenverklaring komt dan de officier van justitie heeft ten laste gelegd, zal de rechtbank een lagere straf opleggen dan is geëist.
De rechtbank acht, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van 183 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, passend en geboden. Daarnaast legt de rechtbank aan verdachte een taakstraf voor de duur van 200 uren op.
Benadeelde partijen
De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
[slachtoffer] , tot een bedrag van 1.051,92 ter zake van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
[slachtoffer] , tot een bedrag van 4.000,- ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
[bank] , tot een bedrag van 44.537,97 ter vergoeding van materiële schade, en 960,- ter vergoeding van onderzoekskosten, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich ten aanzien van benadeelde partij [slachtoffer] op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen voor 900,-, nu dit een deel van het schadebedrag is waarvoor zij is opgelicht en dit bedrag niet is vergoed. De overige schade ziet op reiskosten, maar nu zij niet ter terechtzitting is verschenen, moet dit bedrag worden afgewezen. Voorts dient de schadevergoedingsmaatregel te worden opgelegd.
Ten aanzien van benadeelde partij [slachtoffer] heeft hij zich op het standpunt gesteld dat de vordering volledig kan worden toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Ten aanzien van de benadeelde partij [bank] heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de vordering toewijsbaar is voor zover de vordering ziet op vergoeding van de schade van aangevers. De onderzoekskosten zijn onvoldoende onderbouwd, zodat de vordering voor dit gedeelte moet worden afgewezen, aldus de officier van justitie.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in hun vorderingen, nu hij in de zaak met parketnummer 18/062288-23 integrale vrijspraak heeft bepleit.
De door [bank] opgevoerde onderzoekskosten zijn daarnaast niet onderbouwd en dienen om die reden niet-ontvankelijk te worden verklaard, aldus de raadsman.
Oordeel van de rechtbank
1.
[slachtoffer]
Het incident van aangeefster [slachtoffer] is niet aan verdachte ten laste gelegd.
De benadeelde partij zal daarom niet ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
2. [
[slachtoffer]
De rechtbank acht ten aanzien van benadeelde partij [slachtoffer] het feit niet bewezen waaruit de schade zou zijn ontstaan. De benadeelde partij zal daarom niet ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
3. [
[bank]
heeft zich als benadeelde partij in het strafgeding gevoegd en stelt schade te hebben geleden, bestaande uit de vergoeding van de geldbedragen die zijn ontvreemd van de rekeninghouders. Naar het oordeel van
de rechtbank bestaat er in beginsel voldoende verband tussen de gestelde schade en de ten laste gelegde feiten. In zoverre is de vordering ontvankelijk (vgl. ECLI:NL:HR:2023:322).
De vordering van [bank] ziet op vergoeding van schade aan rekeninghouders. De rekeninghouders zijn aangevers, van wie ofwel geen feiten aan verdachte zijn ten laste gelegd, ofwel van welke feiten de rechtbank verdachte heeft vrijgesproken. Om die reden is de benadeelde partij naar het oordeel van de rechtbank niet-ontvankelijk in de vordering.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

Bij onherroepelijk arrest van 29 juli 2020 van de het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen onder parketnummer 21-000144-20, is verdachte veroordeeld tot -onder meer- een werkstraf voor de duur van 60 uren, waarvan 30 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
De proeftijd is ingegaan op 13 augustus 2022. Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen.
De officier van justitie heeft bij vordering van 9 februari 2024 de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straf.
Nu veroordeelde de bewezenverklaarde feiten onder parketnummer 18/079061-23 heeft begaan voor het einde van de proeftijd, zal de rechtbank de tenuitvoerlegging gelasten van deze voorwaardelijke straf.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 47, 57, 311 en 326 van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte in de zaak met parketnummer 18/062288-23 onder 2, 3 en 4 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 18/062288-23 onder 1 ten laste gelegde, en het in de zaak met parketnummer onder 1 primair en onder 2 primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 183 dagen.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 180 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op
drie jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.

een taakstraf voor de duur van 200 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 100 dagen zal worden toegepast.

Beslissing op de vorderingen van de benadeelde partijen

Verklaart de vordering van [slachtoffer] niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat [slachtoffer] haar eigen proceskosten draagt.
Verklaart de vordering van [slachtoffer] niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat [slachtoffer] zijn eigen proceskosten draagt.
Verklaart de vordering van [bank] niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat [bank] diens eigen proceskosten draagt.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

21.000144-20

Gelast de tenuitvoerlegging van de straf voor zover voorwaardelijk opgelegd bij arrest van 29 juli 2020 van de het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, te weten: een werkstraf voor de duur van 30 uren.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Brouwer, voorzitter, mr. T.M.L. Wolters en
mr. L.W. Janssen, rechters, bijgestaan door mr. D.H. Röben, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 april 2024.
1. Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpaginas betreft dit delen van ambtsedige
processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier van de Politie Noord-Nederland met BVH- nummer 2023017832 (onderzoek [naam] / [nummer] ), gesloten op 31 mei 2023, bestaande uit mappen die afzonderlijk zijn doorgenummerd.
2 Pagina 481 van map 7.
3 Pagina 482 van map 7.
4 Pagina 394 van map 7.
5 Pagina 398 van map 7.
6 Pagina 401 van map 7.
7 Pagina 403 van map 7.
8 Pagina 404 van map 7.
9 Pagina 407 van map 7.
10 Pagina 408 van map 7.
11 Pagina 483 van map 7.
12 Pagina 19 aanvullend proces-verbaal (Persoonsdossier [medeverdachte] ).
13 Pagina 20 aanvullend proces-verbaal (Persoonsdossier [medeverdachte] ).
14 Pagina 148 van map 6.
15 Pagina 149 van map 6.