ECLI:NL:RBNNE:2024:1279

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
9 april 2024
Publicatiedatum
9 april 2024
Zaaknummer
18-065256-23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan oplichting, diefstal met valse sleutels en witwassen in het kader van bankhelpdeskfraude

Op 9 april 2024 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan medeplichtigheid aan oplichting, het in vereniging plegen van diefstal met valse sleutels en het medeplegen van witwassen. De verdachte was betrokken bij bankhelpdeskfraude, waarbij slachtoffers werden misleid om hun bankpas en pincode af te geven. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, hoewel hij een ondergeschikte rol had, toch een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de oplichting door als koerier op te treden en geld op te nemen met de gestolen bankpas. De rechtbank heeft rekening gehouden met de kwetsbaarheid van de slachtoffers en de ernst van de feiten, maar ook met de positieve ontwikkelingen in het leven van de verdachte sinds zijn voorlopige hechtenis. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 289 dagen, waarvan 270 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, en er zijn bijzondere voorwaarden opgelegd ter begeleiding van de verdachte. De rechtbank heeft ook vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waaronder schadevergoeding aan slachtoffers van de oplichting.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/065256-23
ter terechtzitting gevoegd parketnummer 18-280708-21
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 18/116058-22
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, Noordelijke Fraudekamer, van 9 april 2024, in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2000 te [geboorteplaats] , wonende te [adres]
.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 11 maart 2024. Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. S.D. Smit, advocaat te Enschede. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. B. Rademacher.
Het onderzoek is gesloten ter terechtzitting van 26 maart 2024. Verdachte en zijn raadsvrouw zijn toen niet ter terechtzitting verschenen, het openbaar ministerie is toen vertegenwoordigd door mr. H. Mous.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging ex. artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering, ten laste gelegd dat:
In de zaak met parketnummer 18/065256-23:
1.
hij, op of omstreeks 18 februari 2022 te Heerlen, althans in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
met het oogmerk om zich en/of een ander, wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
een persoon/aangever, te weten
  • [slachtoffer] (zaak 2, in totaal 5.094,56) heeft bewogen tot
  • afgifte van enig goed, te weten een of meer bankpas(sen) en/of creditcard(s), en/of
  • het ter beschikking stellen van gegevens, te weten (onder meer) pincodes voor betaalpassen, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), door valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid - zakelijk weergegeven -
  • contact op te (laten) nemen met voornoemde persoon/aangever, daarbij gebruikmakend van verdachtes en/of medeverdachtes valse hoedanigheid van medewerker (van de fraudedesk) van een of meer bank(en) en/of valse naam ( [naam] , zijnde medewerker van de [bank] ) en/of in deze gesprekken de genoemde persoon/aangever voor te houden dat iemand vanuit [land] probeerde toegang te krijgen tot de bankrekening en/of op een andere wijze de persoon/aangever werd voorgehouden dat er een probleem was met de bankrekeningen, en/of
  • een aantal stappen moesten worden doorlopen om de bankrekening te blokkeren, en/of
  • genoemde persoon/aangever te instrueren en/of te bewegen de pincode door te geven waarmee toegang kon worden verkregen tot de bankrekening(en) en/of internetbankieromgeving, en/of
  • genoemde persoon/aangever te instrueren bankpas(sen) en/of creditcard(s) en/of (pin)codes ter veiligstelling af te geven aan de (zogenaamde) fraudehelpdeskmedewerker(s) en/of medewerkers van de recherche/politie, althans aan (een) perso(o)n(en),
waardoor die persoon/aangever werd/werden bewogen tot voornoemde afgifte en/of het voornoemde ter beschikkingstellen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
een of meer personen, op of omstreeks 18 februari 2022 te Heerlen, althans in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans
eenmaal, met het oogmerk om zich en/of een ander, wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, een persoon/aangever, te weten
- [ [slachtoffer] (zaak 2, in totaal 5.094,56)
heeft bewogen tot afgifte van enig goed, te weten een of meer bankpas(sen) en/of creditcard(s), en/of het ter beschikking stellen van gegevens, te weten (onder meer) pincodes voor betaalpassen,
immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), door valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid - zakelijk weergegeven -
contact op te (laten) nemen met voornoemde persoon/aangever, daarbij gebruikmakend van verdachtes en/of medeverdachtes valse hoedanigheid van medewerker (van de fraudedesk) van een of meer bank(en) en/of valse naam ( [naam] , zijnde
medewerker van de [bank] ) en/of in deze gesprekken de genoemde persoon/aangever voor te houden dat iemand vanuit [land] probeerde toegang te krijgen tot de bankrekening en/of op een andere wijze de persoon/aangever werd voorgehouden dat er een probleem was met de bankrekeningen, en/of
een aantal stappen moesten worden doorlopen om de bankrekening te blokkeren, en/of genoemde persoon/aangever te instrueren en/of te bewegen de pincode door te geven waarmee toegang kon worden verkregen tot de bankrekening(en) en/of internetbankieromgeving, en/of
genoemde persoon/aangever te instrueren bankpas(sen) en/of creditcard(s) en/of (pin)codes ter veiligstelling af te geven aan de (zogenaamde) fraudehelpdeskmedewerker(s) en/of medewerkers van de recherche/politie, althans aan (een) perso(o)n(en),
waardoor die persoon/aangever werd/werden bewogen tot voornoemde afgifte en/of het voornoemde ter beschikkingstellen,
tot het plegen van welk misdrijf verdachte, op of omstreeks 18 februari 2022 te Heerlen, althans
in Nederland, opzettelijk gelegenheid heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door een pinpas en/of creditcard en/of pincode(s) op te halen bij aangever [slachtoffer] ;
2.
hij, op een of meer tijdstippen, in of omstreeks de periode van 2 november 2022 tot en met 4 april 2023 te Hoogeveen, Breda, Appingedam, Apeldoorn, althans in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
de na te noemen geldbedrag(en), althans enig geldbedrag, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een of meer ander(en) toebehoorde(n), te weten aan (onder meer)
  • [slachtoffer] (zaak 1, in totaal 2.547,-),
  • [slachtoffer] (zaak 3, in totaal 17.140,-),
  • [slachtoffer] (zaak 4, in totaal 3.500,-),
  • [slachtoffer] (zaak 8, in totaal 4.000,-), en/of heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) dat/die weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel,
te weten via (een) bankhelpdeskfraude en/of oplichting verkregen bankpas(sen) en/of creditcard(s) en/of (pin- en/of verificatie)code(s), althans onrechtmatig verkregen bankpas(sen) en/of creditcard(s) en/of (pin- en/of verificatie)code(s), met welke bankpas(sen) en/of creditcard(s) en/of gegevens vervolgens door verdachte en/of zijn medeverdachten contante opnamen zijn gedaan van de bankrekening(en) van voornoemde perso(o)n(en)/aangever(s) en/of hiermee betalingen zijn gedaan, althans met bankpas(sen) en/of creditcard(s) en/of gegevens welke niet aan verdachte toebehoorde(n) contante opnamen en/of betalingen zijn gedaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op een of meer tijdstippen, in of omstreeks de periode van 2 november 2022 tot en met 4 april 2023 te Hoogeveen, Breda, Appingedam, Apeldoorn, althans in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (van) een of ineerdere voorwerpen, te weten:
  • een of meerdere geldbedrag(en) van (in totaal) 2.547,- (zaak 1)
  • een of meerdere geldbedrag(en) van (in totaal) 17.140,- (zaak 2)
  • een of meerdere geldbedrag(en) (in totaal) 3.500,- (zaak 4), en/of
  • een of meerdere geldbedrag(en) (in totaal) 4.000,- (zaak 8) in elk geval een of meerdere geldbedragen,
(a)
  • de herkomst, de vindplaats en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld, en/of
  • heeft verborgen en/of heeft verhuld wie de rechthebbende(n) op dat/die voorwerp(en) was dan wel was/waren, en/of
  • heeft verborgen en/of heeft verhuld wie dat/die voorwerpen(en) voorhanden had(den), en/of (b)
  • heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, en/of
  • gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij wist, dan wel redelijkerwijs moest vermoeden, dat die voorwerpen dan wel dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren/was uit enig misdrijf.
In de zaak met parketnummer 18/280708-21:
hij in of omstreeks de periode van 3 tot en met 4 februari 2021, te Vught en/of te Ermelo en/of te Nieuw- Buinen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (van) één of meer geldbedrag(en), althans een of meer voorwerpen de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de
verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld, dan wel heeft verborgen en/of heeft verhuld wie de rechthebbende(n) op dat /die voorwerp(en) was/waren, en/of heeft verborgen en/of heeft verhuld wie dat/die voorwerp(en) voorhanden had(den) heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet, en/of gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) dat dat/die één of meer geldbedrag(en), althans één of meer voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft in de zaak met parketnummer 18/065256-23 veroordeling gevorderd voor het onder 1 primair en het onder 2 primair ten laste gelegde. Ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde heeft hij aangevoerd dat aangeefster [slachtoffer] is opgelicht door zogenoemde bankhelpdeskfraude. Zij is gebeld door medeverdachte [naam] . Haar is verteld dat zij haar bankpas en bijbehorende pincode moest afgeven aan een koerier. Verdachte is degene geweest die de bankpas bij haar heeft opgehaald en het geld heeft gepind. Dit is een wezenlijke bijdrage aan de oplichting, zodat van een bewuste en nauwe samenwerking kan worden gesproken. Het medeplegen van oplichting kan worden bewezen verklaard, aldus de officier van justitie.
Hij heeft tevens veroordeling gevorderd voor het in de zaak met parketnummer 18/280708-21 ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het in de zaak met parketnummer 18/065256-23 onder 1 primair ten laste gelegde. Zij heeft daartoe aangevoerd dat voor medeplegen opzet op het gronddelict, alsmede opzet op het medeplegen moet worden bewezen.
Verdachte heeft weliswaar de bankpas en bijbehorende pincode bij aangeefster [slachtoffer] opgehaald en geld gepind, maar hij had geen opzet op de oplichting. Verdachte is op geen enkele wijze betrokken geweest bij het bellen en de daadwerkelijke oplichtingshandelingen. De rol van verdachte kan niet worden aangemerkt als die van een medepleger, zodat verdachte van het primair ten laste gelegde moet worden vrijgesproken, aldus de raadsvrouw.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft zij zich gerefereerd aan het oordeel, nu verdachte betrokkenheid bij alle incidenten heeft erkend.
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18/280708-21 ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, met dien verstande dat slechts kan worden bewezen verklaard dat verdachte de geldbedragen voorhanden heeft gehad. Van verhullingshandelingen is niet gebleken, aldus de raadsvrouw.
Oordeel van de rechtbank
Vrijspraak van het in de zaak met parketnummer 18/065256-23 onder 1 primair ten laste gelegde
De rechtbank acht met de raadsvrouw het in de zaak met parketnummer 18/065256-23 onder 1 primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Aangeefster [slachtoffer] heeft verklaard dat zij op 18 februari 2022 werd gebeld door het mobiele telefoonnummer [nummer] . Zij nam op en hoorde een man zeggen dat hij namens [bank] belde. De man zei dat iemand vanuit [land] toegang probeerde te krijgen tot haar rekening. Zij werd meerdere malen doorverbonden naar verschillende personen. De enige naam die ze heeft gekregen, is van ene [naam] . De man gaf aan dat hij iemand langs zou sturen om de bankpas op te halen. Op enig moment hoorde zij de man zeggen dat er binnen vijf minuten iemand aan de deur zou komen om de bankpas op te halen. Als dit gebeurd was, zou de rekening geblokkeerd zijn. Tussen 22.00 uur en 22.30 uur stond er iemand aan de deur met een [bedrijf] jas. Zij was op dat moment nog met de oplichter aan de lijn.
Verbalisant [naam] heeft naar aanleiding van een vordering krachtens artikel 126nd van het Wetboek van Strafvordering transactiegegevens van de bankrekeningen van aangeefster [slachtoffer] bekeken. Op 18 februari 2022 werd driemaal een geldbedrag gepind van de Geldmaat pinautomaat aan de [adres] . Voorts heeft verbalisant [naam] de beelden bekeken van de camera gericht op de [adres] . Verdachte is op de camerabeelden herkend. Ook werd op zijn kamer een jas van [bedrijf] , een bankpas op naam van [slachtoffer] en bonnetjes van geldopnames en betalingen aangetroffen.
Verdachte heeft zowel tijdens zijn verhoor op 19 april 2022, als ter terechtzitting van 11 maart 2024, erkend dat hij heeft gepind. Hij heeft dit gedaan voor medeverdachte [naam] . Hij moest een pinpas ophalen. Hij moest tegen de persoon aan de deur zeggen dat hij van [bedrijf] was. Hij is toen in de auto gestapt. Hij moest pinnen. Hij moest alles pinnen wat eraf kon. Hij heeft tweemaal 2.000,- euro gepind, en eenmaal 1.000,- euro. Hij moest van [naam] (de rechtbank begrijpt; [naam] ) netjes gekleed zijn. Op de pas stond [slachtoffer] .
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard wanneer is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit het strafdossier dat verdachte in het kort de pas heeft opgehaald en gepind heeft voor medeverdachte [naam] . Gelet op de ondergeschikte rol van verdachte (hij volgde instructies van medeverdachte [naam] op) en het feit dat verdachte zelf geen oplichtingshandelingen heeft verricht, is de rechtbank van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte [naam] ten aanzien van de ten laste gelegde oplichting niet is komen vast te staan. Er is geen sprake van een gezamenlijke uitvoering en de bijdrage van verdachte aan het tenlastegelegde is naar het oordeel van de rechtbank van onvoldoende gewicht; de bijdrage van verdachte moet worden aangemerkt als medeplichtigheid. Daarom zal verdachte worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde.
Bewijsmiddelen ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18/065256-23 onder 1 subsidiair en het onder 2 primair ten laste gelegde
De rechtbank acht genoemde feiten wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 11 maart 2024;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 1 februari 2023, opgenomen op pagina 35 e.v. van map 6 van het dossier van Politie Noord-Nederland met BVH-nummer 2023017832 (onderzoek [naam] / [nummer] ), gesloten op 31 mei 2023, inhoudend de verklaring van [slachtoffer] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 19 februari 2022, opgenomen op pagina 114 e.v. van map 6 van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 16 november 2022, opgenomen op pagina 174 e.v. van map 6 van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 15 maart 2023, opgenomen op pagina 309 e.v. van map 6 van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 4 april 2023, opgenomen op pagina 551 e.v. van map 8 van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer] .
Bewijsmiddelen ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18/280708-21 ten laste gelegde
De rechtbank acht genoemd feit wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 11 maart 2024;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 11 februari 2021, opgenomen op pagina 19 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2021067213, d.d. 27
mei 2021, inhoudend de verklaring van [naam] .
Bewezenverklaring
De rechtbank acht het in de zaak met parketnummer 18/065256-23 onder 1 subsidiair en het onder 2 primair ten laste gelegde en het in de zaak met parketnummer 18/280708-21 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
In de zaak met parketnummer 18/065256-23
1. subsidiair:
een persoon, op of omstreeks 18 februari 2022 te Heerlen, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel met verdichtsels, [slachtoffer] heeft bewogen tot afgifte van enig goed, te weten een bankpas en het ter beschikking stellen van gegevens, te weten een pincode voor een betaalpas, immers heeft hij, valselijk - zakelijk weergegeven -
contact opgenomen met voornoemde aangeefster, daarbij gebruikmakend van zijn valse hoedanigheid van medewerker van de
fraudedesk van een bank, en in deze gesprekken de genoemde aangeefster voor te houden dat iemand vanuit [land] probeerde toegang te krijgen tot de bankrekening en
een aantal stappen moesten worden doorlopen om de bankrekening te blokkeren, en
genoemde aangeefster te instrueren en te bewegen de pincode door te geven en genoemde aangeefster te instrueren haar bankpas en (pin)code ter veiligstelling af te geven aan de zogenaamde fraudehelpdeskmedewerker, waardoor die aangeefster werd bewogen tot voornoemde afgifte en het voornoemde ter beschikking stellen,
tot het plegen van welk misdrijf verdachte, op of omstreeks 18 februari 2022 te Heerlen, opzettelijk behulpzaam is geweest, door een pinpas en pincode op te halen bij aangeefster [slachtoffer] ;
2. primair:
hij, op meerdere tijdstippen, in de periode van 2 november 2022 tot en met 4 april 2023 te Hoogeveen, Breda, Appingedam en Apeldoorn, telkens tezamen en in vereniging met een ander, meermalen, de na te noemen geldbedragen, die aan anderen toebehoorden, te weten aan:
  • [slachtoffer] , in totaal 2.547,-,
  • [slachtoffer] , in totaal 17.140,-,
  • [slachtoffer] , in totaal 3.500,-,
  • [slachtoffer] , in totaal 4.000,-,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader die weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten via met bankhelpdeskfraude en oplichting verkregen bankpassen en creditcards en pin- en/of verificatiecodes, met welke bankpassen, creditcards en gegevens vervolgens door verdachte en zijn medeverdachte contante opnamen zijn gedaan van de bankrekeningen van voornoemde aangevers en hiermee betalingen zijn gedaan;
In de zaak met parketnummer 18/280708-21:
hij in de periode van 3 tot en met 4 februari 2021, te Vught, te Ermelo en te Nieuw-Buinen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, geldbedragen voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, en zijn mededader(s) wisten dat die geldbedragen, onmiddellijk of middellijk afkomstig waren uit enig misdrijf.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
In de zaak met parketnummer 18/065256-23
subsidiair:Medeplichtigheid aan oplichting;
primair: Diefstal gepleegd door twee of meerdere personen, met valse sleutels, meermalen gepleegd.
In de zaak met parketnummer 18/280708-21:
1. Medeplegen van witwassen.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 289 dagen, met aftrek van de reeds ondergane voorlopige hechtenis, waarvan 270 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Daarbij heeft hij oplegging van bijzondere voorwaarden gevorderd, die gelijk zijn aan de huidige voorwaarden verbonden aan de schorsing van de voorlopige hechtenis.
Daarnaast heeft hij oplegging van een taakstraf voor de duur van 240 uren gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat bij het bepalen van de strafsoort en strafmaat rekening moet worden gehouden met de kwetsbaarheid en de problematiek van verdachte. Bij hem is onder meer een licht verstandelijke beperking, een autismespectrumstoornis en ADHD vastgesteld. Hij ondergaat behandeling en cognitieve gedragstherapie. Ook heeft hij momenteel passende dagbesteding en verblijft hij bij [instantie] . Verdachte komt, als gevolg van de problematiek en kwetsbaarheid, vaak met de politie in
aanraking, maar wil daar graag aan werken. Toezicht en begeleiding is nodig om verdachte op de goede weg, die hij inmiddels is ingeslagen, te houden, aldus de raadsvrouw. Zij heeft daarom verzocht om het reclasseringsadvies te volgen.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het uittreksel uit de justitiële documentatie en de over verdachte uitgebrachte reclasseringsrapportages, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan medeplichtigheid aan oplichting, het in vereniging plegen van diefstal met valse sleutels en het medeplegen van witwassen. Er was in alle gevallen van diefstal sprake van zogenoemde bankhelpdeskfraude. Bankhelpdeskfraude is een steeds meer voorkomende vorm van criminaliteit die voor verdachten op relatief gemakkelijke wijze zeer lucratief kan zijn. De medeverdachte heeft misbruik gemaakt van het gewekte vertrouwen bij slachtoffers, die dachten dat zij op deze wijze konden voorkomen dat zij veel geld zouden kwijtraken. Het tegendeel bleek waar. Hierdoor is hun vertrouwen in het online handelsverkeer geschaad. Verdachte heeft daaraan in één geval zijn bijdrage geleverd door als koerier de pinpas met bijbehorende code bij een slachtoffer op te halen, in een aantal andere gevallen door met een op deze manier verkregen pinpas grote bedragen geld op te nemen bij een geldautomaat. Verdachte heeft enkel uit financieel gewin gehandeld. Er is op geen enkele wijze oog geweest voor de kwetsbaarheid en de belangen van de slachtoffers. De rechtbank rekent verdachte dit aan. De rechtbank heeft echter bij het bepalen van de strafmaat ook in aanmerking genomen dat de rol van verdachte ondergeschikt was aan de rol van met name medeverdachte [naam] .
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte meermalen eerder onherroepelijk is veroordeeld voor witwassen en fraude. Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op met name het meest recente reclasseringsrapport van 20 februari 2024. Uit deze rapportage komt naar voren dat er, sinds de schorsing van de voorlopige hechtenis op 1 mei 2023, positieve ontwikkelingen hebben plaatsgevonden. In een strak kader van toezicht en begeleiding gedijt verdachte goed. Hij doet zijn best om goed mee te werken aan het toezicht. Verdachte is begonnen met dagbesteding, werkt mee aan behandeling en verblijft bij [instantie] , een instelling voor begeleid wonen. Bij verdachte is sprake van onder meer een autismespectrumstoornis, ADHD, en een narcistische en antisociale persoonlijkheidsstoornis. Daarnaast wordt een beneden gemiddelde intelligentie vermoed. Verdachte is impulsief en laat zich gemakkelijk negatief beïnvloeden. Hij kan de gevolgen van zijn handelen slecht inzien. Verdachte is gebaat bij structuur en een strak kader van toezicht. Voortzetting van het strakke kader van toezicht en begeleiding wordt wenselijk geacht.
De rechtbank acht het, met de reclassering, wenselijk dat het kader van toezicht en begeleiding wordt voortgezet. Het strakke kader is daarnaast noodzakelijk om het recidiverisico te beperken. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou de positieve ontwikkelingen doorkruisen, hetgeen de rechtbank onwenselijk acht.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 289 dagen, met aftrek van de reeds ondergane voorlopige hechtenis, waarvan 270 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, passend en geboden. Daaraan zal de rechtbank als bijzondere voorwaarden verbinden de
voorwaarden die onder meer reeds in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis zijn opgelegd, te weten een meldplicht, ambulante behandelverplichting en verplichte opname in instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang. Voor een separate oplegging van een taakstraf in het kader van deze strafzaak ziet de rechtbank geen aanleiding, mede gelet op de beslissing die de rechtbank neemt ten aanzien van de door de officier van justitie ingediende vordering na voorwaardelijke veroordeling.

Benadeelde partijen

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
[slachtoffer] , tot een bedrag van 1.051,92 ter zake van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
[slachtoffer] , tot een bedrag van 4.000,- ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
[bank] , tot een bedrag van 44.537,97 ter vergoeding van materiële schade, en 960,- ter vergoeding van onderzoekskosten, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich ten aanzien van benadeelde partij [slachtoffer] op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen voor 900,-, nu dit een deel is van het schadebedrag is waarvoor zij is opgelicht en dit deel niet is vergoed. De overige schade ziet op reiskosten, maar nu zij niet ter terechtzitting is verschenen, moet dit bedrag worden afgewezen. Voorts vordert de officier van justitie oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van de benadeelde partij.
Ten aanzien van benadeelde partij [slachtoffer] heeft hij zich op het standpunt gesteld dat de vordering volledig kan worden toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Ten aanzien van de benadeelde partij [bank] heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de vordering toewijsbaar is voor zover de vordering ziet op vergoeding van de schade van aangevers en deze aan verdachte ten laste zijn gelegd. De onderzoekskosten zijn onvoldoende onderbouwd, zodat de vordering voor dit gedeelte moet worden afgewezen, aldus de officier van justitie.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van benadeelde partij [slachtoffer] toewijsbaar is voor zover de vordering ziet op schade als gevolg van de oplichting en diefstal met valse sleutels. De proceskosten zijn niet toewijsbaar, omdat dit reiskosten voor de zitting betreffen en de benadeelde partij niet ter terechtzitting aanwezig is geweest.
Ten aanzien van de vordering van benadeelde partij [slachtoffer] heeft zij zich op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat niet blijkt dat de indiener van de vordering gemachtigd is om de vordering in te dienen.
Ten aanzien van de vordering van benadeelde partij [bank] heeft zij aangevoerd dat de vordering slechts toewijsbaar is voor zover de vordering ziet op de vergoeding van schade van aangevers die aan verdachte ten laste zijn gelegd. De proceskosten zijn onvoldoende onderbouwd. Dit gedeelte van de vordering moet niet-ontvankelijk worden verklaard, aldus de raadsvrouw.
Oordeel van de rechtbank
1.
[slachtoffer]
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 2 bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte onvoldoende door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf
10 november 2022. De gevorderde 151,92 ter vergoeding van de reiskosten voor de zitting wijst de rechtbank af, omdat de benadeelde partij niet ter terechtzitting is verschenen.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
2. [
[slachtoffer]
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 2 bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte onvoldoende door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 4 april 2023.
De rechtbank is, anders dan de raadsvrouw, van oordeel dat voldoende is gebleken dat de indiener van de vordering, aangever [slachtoffer] , hiertoe bevoegd was.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
3. [
[bank]
heeft zich als benadeelde partij in het strafgeding gevoegd en stelt schade te hebben geleden, bestaande uit de vergoeding van de geldbedragen aan haar rekeninghouders die van hen zijn ontvreemd. Naar het oordeel van de rechtbank bestaat er in beginsel voldoende verband tussen de gestelde schade en de ten laste gelegde feiten. In zoverre is de vordering ontvankelijk (vgl. ECLI:NL:HR:2023:322).
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade voor zover die ziet op vergoeding van de rekeninghouders en deze aangevers aan verdachte zijn ten laste gelegd - heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 subsidiair en 2 primair bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte onvoldoende door verdachte is betwist, zal daarom in zoverre worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 15 maart 2023.
De rechtbank is, met de officier van justitie, van oordeel dat de onderzoekskosten onvoldoende zijn gespecificeerd. Hoewel voldoende aannemelijk is dat er onderzoekskosten zijn gemaakt, beschikt de rechtbank over onvoldoende informatie om de hoogte daarvan te kunnen beoordelen. Schorsing van het onderzoek om de benadeelde partij de hoogte van de schade alsnog te laten aantonen, zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding en daartoe zal dan ook niet worden overgegaan. De rechtbank zal de benadeelde partij in dit deel van de vordering daarom niet ontvankelijk verklaren. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Ten aanzien van [bank] acht de rechtbank oplegging van de schadevergoedingsmaatregel niet aangewezen, omdat de bank als professionele partij in staat moet worden geacht om zelf het toegewezen bedrag te incasseren.
Hoofdelijkheid en veroordeling in proceskosten
De rechtbank stelt vast dat verdachte de feiten telkens samen met anderen heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien zijn medeverdachten deze al hebben betaald, en andersom.
De rechtbank zal verdachte telkens veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

Bij onherroepelijk vonnis van 27 oktober 2022 van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland te Assen, is verdachte veroordeeld tot -onder meer- een gevangenisstraf van 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. De proeftijd is ingegaan op 11 november 2022. Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen. De officier van justitie heeft bij vordering van 9 februari 2024 de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straf.
Nu veroordeelde de bewezenverklaarde feiten heeft begaan voor het einde van de proeftijd, kan de rechtbank de tenuitvoerlegging gelasten van deze voorwaardelijke gevangenisstraf. Gelet op hetgeen ter terechtzitting is behandeld en gebleken omtrent de persoon van verdachte, ziet de rechtbank aanleiding om in plaats daarvan een taakstraf te gelasten. De rechtbank gelast een taakstraf voor de duur van 120 uren.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 47, 48, 57, 326, 311, 326 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank
Verklaart niet bewezen het in de zaak met parketnummer 18/065256-23 onder 1 primair ten laste gelegde, en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 18/065256-23 onder 1 subsidiair en het onder 2 primair ten laste gelegde en het in de zaak met parketnummer 18/280708-21 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 289 dagen.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 270 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op
3 jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
- Dat veroordeelde zich na het ingaan van de proeftijd meldt bij de reclassering van Verslavingszorg
Noord-Nederland te [adres] . Hierna moet verdachte zich blijven melden en meewerken aan huisbezoeken, zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
  • Dat veroordeelde zal verblijven bij [instantie] , een instelling voor begeleid/beschermd wonen, en zal zich houden aan de huisregels en het (dag-)programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
  • Dat veroordeelde meewerkt aan ambulante behandeling door Verslavingszorg Noord-Nederland of een soortgelijke zorgverlener, dit ter beoordeling van de reclassering, waarbij verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Beslissing op de vorderingen van de benadeelde partijen:
Ten aanzien van 18/065256-23, feit 2 primair, benadeelde partij [slachtoffer] :
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan [slachtoffer] te betalen:
  • het bedrag van 900,- (zegge: negenhonderd euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 10 november 2022 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Wijst de vordering van [slachtoffer] voor het overige af.
Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat te betalen een bedrag van 900,- (zegge: negenhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 november 2022 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 18 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Ten aanzien van 18/065256-23, feit 2 primair, benadeelde partij [slachtoffer] :
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toe en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan [slachtoffer] te betalen:
  • het bedrag van 4.000,00 (zegge: vierduizend euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 4 april 2023 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat te betalen een bedrag van 4.000,00 (zegge: vierduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 april 2023 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 50 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Ten aanzien van 18/065256-23, feit 1 subsidiair en 2 primair, benadeelde partij [bank] :
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan [bank] te betalen:
  • het bedrag van 28.187,00 (zegge: achtentwintigduizendhonderdzevenentachtig euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 15 maart 2023 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

18.116058-22:

Gelast de tenuitvoerlegging van de straf voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van 27 oktober 2022 van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland te Assen, met dien verstande dat de opgelegde gevangenisstraf voor de duur van twee maanden wordt omgezet in een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.M.L. Wolters, voorzitter, mr. H. Brouwer en
mr. L.W. Janssen, rechters, bijgestaan door mr. D.H. Röben, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 april 2024.