Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
[verdachte] ,
Tenlastelegging
De ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie
Beoordeling van het bewijs
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 25 juli 2023, opgenomen op pagina 78 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2023187536 d.d. 24 augustus 2023, inhoudende als verklaring van [slachtoffer] :
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 16 juli 2023, opgenomen op pagina 87 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [naam] :
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 2 augustus 2023, opgenomen op pagina 101 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige] :
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte , opgemaakt en ondertekend door de rechter-commissaris en de griffier, inhoudende de verklaring van verdachte op 19 juli 2023:
terwijl hij dit verteld maakt verdachte stekende bewegingen met zijn rechterhand).
Een forensisch medische letselrapportage, opgemaakt en ondertekend op 10 november 2023 door T. van Mesdag, forensisch arts, voor zover inhoudende, als zijn verklaring:
Beantwoording van de vraagstelling:
Welke uitwendige letsels zijn geconstateerd bij het slachtoffer?
Welke inwendige letsels zijn geconstateerd of worden vermoed bij het slachtoffer?
5. Past de aard en ernst van het letsel bij de vermoedelijke toedracht? (Gestoken met een mes).
Bewezenverklaring
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Strafbaarheid van verdachte
Strafmotivering
.De reclassering adviseert in haar rapport van 3 maart 2024 om het jeugdstrafrecht toe te passen en een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met daaraan gekoppeld de volgende bijzondere voorwaarden: toezicht en begeleiding door de jeugdreclassering (te weten William Schrikker Jeugdbescherming en Jeugdreclassering), een ambulante behandeling, een contactverbod met aangever, dagbesteding en ambulante (woon)begeleiding.
Benadeelde partij
Toepassing van wetsartikelen
Uitspraak
De rechtbank
een jeugddetentie voor de duur van driehonderd (300) dagen.
54 dagen,niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op
twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het jeugdreclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Benadeelde partij
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer] te betalen:
- het bedrag van 2.189,25 (zegge: tweeduizend honderdnegenentachtig euro en vijfentwintig eurocent);
- de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 16 juli 2023 tot de dag van algehele voldoening;
- dit bedrag bestaat uit 189,25 aan materiële schade en 2.000,- aan immateriële schade.
- de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
[slachtoffer]aan de Staat te betalen een bedrag van 2.189,25 (zegge: tweeduizend honderdnegenentachtig euro en vijfentwintig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 juli 2023 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit 189,25 aan materiële schade en 2.000,- aan immateriële schade.
0 dagenals de verdachte niet voldoet aan zijn betalingsverplichting.
[slachtoffer]voor het overige in zijn vordering niet-ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.