ECLI:NL:RBNNE:2024:1204

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
2 april 2024
Publicatiedatum
4 april 2024
Zaaknummer
LEE 22-2349
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.R. Koning
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de omgevingsvergunning voor het verwijderen, verplaatsen en aanplanten van begroeiing op het Boogplein te Winsum

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, gedaan op 2 april 2024, wordt het beroep van eiseres tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Het Hogeland beoordeeld. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de omgevingsvergunning die op 17 november 2021 was verleend voor het verwijderen, verplaatsen en aanplanten van begroeiing op en rondom het Boogplein te Winsum. Het college had het bezwaar van eiseres op 20 mei 2022 afgewezen. De rechtbank heeft op 6 december 2023 de zaak behandeld, waarbij eiseres en de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren. De rechtbank oordeelt dat de vergunningverlening niet in strijd is met de relevante wet- en regelgeving, waaronder de Omgevingswet en de bestemmingsplannen 'Winsum Dorp' en 'Boogplein'. De rechtbank concludeert dat de verplaatsing van de lindes geen onevenredige afbreuk doet aan de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het gebied. Eiseres had aangevoerd dat de verplaatsing van de bomen en de aanleg van groeiplaatsen een onaanvaardbare inbreuk op het beschermd dorpsgezicht zou vormen, maar de rechtbank oordeelt dat het college voldoende rekening heeft gehouden met deze waarden. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor de omgevingsvergunning in stand blijft. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 22/2349

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 april 2024 in de zaak tussen

[eiseres], uit [plaats], eiseres

(gemachtigde: mr. S. van Gent),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Het Hogeland

(gemachtigde: mr. M.J.F. Nuijens).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres met betrekking tot het besluit van 17 november 2021 waarmee aan de gemeente Het Hogeland (vergunninghoudster) een omgevingsvergunning is verleend voor het verwijderen, verplaatsen en aanplanten van begroeiing op en rondom het Boogplein te Winsum.
1.1.
Met het bestreden besluit van 20 mei 2022 op het bezwaar van eiseres is het college bij dat besluit gebleven.
1.2.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 6 december 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het college.
1.4.
Bij sluiting van het onderzoek op zitting heeft de rechtbank meegedeeld binnen zes weken uitspraak te doen. De rechtbank heeft deze termijn niet gehaald en partijen bericht zes weken later uitspraak te doen.

Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet

2. Op 1 januari 2024 is de Omgevingswet (Ow) in werking getreden. Bij de invoering van deze wet is een aantal andere wetten gewijzigd. Uit het overgangsrecht, zoals dat is opgenomen in artikel 4.3 van de Invoeringswet Omgevingswet, volgt dat in deze procedure nog het oude recht (waaronder de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)) van toepassing is, omdat de aanvraag is ingediend voor de inwerkingtreding van de Ow.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of het college aan vergunninghouder een omgevingsvergunning heeft mogen verlenen voor het verwijderen, verplaatsen en aanplanten van begroeiing op en rondom het Boogplein te Winsum. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
4. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4.1.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Leeswijzer
5. Eiseres heeft op 24 juni 2022 beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Zij stelt zich op het standpunt dat het bestreden besluit niet in stand kan blijven en dient te worden vernietigd. Hiertoe voert zij een drietal gronden aan. Allereerst stelt eiseres dat het verplaatsen van de linden en vellen van de andere bomen en het aanleggen van de groeiplaatsen een onaanvaardbare inbreuk maken op het beschermd dorpsgezicht en de cultuurhistorische waarde van het Jaagpad aantasten. Daarnaast stelt eiseres dat het maar de vraag is er een vergunning is verleend voor de groeiplaatconstructies. Tot slot stelt eiseres zich op standpunt dat sprake is van aantasting van het woon- en leefklimaat. Hierna bespreekt de rechtbank de beroepsgronden afzonderlijk. Daarnaast merkt de rechtbank op dat voor de lindes verschillende benamingen zijn gebruikt in de verschillende stukken, ze worden leilindes genoemd maar ook knotlindes en linden of lindes. De rechtbank houdt in deze uitspraak ‘lindes’ aan.
Is sprake van een onevenredige afbreuk aan de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden?
5.1.
Eiseres stelt dat door de verplaatsing van de lindes en verwijdering van andere bomen en het aanleggen van de groeiplaatsen in strijd wordt gehandeld met de planregels van de bestemmingsplannen ‘Winsum Dorp’ en ‘Boogplein’. Eiseres voert aan dat de gronden zijn bestemd voor het behoud, herstel en de uitbouw van de cultuurhistorische en ruimtelijk waarden van het gebied. Met het verwijderen van de lindes en de andere bomen en het aanleggen van groeiplaatsen wordt het dorpsgezicht geweld aangedaan. Ook stelt eiseres dat er geen vergunning verleend had kunnen worden omdat er onevenredig afbreuk wordt gedaan aan in de toelichting bij de bestemmingsplannen weergegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het gebied. Het karakteristieke van het dorpsgezicht is volgens eiseres nu juist de oever van het Winsumerdiep met de karakteristieke lindes op die oever. Eiseres verwijst ter ondersteuning naar het rapport van het bureau SteenhuisMeurs van december 2021 dat mede in opdracht van eiseres is opgesteld. Tot slot heeft eiseres op 24 november 2023 aanvullende stukken ingediend, waaronder een e-mail van Maes van 21 september 2023 over de leeftijd van de lindes, een e-mail van Van den Broek van 2 februari 2021 over het belang van het Jaagpad, oude kaarten waarop de lindes al zijn afgebeeld en foto’s van het uitzicht van eiseres.
5.2.
Het college stelt dat met de vergunningverlening geen sprake is van een onevenredige afbreuk aan de in de toelichting bij het bestemmingsplan weergegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarde van het gebied. Het college neemt het standpunt in dat in de toelichting op de aanwijzing tot beschermd dorpsgezicht staat dat het doel van de aanwijzing is, de karakteristieke, met de historische ontwikkeling samenhangende structuur en ruimtelijke kwaliteit van het oude Winsum en Obergum te onderkennen als een zwaarwegend belang bij de verdere ontwikkeling binnen het dorp. Het college verwijst naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van
28 september 2022. [1] Daarnaast stelt het college dat de lindes niet kunnen blijven staan vanwege de ontwikkeling van het Boogplein. Het college is wel van mening dat de lindes vanwege hun monumentale karakter behoudenswaardig zijn en bijdragen aan de ruimtelijke kwaliteit van het gebied. Na afweging van belangen is daarom gekozen voor het behoud van de lindes en voor verplaatsing naar een plek iets verderop, nog altijd op de oever langs het water, aldus het college.
5.3.
Het college stelt daarmee te handelen conform het advies van Sweco van
9 juli 2021, welk advies onderdeel is van de vergunning. Het college ziet niet in dat er, gelet op het voorgaande, afbreuk wordt gedaan aan in de toelichting bij het bestemmingsplan weergegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden. Volgens het college wordt door eiseres ook niet gesteld aan welke waarden dan precies onevenredig afbreuk wordt gedaan. Het college stelt zich op het standpunt dat met het rapport van SteenhuisMeurs van december 2021 deze onderbouwing niet wordt gegeven.
5.4.
De rechtbank overweegt dat uit artikel 41.5.1 van de planregels van het bestemmingsplan ‘Winsum Dorp’ en uit artikel 10.3, sub c, van de planregels van het bestemmingsplan ‘Boogplein’ volgt dat de bestreden omgevingsvergunning slechts kan worden verleend indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan in de toelichting bij deze plannen weergegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het gebied.
5.5.
Daarnaast overweegt de rechtbank dat de beroepsgrond van eiseres zich richt tegen de verplaatsing van de drie lindes. Tijdens de zitting is dit bevestigd door eiseres. De rechtbank ziet zich dan ook voor de vraag gesteld of met de vergunningverlening voor het verplaatsen van de drie lindes onevenredig afbreuk wordt gedaan aan in de toelichting weergegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het gebied. De rechtbank is van oordeel dat dit niet het geval is. De rechtbank licht dat hierna toe.
5.6.
De rechtbank overweegt dat het college in zijn verweer heeft verwezen naar de uitspraak van de Afdeling van 28 september 2022 waarin de Afdeling in het kader van de vaststelling van het bestemmingsplan ‘Boogplein’ heeft geoordeeld over de verplaatsing van lindes langs het Winsumerdiep naar het openbaar groen direct ten westen van het westelijke appartementengebouw. Daarmee doet het plan naar het oordeel van de Afdeling geen onevenredige afbreuk aan de in het kader van het beschermde dorpsgezicht te beschermen boomgroepen. De rechtbank volgt dit oordeel van de Afdeling en stelt daarbij voorop dat het college, door de lindes te verplaatsen langs het Winsumerdiep, voldoende rekening heeft gehouden heeft met het behoud van deze bomengroep voor de cultuurhistorische waarde van het plangebied. Het college heeft hiervoor ook een Bomeneffectanalyse laten uitvoeren door Heldergroen Advies welk advies is vastgelegd in het rapport van 21 maart 2021. Daarnaast heeft het college onderzoek laten doen naar de haalbaarheid van de verplaatsing van de lindes. Dit onderzoek is uitgevoerd door Heldergroen Advies en vastgelegd in een advies van 8 juni 2021. Hieruit volgt naar het oordeel van de rechtbank dat het college voldoende rekening heeft gehouden met de waarde die de bomen hebben voor de bestemming “Waarde-Beschermd dorpsgezicht”.
5.7.
Voor zover eiseres meent dat de leeftijd van de lindes voorgaande anders maakt, overweegt de rechtbank dat de e-mail van [naam] van 21 september 2023 met betrekking tot de leeftijd van de lindes een onvoldoende onderbouwing is om het deskundigenrapport van 1 oktober 2021 door Heldergroen Advies aan het college te weerspreken, al was het alleen maar omdat [naam] de bomen niet zelf, fysiek heeft onderzocht en uit de e-mail onvoldoende blijkt over welke deskundigheid [naam] ten aanzien van de lindes beschikt. Het betoog van eiseres slaagt niet.
Is er een vergunning verleend voor de groeiplaatconstructies?
6. Eiseres stelt dat geen vergunning is verleend voor groeiplaatsconstructies, ondanks het feit dat deze volgens het college wel onderdeel uitmaken van de vergunningaanvraag. Eiseres voert daarvoor aan dat uit de groentekening blijkt dat de groeiplaatsen worden afgegraven tot tachtig centimeter diepte. Dit brengt volgens eiseres met zich mee dat ook voor het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan veertig centimeter een vergunning had moeten worden verleend. Nu dit is nagelaten is de vergunning volgens eiseres ontoereikend om de groeiplaatsen te realiseren.
6.1
Daarnaast stelt eiseres dat voor de groeiplaatsconstructies het Jaagpad moet plaatsmaken. Het Jaagpad maakt onderdeel uit van het beschermd dorpsgezicht en is tevens van cultuurhistorische waarde. Volgens eiseres is noch in het primaire besluit noch in het bestreden besluit gemotiveerd waarom met de aanleg van de groeiplaatsen geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de in de toelichtingen bij de bestemmingsplannen weergegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het gebied. Eiseres voert aan dat het college in zijn motivering met betrekking tot de groeiplaatsen van de nieuwe bomen enkel naar voren heeft gebracht dat de groeiplaatsen kwalitatief beter zijn dan thans het geval is. In het bestreden besluit ontbreekt een deugdelijke motivering en eiseres stelt dat het daarom niet in stand kan blijven.
6.2.
Het college stelt dat deze beroepsgrond dient te stranden in verband met het relativiteitsvereiste van artikel 8:69a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) omdat de stellingen die eiseres heeft ingenomen verband houden met archeologische waarden. Dergelijke normen strekken niet tot bescherming van de belangen van eiseres. Het college verwijst naar twee Afdelingsuitspraken van 11 november 2020 en 8 april 2015. [2]
6.3.
Daarnaast neem het college het standpunt in dat, mocht artikel 8:69a van de Awb niet aan eiseres kunnen worden tegengeworpen, dat een groeiplaatsconstructie in feite gewoon een plantvak is. Deze constructies maken nadrukkelijk onderdeel uit van de aanvraag en zijn volgens het college ook vergund. Er is rekening gehouden met grondbewerkingen dieper dan veertig centimeter en daarom is het toetsingskader dat hiermee verband houdt toegepast. Er is archeologisch onderzoek verricht en dit is geborgd in de vergunning door middel van de voorwaarde dat graafwerkzaamheden moeten worden uitgevoerd onder archeologische begeleiding. Daarnaast schrijft de vergunning voor dat nog voor de graafwerkzaamheden beginnen er een programma van eisen ter goedkeuring aan de gemeente moet worden voorgelegd. Tot slot stelt het college dat met de aanleg van de groeiplaatsconstructies het Jaagpad als verbinding behouden blijft. Uit de Afdelingsuitspraak van 28 september 2022 blijkt dat dit een vereiste is.
6.4.
De rechtbank is van oordeel dat anders dan het college betoogt, artikel 8:69a van de Awb in de weg staat aan de beoordeling van deze beroepsgrond. Het gaat niet zozeer om de bescherming van de archeologische waarden als wel om de bescherming van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het gebied. Dit volgt uit de planregels 41.5.3. bij het bestemmingsplan ‘Winsum Dorp’ en 10.3, sub c bij het bestemmingsplan ‘Winsum Boogplein’. Dit is wel degelijk een belang dat eiseres als omwonende aangaat.
6.5.
Echter, de rechtbank is met het college van oordeel dat de groeiplaatsconstructies onderdeel zijn van de vergunningaanvraag. Uit de bij de aanvraag gevoegde onderzoeksrapportage van Sweco van 9 juli 2021 blijkt dat het onderzoek is uitgevoerd in het kader van de aanvraag van vergunningen voor het kappen en verplanten van bomen en de aanleg van groeiplaatsen voor nieuwe bomen. Ook is de rechtbank van oordeel dat in het primaire besluit voldoende rekening is gehouden met eventuele archeologische waarden door aan de vergunning voorwaarden te verbinden. Zo moeten de graafwerkzaamheden worden uitgevoerd onder archeologische begeleiding en voordat de graafwerkzaamheden mogen beginnen, dient een Programma van Eisen ter goedkeuring worden voorgelegd aan de gemeente. Met betrekking tot het Jaagpad overweegt de rechtbank dat in de Afdelingsuitspraak van 28 september 2022 staat dat de Afdeling overweegt dat de gemeenteraad terecht stelt dat in de aanwijzing tot beschermd dorpsgezicht niet staat dat het bestaande Jaagpad moet blijven bestaan in de huidige vorm. Van belang is wel dat het Jaagpad als verbinding behouden blijft. Dat een deel van de bomen wordt verplaatst betekent op zichzelf niet dat het Jaagpad als verbinding komt te vervallen. Het betoog van eiseres slaagt daarom niet.
Wordt het woon- en leefklimaat onaanvaardbaar aangetast?
7. Eiseres stelt dat haar woon- en leefklimaat onaanvaardbaar wordt aangetast. In het bestreden besluit wordt hier op geen enkele wijze ingegaan. In het bestreden besluit wordt niet gemotiveerd waarom deze grond niet leidt tot een ongegrondverklaring van het bezwaar en daarmee staat volgens eiseres vast dat de beslissing op bezwaar onvoldoende is gemotiveerd. Het bestreden besluit dient dan ook te worden vernietigd op grond van artikel 7:12, eerste lid, van de Awb.
7.1.
Eiseres is zich bewust dat er geen recht op uitzicht bestaat maar het belang dat eiseres bij het behoud van haar uitzicht heeft moet volgens haar wel in de belangenafweging worden betrokken. Op dit moment heeft zij zicht op een historische kade met oude linden, het is één van de mooiste stukjes van Winsum. Met het verplaatsen van de linden en het kappen van de overige bomen verandert het uitzicht van eiseres in één klap van een idyllisch plaatje naar een stedelijk aangezicht. Eiseres acht dit een onaanvaardbare aantasting van haar woon -en leefklimaat waardoor haar belangen onevenredig worden geschaad. Hierdoor is het bestreden besluit niet met de nodige zorgvuldigheid genomen en in strijd met het evenredigheidsbeginsel.
7.2.
Het college stelt zich op het standpunt dat het woon- en leefklimaat van eiseres geen onderdeel uitmaakt van het toetsingskader voor de verleende vergunning. Een weigering op die grond kan dan ook niet aan de orde zijn aldus het college. Het college verwijst daarvoor naar de Afdelingsuitspraak van 26 november 2014. [3]
7.3.
De rechtbank overweegt dat ingevolge artikel 2.18 van de Wabo de omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.2 van de Wabo slechts kan worden verleend of geweigerd op de gronden die zijn aangegeven in de betrokken verordening. Dit volgt ook uit de door het college aangehaalde Afdelingsuitspraak van 26 november 2014. Daarnaast is de rechtbank met partijen van oordeel dat erg geen recht op blijvend uitzicht op groen bestaat. Dit neemt niet weg dat het belang van eiseres bij het behoud van haar uitzicht moet worden betrokken in de belangenafweging, voor zover het samenhangt met het uiterlijk aanzien van de gemeente dat in de APV wel als toetsingsmaatstaf voor de vergunning genoemd. De raad heeft een zwaarder gewicht mogen toekennen aan het belang dat is betrokken bij het realiseren van het plan ‘Boogplein’. Dit volgt ook uit de Afdelingsuitspraak van 28 september 2022. Het beroep van eiseres op artikel 3:2 en artikel 3:4, eerste en tweede lid, van de Awb slaagt daarom niet.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de omgevingsvergunning voor het verwijderen, verplaatsen en aanplanten van begroeiing op en rondom het Boogplein te Winsum in stand blijft. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.R. Koning, rechter, in aanwezigheid van
mr. H.L.A. van Kats, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 2 april 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
Artikel 2.1
1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
[…]
b. het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, in gevallen waarin dat bij een bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit is bepaald,
[…]
Artikel 2.2
1. Voor zover ingevolge een bepaling in een provinciale of gemeentelijke verordening een vergunning of ontheffing is vereist om:
[…]
g. houtopstand te vellen of te doen vellen,
Artikel 2.18
Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.2 kan de omgevingsvergunning slechts worden verleend of geweigerd op de gronden die zijn aangegeven in de betrokken verordening.
Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Het Hogeland
Artikel 4:11
1. Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag houtopstanden te vellen of te doen vellen.
[…]
Bestemmingsplan ‘Winsum Dorp’
39. 4. Aanlegvergunning
39. 4. 1. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders (aanlegvergunning), de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, uit te voeren:
a. het ontgronden, afgraven en/of egaliseren van gronden met dien verstande dat het werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden betreft met een oppervlakte groter dan 5 m² en dieper dan 0,45 m;
b. het woelen, mengen, diepploegen of ontginnen van gronden met dien verstande dat het werken, geen bouwwerken, zijnde, en werkzaamheden betreft met een oppervlakte groter dan 5 m² en dieper dan 0,45 m;
c. het graven of dempen van watergangen;
[…]
39.4.3.
De in lid 39.4.1. genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien:
a. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
b. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad;
c. één of meer van de volgende voorwaarden in acht genomen wordt:
1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
2. een verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek door middel van opgravingen;
3. een verplichting de bouw van een bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
41.5.
Aanlegvergunning
41.5.1.
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders (aanlegvergunning), de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, uit te voeren, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen:
a. het aanleggen, verbreden, verleggen of verharden van wegen en paden;
b. het aanbrengen c.q. wijzigen van oppervlakteverhardingen in de openbare ruimte;
c. het verwijderen c.q. wijzigen van karakteristieke hekwerken en hekpijlers, stoepen en stoeppalen en aan de gevel bevestigde luiken;
d. het planten en verwijderen van bomen en opgaande beplanting;
e. het ophogen en egaliseren van gronden;
f. het ontgronden en het afgraven van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
g. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,40 cm en/of een oppervlakte van meer dan 100 m², tenzij deze in het kader van onderzoek naar mogelijke historische vindplaatsen worden uitgevoerd.
41. 5. 3. De in lid 41.5.1. genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan in de toelichting bij dit plan weergegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het gebied.
Bestemmingsplan ‘Boogplein Winsum’
Artikel 10 Waarde - Beschermd dorpsgezicht
10.1
Bestemmingsomschrijving.
De voor ‘Waarde - Beschermd dorpsgezicht’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, herstel en de uitbouw van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het gebied en zijn bebouwing.
10.3
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.
a. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders (aanlegvergunning), de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, uit te voeren, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen:
1. het aanleggen, verbreden, verleggen of verharden van wegen en paden;
2. het aanbrengen c.q. wijzigen van oppervlakteverhardingen in de openbare ruimte;
3. het verwijderen c.q. wijzigen van karakteristieke hekwerken en hekpijlers, stoepen en stoeppalen en aan de gevel bevestigde luiken;
4. het planten en verwijderen van bomen en opgaande beplanting;
5. het ophogen en egaliseren van gronden;
6. het ontgronden en het afgraven van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
7. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,40 cm en/of een oppervlakte van meer dan 100 m², tenzij deze in het kader van onderzoek naar mogelijke historische vindplaatsen worden uitgevoerd.
[…]
c. De in sub a genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan in de toelichting bij dit plan weergegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het gebied.