ECLI:NL:RBNNE:2024:1196

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
2 april 2024
Publicatiedatum
3 april 2024
Zaaknummer
18-132652-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis van de rechtbank over deelname aan criminele organisatie en invoer van cocaïne

Op 2 april 2024 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, zitting houdende in Assen, een vonnis gewezen in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van deelname aan een criminele organisatie en het voorbereiden van de invoer van cocaïne. De verdachte, geboren in 1983, werd bijgestaan door zijn advocaten mr. P.P.J. van der Meij en mr. N.M. Delsing. Het Openbaar Ministerie was vertegenwoordigd door mr. G. Veenstra. De zaak is onderdeel van onderzoek Druif, waarin meerdere verdachten betrokken zijn bij de invoer van cocaïne vanuit Zuid-Amerika naar Nederland. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan deelname aan een criminele organisatie met als doel het binnenbrengen van cocaïne in Nederland, en heeft ook geprobeerd om cocaïne in te voeren. Tijdens de zitting op 8 maart 2024 zijn procesafspraken gemaakt tussen het Openbaar Ministerie en de verdediging, waarbij de verdachte heeft ingestemd met een gevangenisstraf van 32 maanden. De rechtbank heeft de procesafspraken beoordeeld en vastgesteld dat deze in overeenstemming zijn met de eisen van een eerlijk proces zoals vastgelegd in artikel 6 EVRM. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 32 maanden, conform de gemaakte procesafspraken. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18.132652.21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 2 april 2024 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1983 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 8 maart 2024. Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. P.P.J. van der Meij en mr. N.M. Delsing, advocaten te Amsterdam. Het Openbaar Ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. G. Veenstra.
Tenlastelegging
Omwille van de leesbaarheid van het vonnis wordt voor wat betreft de volledige tekst van de tenlastelegging verwezen naar de inhoud daarvan zoals opgenomen in de bijlage. De inhoud van die bijlage dient als hier ingelast te worden beschouwd.
De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
zich in de periode van 1 juni 2018 tot en met 28 mei 2021 in Nederland, België, Duitsland, Brazilië en/of in Costa Rica schuldig heeft gemaakt aan het deelnemen aan een criminele organisatie, welke organisatie tot oogmerk had het binnen het grondgebied van Nederland brengen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren van cocaïne;
zich in de periode van 1 juni 2018 tot en met 23 december 2019 samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan een poging tot het invoeren van cocaïne naar Nederland;
zich in de periode van 19 maart 2019 tot en met 28 mei 2021 samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan het voorbereiden en/of bevorderen van het binnen het grondgebied van Nederland brengen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren van cocaïne.

De procesafspraken

Deze strafzaak kenmerkt zich doordat het Openbaar Ministerie en de verdediging zogeheten procesafspraken hebben gemaakt over wat volgens hen een passende afdoening van de strafzaak zou zijn.
Onderhavige zaak is onderdeel van onderzoek Druif, waarin acht verdachten er kort gezegd van worden verdacht gezamenlijk te hebben geprobeerd cocaïne in te voeren van Zuid-Amerika naar Nederland. Reeds in mei 2022 is het Openbaar Ministerie met vijf van de acht verdachten in onderzoek Druif tot procesafspraken gekomen. Verdachte was een van de drie verdachten met wie geen procesafspraken waren gemaakt. De rechtbank zag destijds echter zowel principiële als praktische bezwaren in een afdoening middels procesafspraken, waarna alle zaken op reguliere basis zijn voortgezet.
Gelet op de ontwikkelingen in onderzoek Druif en de uitspraak van de Hoge Raad van 27 september 2022 over de toelaatbaarheid van procesafspraken in het Nederlandse strafprocesrecht1, is door een aantal medeverdachten en het Openbaar Ministerie eind 2023 opnieuw de vraag aan de rechtbank voorgelegd of een afdoening middels procesafspraken tot de mogelijkheden behoort in onderzoek Druif. In reactie daarop heeft de rechtbank aan partijen te kennen gegeven dat zij gelet op voornoemde ontwikkelingen bereid is om opnieuw te onderzoeken of de zaken in onderzoek Druif door middel van procesafspraken kunnen worden afgedaan. Het Openbaar Ministerie en de verdediging zijn vervolgens opnieuw met elkaar in gesprek gegaan en hebben alsnog procesafspraken gemaakt, opgenomen in een door alle partijen ondertekende overeenkomst gedateerd 14 februari 2024.
Het afdoeningsvoorstel houdt in dat:
- het Openbaar Ministerie zal rekwireren tot een bewezenverklaring van de onder 1, 2 en 3 ten laste
gelegde feiten;
- het Openbaar Ministerie een gevangenisstraf zal eisen voor de duur van 32 maanden;
  • de verdediging afziet van verdere onderzoekswensen;
  • de verdediging geen bewijsverweren voert;
  • verdachte geen (nadere) verklaring hoeft af te leggen;
  • beide partijen niet in hoger beroep zullen gaan indien de rechtbank komt tot een bewezenverklaring en
strafoplegging conform het afdoeningsvoorstel;
- verdachte zich niet zal onttrekken aan de tenuitvoerlegging van de straf.

Beoordeling van de procesafspraken door de rechtbank

De rechtbank heeft zich gebogen over de vraag of het mogelijk is de zaak conform de tussen het Openbaar Ministerie en de verdediging gemaakte procesafspraken af te doen.
De rechtbank stelt voorop dat de principiële en praktische bezwaren die zij in 2022 had om een afdoening middels procesafspraken van de hand te wijzen, thans niet meer aan de orde zijn. Het principiële argument, namelijk dat de vraag nog open lag of procesafspraken zich wel verhouden tot het Nederlands strafprocesrecht, is met voornoemd arrest van de Hoge Raad komen te vervallen. De argumenten van praktische aard waren met name gelegen in de omstandigheid dat meegaan met de procesafspraken een afsplitsing van de zaken zou betekenen omdat met vijf van de acht verdachten in onderzoek Druif tot procesafspraken was gekomen en met de overige drie niet, waardoor de proceseconomische voordelen van een afdoening middels procesafspraken zeer beperkt waren. Ook dat argument is komen te vervallen nu de zaken van alle verdachten in onderzoek Druif thans gelijktijdig en door dezelfde zittingscombinatie worden afgedaan. De rechtbank ziet dan ook ruimte voor een afdoening middels procesafspraken.
Om daadwerkelijk acht te kunnen slaan op de procesafspraken, dient de rechtbank vervolgens te beoordelen of de eisen die artikel 6 EVRM aan een eerlijk proces stelt, voldoende zijn gewaarborgd. Bij die beoordeling zijn leidend de uitgangspunten zoals verwoord door de Hoge Raad in voornoemd arrest van 27 september 2022.
In dat kader heeft de rechtbank tijdens de inhoudelijke behandeling op 8 maart 2024 de totstandkoming, de inhoud en de gevolgen van de procesafspraken met verdachte besproken, op welke zitting hij werd bijgestaan door zijn raadsman en raadsvrouw. Verdachte heeft ter zitting uitdrukkelijk bevestigd achter de gemaakte afspraken te staan. Daarnaast heeft hij verklaard dat hij begrijpt wat de procesafspraken inhouden alsook wat de consequenties zijn als de rechtbank de procesafspraken volgt, waaronder het doen van afstand van het voeren van verweren en van het recht op hoger beroep. Een en ander heeft hij ook met zijn raadslieden besproken. Hij heeft vrijwillig en met zijn volle verstand ervoor gekozen de procesafspraken te ondertekenen en accepteert de op te leggen straf zoals deze is voorgesteld.
De rechtbank is gelet op vorenstaande van oordeel dat verdachte vrijwillig, op basis van voldoende en duidelijke informatie en terwijl hij zich bewust was van de rechtsgevolgen, is gekomen tot de ondubbelzinnige beslissing mee te werken aan het afdoeningsvoorstel en de daarmee gepaard gaande afstand van verdedigingsrechten. Aldus doet de wijze waarop de overeenkomst tot stand is gekomen geen afbreuk aan het aan verdachte op grond van artikel 6 EVRM toekomende recht op een eerlijk proces, zodat de procesafspraken bij het oordeel van de rechtbank kunnen worden betrokken.
De rechtbank houdt echter ook een eigen verantwoordelijkheid ervoor te zorgen dat de behandeling en de beoordeling van de strafzaak plaatsvinden overeenkomstig de geldende wettelijke bepalingen, met name de artikelen 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering, hetgeen ook ter zitting is benadrukt. De rechtbank zal hierna bij de beoordeling van het bewijs en het bepalen van de straf de gemaakte
procesafspraken dan ook toetsen aan deze wettelijke bepalingen en beoordelen of een afdoening van de zaak in lijn met die afspraken al dan niet leidt tot een uitkomst die niet in redelijke verhouding staat tot de ernst van de zaak.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd overeenkomstig de procesafspraken en heeft een bewezenverklaring gevorderd van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft overeenkomstig de procesafspraken geen bewijsverweren gevoerd.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de bewezenverklaring zoals opgenomen in de procesafspraken in voldoende mate steun vindt in de bewijsmiddelen in het dossier, in die zin dat op grond van deze bewijsmiddelen buiten redelijke twijfel kan worden vastgesteld dat verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan.
De rechtbank grondt deze beslissing op de bewijsmiddelen in het dossier. Als tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen opgenomen in een aanvulling op dit vonnis, dat aan het verkort vonnis wordt gehecht.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht feiten 1, 2 en 3 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat: 1.
hij in de periode van 1 juni 2018 tot en met 28 mei 2021, te Emmen en/of [plaats] en/of Zwolle en/of
Rotterdam en/of Vlissingen en/of Amsterdam en/of [plaats] en/of Antwerpen en/of Papenburg en/of Hamburg en/of Leipzig en/of Natal en/of Fortaleza en/of Santos en/of in Costa Rica tezamen en in vereniging met anderen, heeft deelgenomen aan een organisatie,
bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten onder andere medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] en andere personen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 10 vierde en vijfde lid en 10a eerste lid Opiumwet, betreffende het binnen het grondgebied van Nederland brengen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/ of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren van hoeveelheden cocaïne, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij in de periode van 1 juni 2018 tot en met 23 december 2019, te Emmen en/of [plaats] en/of Zwolle en/of Amsterdam en/of Oldenburg en/of Düsseldorf en/of [plaats] en/of Antwerpen en/of Natal, tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn medeverdachten voorgenomen misdrijf om opzettelijk 100 kilogram (althans 100 blokken) cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, binnen het grondgebied van Nederland te brengen,
  • meermalen ontmoetingen heeft gehad met een of meerdere medeverdachten om de planning en organisatie van het transport van de cocaïne te bespreken en
  • contacten heeft gelegd en/of laten leggen met personen met invloed op de haven van Natal en
  • contacten heeft gelegd en/of laten leggen met fabrikanten van cocaïne in Zuid-Amerika en
  • contacten heeft gelegd en/of laten leggen met een exporterend bedrijf in zout om te fungeren als katvanger en
  • een bedrijf in [plaats] heeft geregeld om de deklading zout te importeren en
  • diverse betalingen heeft gedaan om de import van de cocaïne mogelijk te maken en
  • is afgereisd naar Brazilië om aldaar contacten te onderhouden en voorbereidingen voor het transport te treffen (o.a. het bekijken van het proces bij de zoutvuller) en
  • de cocaïne van de keuken naar de stad heeft laten brengen en
  • de blokken cocaïne heeft verstopt in zoutzakken en
  • de zoutzakken met cocaïne heeft geladen in een container en
  • de container heeft geprobeerd te versturen vanaf de haven van Natal naar de haven van Antwerpen, met doorvoer naar [plaats] in Nederland,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; 3.
hij in de periode van 19 maart 2019 tot en met 28 mei 2021, te Emmen en/of [plaats] en/of Rotterdam
en/of Vlissingen en/of Antwerpen en/of Papenburg en/of Hamburg en/of Leipzig en/of Santos en/of in Costa Rica en/of Venezuela tezamen en in vereniging met anderen,
meermalen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van hoeveelheden cocaïne, zijnde een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I,
voor te bereiden en te bevorderen,
  • een of meer anderen heeft getracht te bewegen om die feiten te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen, en/of
  • zich en/of anderen gelegenheid en/of inlichtingen tot het plegen van die feiten heeft getracht te verschaffen en/of
  • voorwerpen en vervoermiddelen en gelden voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en verdachtes mededaders wisten dat die bestemd waren tot het plegen van die feiten,
immers hebben verdachte en zijn medeverdachten
  • meermalen ontmoetingen gehad om een dekmantel voor het vervoer van cocaïne op te zetten in de vorm een reguliere lijn van bulkvrachten oud ijzer en/of metaal en/of schroot en/of koper, en
  • een telefoon ter beschikking gesteld of laten stellen en/of gebruikt en/of laten gebruiken voor geheime communicatie over de metaallijn en
  • een of meerdere leveranciers en exporterende en importerende bedrijven als katvangers aangezocht en/of laten aanzoeken en
  • informatie ingewonnen en/of laten inwinnen over de kosten en de winstgevendheid van de import van oud ijzer en/of metaal en/of schroot en/of koper vanuit Zuid-Amerika teneinde niet op te vallen, en
  • testbakken/containers geregeld om de vervoerslijn te bestendigen, en
  • een bedrijf benaderd en/of laten benaderen voor het inklaren en het vervoeren van de testbakken en
  • op 30 augustus 2019 een eerste testbak uit Costa Rica vanuit de haven van Rotterdam op het terrein van [bedrijf] af laten leveren, en
  • naspeuring verricht of laten verrichten naar de bij deze aflevering betrokken douane-medewerker(s), en
  • op 8 november 2019 een tweede testbak uit Brazilië vanuit de haven van Rotterdam op het terrein van [bedrijf] af laten leveren, en
  • voor de daaropvolgende bakken (onder andere uit Venezuela) gezocht naar een eigen kade met een loods erbij, en
  • omstreeks de maanden november en december 2019 drie bakken besteld met roestvrijstaal en daarna vier bakken besteld, waarbij één van deze bakken gevuld moest zijn met minimaal 300 kilo cocaïne en
  • informatie uitgewisseld over het verpakken, vervoeren en uithalen van de cocaïne met behulp van autowrakken en
  • op 5 december 2019 de te gebruiken invoerhaven bij Vlissingen bezocht.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 10 vierde of vijfde lid en artikel 10a eerste lid van de Opiumwet
medeplegen van een poging tot opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod
medeplegen van een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voorbereiden of bevorderen door
  • een ander trachten te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen of uit te lokken en/of
  • een ander trachten te bewegen om daarbij behulpzaam te zijn of om daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen te verschaffen en/of
  • zich of een ander gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen en/of
  • voorwerpen, vervoermiddelen en gelden voorhanden te hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit,
meermalen gepleegd.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft conform de procesafspraken gevorderd dat verdachte ter zake van feit 1, 2 en 3 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 32 maanden onvoorwaardelijk.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen inhoudelijk strafmaatverweer gevoerd en heeft de rechtbank verzocht aan te sluiten bij het strafvoorstel in de procesafspraken.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft zich beraden over het afdoeningsvoorstel en haar eigen afweging gemaakt bij de bepaling van de op te leggen straf. Daarbij heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat de voorgestelde straf in redelijke verhouding staat tot de ernst van de zaak, mede gelet op de straf(proces)rechtelijke en maatschappelijke voordelen die behaald worden met een afdoening middels procesafspraken. De rechtbank zal verdachte in lijn met de procesafspraken een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen voor de duur van 32 maanden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 45, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10, 10a en 11b van de Opiumwet.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank
Verklaart het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 32 maanden.

Dit vonnis is gewezen door mr. J. van Bruggen, voorzitter, mr. O.J. Bosker en mr. M.M. Spooren, rechters, bijgestaan door mr. L. Lamers, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 2 april 2024.
Mr. Bosker en mr. Spooren zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Bijlage: de tenlastelegging

Feit 1 - Criminele Organisatie
hij (op één of meer tijdstippen) in of omstreeks de periode van 1 juni 2018 tot en met 28 mei 2021, te Emmen en/of [plaats] en/of Zwolle en/of Rotterdam en/of Vlissingen en/of Amsterdam en/of [plaats] , althans (elders) in Nederland, en/of te Antwerpen, althans (elders) in België, en/of te Papenburg en/of Hamburg en/of Leipzig, althans (elders) in Duitsland, en/of te Natal en/of Fortaleza en/of Santos, althans (elders) in Brazilië, en/of in Costa Rica tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te
weten (onder andere) medeverdachte(n) [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 6] en/of [medeverdachte 2] en/of één of meer andere personen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van één of meer misdrijven als bedoeld in artikel 10 derde, vierde, vijfde lid en/of 10a eerste lid Opiumwet, betreffende het binnen het grondgebied van Nederland
brengen, (invoeren) en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren van een of meer (grote) hoeveelhe(i)d(en) cocaïne, althans harddrugs, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(art. 10 lid 5 Opiumwet, art. 2 ahf/ond A Opiumwet, art. 11b lid 1 Opiumwet)
Feit 2 - Zoutlijn -medeplegen poging invoer
hij (op een of meer tijdstippen) in of omstreeks de periode van 1 juni 2018 tot en met 23 december 2019, te Emmen en/of [plaats] en/of Zwolle en/of Amsterdam en/of Oldenburg en/of Düsseldorf, althans elders in Duitsland en/of [plaats] , althans (elders) in Nederland, en/of te Antwerpen, althans (elders) in België, en/of Natal, althans (elders) in Brazilië, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn medeverdachte(n) voorgenomen misdrijf om opzettelijk 100 kilogram (althans 100
blokken), althans 70,8 kilogram, althans 68 kilogram (althans 68 blokken), althans 66 kilogram (althans 66 blokken) cocaïne, althans in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
althans een hoeveelheid harddrugs als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, binnen het grondgebied van Nederland te brengen,
  • meermalen ontmoetingen heeft gehad met een of meerdere medeverdachten om de planning en organisatie van het transport van de cocaïne te bespreken en/of
  • contacten heeft gelegd en/of laten leggen met (een) perso(o)n(en) met invloed op de haven van Natal en/of
  • contacten heeft gelegd en/of laten leggen met fabrikanten van cocaïne (in Zuid-Amerika) en/of
  • contacten heeft gelegd en/of laten leggen met een exporterend bedrijf in zout (om te fungeren als katvanger) en/of
  • een bedrijf in [plaats] heeft geregeld om de deklading zout te importeren en/of
  • diverse betalingen heeft gedaan om de import van de cocaïne mogelijk te maken en/of
  • is afgereisd naar Brazilië om aldaar contacten de onderhouden en/of voorbereidingen voor het transport te treffen (o.a. het bekijken van het proces bij de zoutvuller) en/of
  • de cocaïne van de keuken naar de stad heeft laten brengen en/of
  • de (blokken) cocaïne heeft verstopt in zoutzakken en/of
  • de zoutzakken met cocaïne heeft geladen in een container en/of
  • de container heeft geprobeerd te versturen vanaf de haven van Natal
naar de haven van Antwerpen, met doorvoer naar [plaats] in Nederland, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(Artikel art 2 ahf/ond A Opiumwet, art 10 lid 5 Opiumwet, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
Feit 3 - Metaallijn medeplegen voorbereidingshandelingen invoer
hij (op een of meer tijdstippen) in of omstreeks de periode van 19 maart 2019 tot en met 28 mei 2021, te Emmen en/of [plaats] en/of Rotterdam en/of Vlissingen althans (elders) in Nederland, en/of te Antwerpen, althans (elders) in België, en/of te Papenburg en/of Hamburg en/of Leipzig, althans (elders) in Duitsland, en/of Santos, althans (elders) in Brazilië, en/of in Costa Rica en/of Venezuela tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van een of meerdere (grote) hoeveelhe(i)d(en) cocaïne, althans in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, althans een hoeveelheid harddrugs als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen,
  • een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen (10a, sub 1 OW), en/of
  • zich en/of een of meer anderen gelegenheid en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen (10a, sub 2 OW) en/of
  • voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden, dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en) (10a, sub 3 OW),
immers hebben verdachte en/of zijn medeverdachte(n)
  • meermalen ontmoetingen gehad om een dekmantel voor het vervoer van cocaïne, althans harddrugs, op te zetten in de vorm een bestaande en/of reguliere lijn van (bulkvracht(en)) oud ijzer en/of metaal en/of schroot en/of koper, en/of
  • een telefoon ter beschikking gesteld of laten stellen en/of gebruikt en/of laten gebruiken voor geheime communicatie over de metaallijn en/of
  • een of meerdere leveranciers en/of exporterende en/of importerende bedrijven als katvanger(s) aangezocht en/of laten aanzoeken en/of
  • informatie ingewonnen en/of laten inwinnen over de kosten en de winstgevendheid van de import van oud ijzer en/of metaal en/of schroot en/of koper (vanuit Zuid-Amerika) teneinde niet op te vallen, en/of
  • een of meer (test)bak(ken)/container(s) geregeld om de vervoerslijn te bestendigen, en/of
  • een bedrijf benaderd en/of laten benaderen voor het inklaren en het vervoeren van de testbakken ( [bedrijf] ) en/of
  • op 30 augustus 2019 een eerste testbak uit Costa Rica (vanuit de haven van Rotterdam) op het terrein van [bedrijf] af laten leveren, en/of
  • naspeuring verricht of laten verrichten naar de bij deze aflevering betrokken douane-medewerker (s), en/of
  • op 8 november 2019 een tweede testbak uit Brazilië (vanuit de haven van Rotterdam) op het terrein van [bedrijf] af laten leveren, en/of
  • voor de daaropvolgende bakken(onder andere uit Venezuela) gezocht naar een eigen plekje/kade met een loods erbij, en/of
  • op of omstreeks de maanden november en/of december 2019 drie bakken besteld met roestvrijstaal, en/of daarna vier bakken besteld, waarbij één van deze bakken gevuld moest zijn met minimaal 300 kilo cocaïne en/of
  • informatie uitgewisseld over het verpakken, vervoeren en uithalen van de cocaïne met behulp van autowrakken en/of
  • op 5 december 2019 de te gebruiken invoerhaven bij Vlissingen bezocht.
(Artikel art 10a lid 1 ahf/sub 1 alinea Opiumwet, art 10 lid 4 Opiumwet, art 10 lid 5 Opiumwet)
1. HR 27 september 2022, ECLI:NL:HR:2022:1252.